Inhoud  Gedetailleerde inhoud  Namenlijst

Systematiek en willekeur, Het verhaal van de politieke gevangen
 uit het arrondissement Mechelen,
Patrick Moreau, EPO, 2004
 Een initiatief van Kunst en Democratie vzw  
Bestelinfo
   

Deze publicatie is een initiatief van Kunst en Democratie vzw Arenbergstraat 1D 1000 Brussel

Met de steun van de Koning Boudewijnstichting en de Vlaamse Gemeenschap In samenwerking met het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk en het Joods Museum van Deportatie en Verzet, Mechelen

Onderzoek en samenstelling: Patrick Moreau (auteur) 
Coördinatie: Ivo Janssens, Rik Vanmolkot (Kunst en Democratie) 
Eindredactie: Rik Vanmolkot 
Het tentoonstellingsconcept danken we aan Bram Bresseleers

Uitgeverij EPO, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Berchem Tel: 32 (0)3/239.68.74Fax: 32 (0)3/218.46.04, E-mail: uitgeverij@epo.be, www.epo.be

Omslagontwerp: Jan Depover

© Documenten en de meeste foto's: Archief DDO van de Dienst voor
Oorlogsslachtoffers
Vormgeving: epo
Druk: drukkerij epo

Isbn 90 6445 300 4 D 2003/2204/10 Nugi 740 - 680

Verspreiding voor Nederland: Centraal Boekhuis Culemborg & Scholtens Sittard

    

Inhoud

   

Korte inhoud   Naar gedetailleerde inhoud

Inhoud

Voorwoord


Inleiding


Organisatie van de politiediensten in het Derde Rijk
Het vervolgingsbeleid in nazi-Duitsland
Het verzet in België  
De gevangenissen
Concentratiekampen
Politieke gevangenen

De Zwarte Hand in Klein-Brabant en omstreken
 
Duffel
Heist-op-den-Berg
Lier
Mechelen
De partizanen van Boortmeerbeek
'Gevaarlijke drijverijen' in de Rupelstreek

Besluit

Lijst overleden politieke gevangenen uit het arrondissement Mechelen

Bijlagen

Beknopte bibliografie  

Achterflap

   

Gedetailleerde inhoud Korte inhoud

    
Inhoud
Voorwoord
Inleiding
 
Organisatie van de politiediensten in het Derde Rijk
     Inleiding
     De SS
     De Sicherheitsdienst
     Reichssicherheitshauptamt
 
Het vervolgingsbeleid in nazi-Duitsland

     Inleiding
     De Rechtbanken
     De rechters
     De advokaten
     Het strafrecht
 
De nazi-vervolging in België

     Inleiding
     De Duitse politiediensten
     De feldgendarmerie
     De geheime feldpolizei
     De Abwehr
     De SIPO/SD 
     Verscherpte verhoren
     De Duitse rechtbanken in België en het Nacht- und Nebeldecreet
           De Militaire rechtbanken
           Sondergerichten
           Het Volksgericht
 
Het verzet in België

     Vijf statuten
     De Belgische diensten
     De Britse diensten
     Verzetsgroeperingen
           Inlichtingendiensten
           Ontsnappingelijnen
           Clandestiene pers
           Gewapend verzet
                 Het Geheim leger
                 Het communistisch verzet
                 Onafhankelijkheidsfront
                 De Witte Brigade
                 De Nationale Koninklijke beweging
                 Groep G
 
De gevangenissen

       Esterwegen
       Sonnenburg
       Wolfenbüttel
       Gross-Strehlitz
 
Concentratiekampen

       Dachau
       Sachsenhausen/Oraniënburg
       Neuengamme
       Buchenwald
       Dora-Mittelbau
       Flossenburg
       Bergen-Belsen
       Mauthausen
       Gross-Rosen
       Ravensbrück
       Het Belgisch concentratiekamp Breendonk (AL Breendonk)
  
Politieke gevangenen
 
       Begrip 'politieke gevangene'
       Politieke gevangenen in nazi-Duitsland
       Statuten
       Wetsontwerp
           Zijn memorie van toelichting
       De wet
       Toepassingsmodaliteiten
          
De aanvaardingscommissies
           De beroepscommissie
           De gemeentelijke consultatieve commissies
   
 Kaart
  
De Zwarte Hand in Klein-Brabant en omstreken  
    Ontstaan en activiteiten
    Vervolging en gevangenschap in België
    In Duitsland
   
Een selectie:
    Boom:           Edmond MAES
    Bornem:       
Louis POLFLIET
    Hingene:        Carolus Ludovicus VAN GUCHT
    Liezele:         Kamiel DE CLERQ
    Lippelo:        
Jozef-Albertus PEETERS
    Londerzeel:   
Alfons MOEYERSOENS
    Malderen:     
Jozef VERMAESEN
    Niel:             
Paul BASTIAENS
    Puurs:          
Remy Leon DE MOL                  Clement DIELIS             Jan MARIS
    Ruisbroek:     Jozef, Hendrik VAN BENEDEN   Frans VAN BENEDEN
    Sint-Amands: Alfons MOORTGAT                    Ludovicus KOEK
    Tisselt:          Marcel DE MOL                         Petrus VAN ZAELEN     Willem VAN ZAELEN
   
Duffel
Een selectie:  Jaak GULDENTOPS  
                     Jos, Augustijn SELS  
                     Albert VAN HOOF
   
Heist-op-den-Berg  
     Het onafhankelijksfront
     Jeugdfront voor de Vrijheid
     Partizanenkorps Heist-op-den-Berg
     Groep Lambert Heist-op-den-Berg
Een selectie: Richard BASTIJNS
                    Georges CALUWAERT
                    Georges DE WEYER
                    Jozef THIJS
                    Frans Leonard VAN OVERSTRAETEN
                    Joannes (Jan) VERBEECK
                    Henri VERSLUYS
    
Lier  
    Belgische Brigade/Witte Brigade afdeling 26
              Ontstaan en organisaties
              Activiteiten

    Het Belgisch Legioen/Geheim Leger Sector Lier
              Ontstaan en organisatie
    Het Nationaal Legioen
Een selectie: Joanna Maria AERTS
                    Ludovicus Eduard BERVOETS
                    Josephus Leonardus COOL
                    Eugenius GEUNS
                    Zoé (Jozefa) GUWIE
                    Roger PAREZ
                    Theodor PROOST
                    Francis Gilbert RUYTS
                   Jozef, Jan STEUKERS
                   Ghislain Maurice TEEUWS
                   François Josse VAN ARKKELS
                   Louis VAN BOECKEL
                   Arthur VANDERPOORTEN
                   Emiel VERHOFT
                   Raymond VERSTAPPE
  
Mechelen
     Het Onafhankelijkheidsfront
     De partizanen
     Groep Bayard/Lijn K
     De Nationale Koninklijke Beweging, afdeling Mechelen-Muizen
     Het geheim leger Mechelen
     Groep G
     De Belgische Brigade Mechelen
Een selectie: Leo ACKERMAN
                    Raymond ACKERMAN
                    Eugène BOSSIROY
                    Desiderius BOUCHERY
                    Armand BUS
                    Elisabeth DESOLEIL
                    Hendrik FRIEDMAN
                    Leopold HAMMEL
                    Maria INDEGRACHT
                    Amaury LASSERONT
                    Jozef SCHEPPERS de BERGSTEIN
                    Philippe SCHMITT
                    Martha SOMERS
                   Julia STEVENS
                   August VAN DER AUWERA
                   Oscar VANKESBEECK
    
De partizanen van Boortmeerbeek
Een selectie: Alfons Hubertus CAMPS
                    Alfons DOCKX
                    Désiré MERTENS
'Gevaarlijke drijverijen' in de Rupelstreek  
Een selectie: Albert LENIE
                    Jan NEUTJENS
                    Hendrik SELLESLAGHS
                    Adolf VAN DEN HEUVEL
     
Besluit
   
Lijst overleden politieke gevangenen uit het arrondissement Mechelen
     De overleden leden van de Zwarte Hand
     Overleden politieke gevangenen uit Heist en omstreken
     Overleden politieke gevangen uit Lier
     Overleden politieke gevangenen uit het Mechelse
     Overleden leden van de partizanengroep Boortmeerbeek
     Overleden politieke gevangenen van de partizanengroep Rupelstreek
  
Bijlagen
     Bijlage   I - Executie van gijzelaars door de bezetter
     Bijlage  II - Groep Draeyers
     Bijlage III - Natzweiler-Struthof
   
Beknopte bibliografie  
     Deel  I
     Deel II
  
    

Voorwoord 

   

Opkomen voor vrijheid en democratie en tegen onrecht en dictatuur is van alle tijden...

Kunst en Democratie vzw werd door kunstenaars en cultuurwerkers opgericht na de eerste zwarte zondag begin jaren '90, met als bedoeling de kunst- en cultuurwereld in het gelid te brengen tegen de opkomst van uiterst rechtse en populistische tendensen in onze samenleving en ook om aandacht te vragen voor het recht op cultuur van de achtergestelden in onze samenleving en de rol die de kunst- en cultuurwereld daarbij kan spelen.

De vzw nam zich daarbij ook voor regelmatig via evenementen aandacht te besteden aan relevante maatschappelijke thema's.

Deze publicatie verschijnt naar aanleiding van 'Onvoltooid Verleden Tijd', een tentoonstellingsproject van Kunst en Democratie tijdens de lente van 2003. Dat project omvat o.a. de Europese première - buiten Duitsland - van de indringende tentoonstelling 'Leben-Terror-Geist' tijdens het cultuurjaar Weimar 99 op initiatief van de 'Stiftung Gedenkstätten Buchenwald und Mittelbau-Dora'. Ze portretteert 73 kunstenaars en intellectuelen vanuit heel Europa die in het concentratiekamp Buchenwald bij Weimar verbleven tussen 1937 en 1945. Het enige wat al deze mensen met elkaar verbindt is hun gevangenschap in Buchenwald.

We wilden ook een lokale verankering van ons project. Deze publicatie en de tentoonstelling die eraan gewijd is, handelt over politieke gevangenen in België, meer specifiek over de politieke gevangenen uit het arrondissement Mechelen. Wat hen bindt is dat ze vanuit België in de gevangenissen, gevangenkampen en concentratiekampen van het Duitse Rijk terecht kwamen en daar of vlak na hun thuiskomst stierven, dan wel terechtgesteld werden in België tijdens de bezetting.

De overtuigingen, verhalen en activiteiten van deze mensen en de groeperingen waartoe ze behoorden zijn een belangrijk, maar spijtig genoeg tot dusver onderbelicht deel van ons democratisch erfgoed. Kunst en Democratie vraagt met deze publicatie aandacht voor de politieke gevangenen uit de Tweede Wereldoorlog, een wat ondergesneeuwd onderwerp.

Dit werk is slechts een aanzet en belicht slechts een deel van de problematiek. Zo worden bijvoorbeeld alleen de personen belicht die omkwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog of net erna, en vooral degenen die het statuut van politiek gevangene kregen. De jonge auteur, Patrick Moreau, wijdt daarover uit in zijn inleiding.

Kunst en Democratie hoopt dan ook dat dit initiatief navolging kan krijgen, en dat andere aspecten en andere gebieden in Vlaanderen en België ook aan bod zullen komen. In die zin is deze publicatie ook een oproep.

Onze dank gaat naar Patrick Moreau, die met veel respect en zin voor nuance en detail deze onderzoeksopdracht aanvaardde en tot een goed eind bracht. Dank ook aan de velen - overheden, instellingen, organisaties, verenigingen en individuen - die ons tentoonstellings- en publicatieproject ondersteunen.

Voor deze publicatie geldt bijzondere dank aan de Vlaamse Gemeenschap en de Koning Boudewijnstichting, alsook aan het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk en het Joods Museum van Deportatie en Verzet te Mechelen, zonder wie dit werk niet mogelijk was geweest.

Maar vooral denken we aan al diegenen waarover deze publicatie gaat, die ons nu al meer dan een halve eeuw verlaten hebben en die we niet meer kunnen danken.

Zij en wij leven in een 'onvoltooid verleden tijd'.

Kunst en Democratie

  

Inleiding

   
Deze publicatie wil de aandacht vestigen op personen in België die hun verzet tegen de bezetting door het Derde Rijk en de daarbij horende Nieuwe Orde met hun leven hebben bekocht. Ze kwamen terecht in gevangenissen, gevangeniskampen, concentratiekampen en dodenmarsen, werden ter dood veroordeeld en terechtgesteld of als gijzelaar uitgekozen uit de gevangen verzetslieden en zonder proces gefusilleerd in Breendonk, op de Nationale Schietbaan te Brussel of elders.

Het waren mannen zowel als vrouwen, adolescenten, volwassenen en ouderen, intellectuelen en ongeschoolden, mensen met een vrij beroep, ambtenaren, arbeiders, bedienden, middenstanders, boeren, militairen en burgers. Ze behoorden tot allerhande ideologische en politieke strekkingen en geloofsovertuigingen. Mensen zoals u en ik.

Wanneer het woord 'concentratiekamp' valt denken velen onmiddellijk aan de jodenvervolging en de stelselmatige uitroeiing van ongeveer zes miljoen mensen omwille van hun ras. Wanneer ik laat vallen dat mijn grootouders in een concentratiekamp hebben verbleven, vraagt bijna iedereen onmiddellijk of zij joods waren. Dat misverstand bewijst de noodzaak aan een betere duiding in verband met de politieke gevangenen.

Vandaag, meer dan een halve eeuw nadat de overlevenden van de concentratiekampen terugkeerden, zijn de overleden en nog levende slachtoffers van de politieke vervolging vrijwel uit ons collectief geheugen gewist. De 41.275 erkende politieke gevangenen - waaronder 13.958 ten postume titel - verdienen deze vergetelheid niet. Kenmerkend is de minimale aandacht die in de media besteed wordt aan de jaarlijkse herdenking eind augustus, begin september van de 'Bevrijding der Kampen' in het fort van Breendonk.

Het is een zeer goede zaak dat sinds een aantal jaren holocausteducatie een verplicht onderdeel is in het leerplan van de verschillende onderwijsnetten. De problematiek van de politieke gevangenen is dat echter nog niet. Het bezoek dat vele scholieren aan het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk brengen is weliswaar een klein lichtpunt.

Deze publicatie vergezelt de tentoonstelling met dezelfde naam die de overleden politieke gevangenen uit het arrondissement Mechelen opnieuw onder de aandacht brengt door een aantal onder hen te belichten in het kader van hun verzetsgroep.

Vooraleer over verzet te spreken hoort uitleg over hoe de politieke vervolging van tegenstanders in nazi-Duitsland ontstond en in zijn werk ging, en wat de rol van de wetgeving, de politie, de advocatuur en de magistratuur daarbij was. Daarbij valt op hoe alle waarborgen van een democratische rechtsstaat stelselmatig werden uitgehold en het rechtsprincipe ondergeschikt werd gemaakt aan de nazi-ideologie.

Ook een schets van het Duits gerechtelijk systeem in België en Noord Frankrijk, het gebied dat bestuurd werd door de Militärverwaltung onder Generaal Alexander von Falkenhausen, is noodzakelijk om te verstaan hoe en waarom deze mensen aangehouden werden.

Verder in deel 1 worden de gevangenissen, strafkampen en concentratiekampen gesitueerd, zodat we de situatie waarin duizenden van onze landgenoten terechtkwamen beter kunnen begrijpen.

Ook het A-Lager (Auffanglager of opvangkamp) van Breendonk, hét symbool van de politieke vervolging in België, komt aan bod. Het behoorde volgens de politieke gevangenen samen met Mauthausen en Gross-Rosen tot de wreedste onder de kampen. Bovendien waren er na Sachsenhausen en Buchenwald het meeste Belgen opgesloten.

De verschillende vormen die het verzet in België aannam worden nader bekeken.

Tot slot wordt uitgelegd wat het begrip politieke gevangene inhoudt en welke criteria de Belgische staat hanteert om iemand als politiek gevangene te erkennen.

In deel 2 gaat bijzondere aandacht naar de verzetsgroepen die in het arrondissement Mechelen actief waren. Daarbij wordt vertrokken van de afbakening van het vooroorlogs arrondissement Mechelen, met als voornaamste steden en gemeenten Mechelen, Lier, Duffel, Heist-op-den-Berg, Putte, Willebroek, Puurs en de omliggende kleinere gemeenten.

Op basis van literatuur en van de namen op monumenten werd een zo volledig mogelijke lijst opgesteld, waarmee naar de Dienst voor Oorlogsslachtoffers in Brussel getrokken werd om dossiers te kunnen consulteren, voor zover die bestonden. Twee soorten dossiers werden geraadpleegd: die van de Dienst Documentatie en Onderzoek (ddo) - die de belangrijkste informatie over de personen en hun gevangenschap bevatten en waar er soms een foto kon worden teruggevonden -, en daarnaast werden ook de statutendossiers nagetrokken die de erkenningprocedures weergeven.

De processen-verbaal van de getuigenissen en getuigschriften van de verschillende verzetsgroeperingen die zich in die laatste dossiers bevinden zijn van primordiaal belang om de personen te situeren. De belangrijkste stukken werden digitaal gefotografeerd. Het valt op dat sommige dossiers zeer rijkelijk gestoffeerd zijn met Duitse processtukken, kampfiches en foto's, terwijl andere slechts karige informatie bevatten. Bepaalde delicate informatie over mensen van wie beweerd werd en wordt dat ze verklikkers waren, wordt niet openbaar gemaakt om de families van de slachtoffers en van de daders niet nodeloos te kwetsen. Het ontbreken van geboortedata heeft in bepaalde gevallen belet de relevante dossiers op te vragen, zodat er mogelijks een aantal personen tussen de mazen van het net zijn geglipt. Daarnaast werden in bepaalde gevallen geen dossiers teruggevonden, wat er kan op wijzen dat de eventuele rechthebbenden van deze overledene nooit een aanvraag tot erkenning hebben ingediend.

De selectie gebeurt per stad of gemeente, en per verzetsbeweging, met uitzondering van 'De Zwarte Hand', een van de vroegste georganiseerde verzetsgroepen in België die in verschillende gemeenten van Klein-Brabant en de Rupelstreek actief was. Voor de leden van De Zwarte Hand werden voorbeelden per gemeente geselecteerd. De meeste toegelichte personen dragen de titel van politieke gevangene en zijn begunstigde van het statuut van politiek gevangene. Waar dit niet het geval is wordt het vermeld.

Ten titel van voorbeeld hebben we een 65-tal postuum erkende politieke gevangenen uit het arrondissement summier geportretteerd en gekaderd in de verzetsgroepen waartoe ze behoorden. Bij die keuze werd getracht niet alleen de kopstukken - die meestal tot de 'betere' maatschappelijke klassen behoorden - te belichten, maar ook de zogenaamde 'kleine man' die de meerderheid van de weerstandsgroepen uitmaakte. De keuze werd ook bepaald door de hoeveelheid informatie die over hen kon teruggevonden worden. Ook individuen die niet tot het georganiseerd verzet behoorden worden voorgesteld, en ook personen die geen erkenning kregen, ofwel omdat die nooit werd aangevraagd, ofwel omdat erkenning geweigerd werd wegens vrijwillige arbeid voor de vijand.

Er wordt al te dikwijls voorbijgegaan aan de vrouwelijke politieke gevangenen. De meeste onder hen worden geportretteerd, alhoewel zij slechts een klein percentage van het totaal vertegenwoordigen.

De volledige namenlijsten per beweging of per gemeente worden in bijlage vermeld.

Mijn dank geldt de medewerkers van de Dienst voor Oorlogsslachtoffers en in het bijzonder Mevrouw Sophie Vandepontseele, hoofd van de dienst archieven en documentatie, voor hun welwillende hulp. Ook aan Ward Adriaens, conservator van het Joods Museum van Deportatie en Verzet, Louis Van Beneden, Marcel Arras, Paul Baeten, Desiré Beeck, Jan Neutjens en aan Lydia Smets en Bertha Palma-Ureel, die mij met raad en daad hebben bijgestaan en hun persoonlijke documenten ter beschikking stelden, en last but not least aan mijn moeder Linda Sevens voor haar logistieke steun, mijn oprechte dank.

Ik draag dit werk op aan mijn grootvader Dirk Sevens, omgebracht in Breendonk, en aan mijn grootmoeder Hilda Sevens-Daneels, die Ravensbrück overleefde, en aan alle andere politieke gevangenen.

Patrick Moreau
Antwerpen, maart 2003

    

Organisatie van de politiediensten in het Derde Rijk 

   

Inleiding

Een schets van de evolutie van de gerechtelijke en politionele apparaten van het Derde Rijk laat ons begrijpen hoe die uiteindelijk konden aangewend worden om politieke tegenstanders uit te schakelen.

Na de machtsovername van de Weimarrepubliek op 30 januari 1933 wilden de nieuwe nationaal-socialistische leiders hun politieke tegenstanders monddood maken. Daarvoor moesten de politiediensten hervormd worden, Duitsland moest een politiestaat worden.

De ss

De ss, de Schutz-Staffeln, die voor de putsch de interne veiligheidsdienst van de nazi-partij was, zou de motor worden van het nieuwe politiesysteem. Heinrich Himmler voerde al sinds 1929 het bevel over deze ss'ers, de elite van de nationaal-socialisten, geselecteerd op basis van raszuiverheid: blond haar, blauwe ogen en grote gestalte. Karakter, deugd en onvoorwaardelijke trouw aan Führer Hitler waren ook essentieel. ss'ers moesten een stamboom kunnen voorleggen die terugging tot 1650 en mochten geen drager zijn van erfelijke ziektes. Een ss'er die wilde trouwen moest toelating vragen, dan werd ook onderzocht of zijn aanstaande wel Arisch genoeg was. Zo wilde men een superieur Herrenvolk creëren, toekomstige wereldleiders. Himmler wilde naar oud-Germaans model een systeem van clans, kleine familiegemeenschappen vormen met een eigen religie en manier van leven.

Ss'ers moesten dienst nemen bij de politie, de veiligheidsdienst, de geheime staatspolitie en het leger. Hun zwart uniform met doodskop symboliseerde hun elitair karakter. De ss-leuze 'Meine Ehre heisst Treue', die hen werd gegeven door Hitler zelf, is vandaag nog te zien in de voormalige kantine in het Fort van Breendonk. Als bewakers en bestuurders van concentratiekampen, als organisatoren van deportaties (Adolf Eichmann) en als leden van de moordcommando's (Einzatsgruppen) brachten de ss'ers ongeveer een miljoen mensen om, nog voor de kampen operationeel werden.

Ook het meedogenloze optreden van de Waffen ss, de militaire ss, was berucht. In het kamp van Breendonk voerde Sturmbannführer Philip Schmitt, bijgestaan door Untersturmführer Prauss en Belgische ss'ers, een waar schrikbewind, in overeenstemming met de orders van het bestuur van de concentratiekampen. Later werd Schmitt ook een jaar lang commandant van de Mechelse Dossin-Kazerne, van waaruit 25.257 joden naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd werden. Slechts 1.207 onder hen overleefden de oorlog.

In de zomer van 1933 richtte de tweede commandant van Dachau, Theodoor Eicke, een paramilitaire training in voor ss'ers. De terreur in de kampen moest professioneel georganiseerd worden. Leidraad was de wereldbeschouwing van de ss: een mens is slechts een kleine schakel in de keten die de vorige met de toekomstige generatie verbindt. De ss was volgens Himmler een korps van politieke soldaten dat de vijanden van de volksgemeenschap, binnen en buiten het land, met alle mogelijke middelen moest bestrijden.

De Sicherheitsdienst


In augustus 1931 richtte Himmler de Sicherheitsdienst (sd) op, de geheime dienst van de partij. Reinhard Heydrich werd de leider. Na de machtsovername in 1933 rekruteerde hij agenten over heel het land. Die dienst moest onderzoek verrichten naar mogelijke politieke tegenstanders die de partij en het regime konden bedreigen. Himmler werd in 1933 hoofd van de politieke politiediensten van alle deelstaten, met uitzondering van de belangrijkste, Pruisen. Zo werd hij de tweede machtigste man van het regime. Op bevel van Himmler werd de sd op 4 juli 1934 de enige staatsveiligheidsdienst.

Tijdens de beruchte 'nacht van de lange messen', 30 juni 1934, waarbij de sa, de Sturmabteilung - de paramilitaire stormtroepen van de Nationaal-Socialistische Arbeiderspartij nsdap - werd uitgeschakeld, verstevigden Himmler en de ss hun machtspositie. Op 20 november 1934 werd Himmler aangesteld als hoofd van de Gestapo, de Geheime Staatspolizei of geheime politie die zich bezig hield met het opsporen van politieke misdrijven tegen het Derde Rijk en de aanhouding van staatsgevaarlijke individuen. De acties van de Gestapo konden niet door de gebruikelijke administratieve rechtbanken worden beoordeeld, enkel door de eigen hiërarchische overheid. Zo werd controle op eventuele onwettelijkheden onmogelijk. In juni 1936 decreteerde Hitler dat alle politionele macht in handen van Himmler moest gecentraliseerd worden. Himmler richtte vervolgens de Sicherheitspolizei (sipo) op, met twee afdelingen: Gestapo en Kriminal Polizei (kripo). Toen was het hek helemaal van de dam: van toen af werden ss'ers politieofficieren en politieofficieren ss'ers.

De dagelijkse leiding van de Gestapo werd waargenomen door Heinrich Müller, lid van de Beierse politieke politie en pas sinds 1934 lid van de ss. De man had al wel zijn strepen verdiend: hij was berucht om zijn vervolging van communisten tijdens de Weimarrepubliek. De Gestapo voerde het politiewerk uit: zij arresteerden en ondervroegen politieke tegenstanders die door de sd of door eigen of partij-informanten aangebracht werden. De meeste opposanten werden in concentratiekampen opgesloten, onder het regime van de Schutzhaft, de beschermende bewaring. De kelders van het hoofdgebouw van de Gestapo aan de Prinz Albrechtstrasse nummer 8 in Berlijn werden gebruikt als gevangenis en werden berucht om hun martelpraktijken en strenge verhoren.

Reichssicherheitshauptamt


Op 27 september 1939 werd het Reichssicherheitshauptamt (rsha) opgericht, zo werden sd en sipo in feite samengesmolten. Deze instelling had zeven onderafdelingen: een was bevoegd voor personeel, de volgende voor organisatie en administratie, de derde voor de bezette gebieden, de vierde voor onderzoek en bestrijding van vijanden, de vijfde voor misdaadbestrijding, de zesde voor buitenlandse staten en de zevende voor ideologieën. Elk van deze secties was nog eens onderverdeeld in verschillende afdelingen. Voor de politieke gevangenen was sectie 4 van belang, met zijn diverse onderafdelingen:

4A 1: voor communisten, marxisten en aanverwante organisaties, misdaden in oorlogstijd, illegale en vijandelijke propaganda;
4A 3: voor reactionaire krachten, oppositie, legitimisten, liberalen, emigranten en politiek verraad;
4B 1-3: voor godsdiensten, sekten, vrijmetselaars;
4B 4: voor joodse zaken, evacuatie (Eichmann);
4C 1: fichesysteem van verdachte personen;
4C 2: Schutzhaft;
4C 3: voor pers en literatuur;
4D 4: voor de bezette gebieden, waaronder België.

De bureaucratische indeling van de organisatie toont hoe belangrijk het politieapparaat was als instrument van ordehandhaving, tegen alle mogelijke andersdenkenden.

   
Het vervolgingsbeleid in nazi-Duitsland 
   

Inleiding

'Eén Rijk, één Volk, één Führer': dat was het credo van Hitler en de Nationaal Socialistische Arbeiderspartij, de nsdap. Duitsland moest een rijk worden met een raciaal homogeen volk, geleid door een almachtige leider. Al wie niet tot het volk behoorde omwille van ras, geloof of overtuiging, ideologie of handicap, werd beschouwd als staatsgevaarlijk. De Führer was dé autoriteit op alle gebied. De scheiding der machten, kenmerk van een parlementaire democratie, werd door het Derde Rijk vanaf 1933 geleidelijk aan afgebroken. De rechterlijke macht werd meer en meer een instrument van de partij en de Führer. Artikel 19 van het nsdap-programma van 1920 stelt dat het Romeinse recht moest vervangen worden door een Germaans volksrecht, een recht in overeenstemming met de eigenheid van het Duitse volk. In praktijk werd het bestaande rechtsstelsel uitgehold door middel van nieuwe wetten en decreten die de ideologie van het regime uitvoerbaar maakten; het raszuivere Duitse volk moest met behulp van legale, politionele en justitiële acties in de pas lopen.

De nieuwe wetgeving, de nieuwe rechtbanken en bijbehorende politiediensten moesten ervoor zorgen dat politieke tegenstanders, raciale problemen, mentaal en fysisch gehandicapten, landlopers, homoseksuelen... op een adequate manier werden aangepakt. Partijleden en leden van de ss, sa, arbeidsdienst en militairen werden door speciale rechtbanken berecht. Ook de corporatistische organisaties, waarin werkgevers en werknemers verenigd werden, mochten disciplinaire sancties opleggen.

De rechtbanken

Er kwamen nieuwe wettelijke principes die de rechters moesten toepassen in hun vonnissen. Rechtsgeleerden als Karl Schmitt wezen het normatieve van de wet af: het reglementeren van de relaties tussen de burgers onderling en de burger tegenover de staat. De wetgeving moest een instrument worden van de soevereine macht om de orde te verzekeren. In die nieuwe orde moest de enkeling volledig ondergeschikt zijn aan het belang van volk en staat. Wat nuttig was voor de natie was wettelijk, wat de natie schaadde onwettelijk. De Führer was de hoogste autoriteit, zijn wil was wet en iedereen moest zijn bevelen opvolgen, ook op gerechtelijk vlak. 'Iedereen gelijk voor de wet' en 'de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht' - principes die sinds de Verlichting en de Franse Revolutie de West-Europese staatsstructuren kenmerkten - bestonden niet meer. Willekeurige aanhoudingen, gevangenzetting zonder proces en een inhumane strafuitvoering werden kenmerkend voor het Duitse Rijk.

Die manier van beslissen liep via hiërarchische weg, tot in de laagste echelons, en veroorzaakte een immense papierberg in de nazi-administratie. Deze manier van werken liet de Duitse oorlogsmisdadigers in de na-oorlogse processen, te Nürenberg, toe zich ook verschuilen achter het 'Befehl ist Befehl'.

De rechters

De meeste rechters waren bij aanvang van het Derde Rijk reeds van rechts-nationalistische signatuur. Ze waren onafhankelijk en benoemd voor het leven. Op 7 april 1933 werd een wet uitgevaardigd om het openbaar ambt opnieuw in te richten. Vanaf dat ogenblik konden rechters worden afgezet of uitgerangeerd omwille van politieke motieven. Een decreet van 1935 voorzag dat rechters, zoals ambtenaren, door de partij moesten worden benoemd. Artikel 71 van de wet van 26 januari 1937 op de ambtenarij stelt dat ambtenaren verplicht met pensioen moesten als zij niet loyaal waren aan het Derde Rijk. Een memorandum van Hitler van 12 augustus 1938 bepaalde dat dit ook voor rechters gold. Het zelfbeschikkingsrecht van de individuele rechtbanken werd eveneens aangetast: de voorzitters werden benoemd door de minister van Justitie. Alle macht lag dus in handen van de openbare aanklager en de rechterlijke macht werd een instrument van het regime.

De advocaten

De Duitse advocaten hadden vóór 1933 een vrij beroep, zoals nu nog bij ons het geval is, met een eigen plichtenleer en tucht. Maar in het Derde Rijk bepaalde het ministerie van Justitie en Hans Franck, leider van de Duitse Rechtsacademie, wie het beroep van advocaat mocht uitoefenen. Alle advocaten moesten de eed van trouw aan Hitler afleggen.

Een kamer van advocaten waarvan de leden benoemd werden door Franck en de minister van Justitie zag toe of de advocaten zich wel gedroegen volgens de nsdap-ideologie. Overtredingen werden door een ereraad beoordeeld. De rechten van verdediging kwamen daardoor in het gedrang, vermits advocaten vooral rekening moesten houden met de belangen van de natie.

In hun opleiding werden advocaten, maar ook rechters, openbare aanklagers en notarissen geïndoctrineerd: de nazi-ideologie en de bloed-en-bodem-theorie stonden op het studieprogramma.

Het strafrecht

Het Duits strafwetboek, dat misdrijven en hun straf omschrijft, werd eveneens aangepast aan de noodwendigheden van het vervolgingsbeleid van het Derde Rijk. De belangrijkste wijzigingen kwamen tussen 1933 en 1936 tot stand.

Het decreet van 28 februari 1933 op de bescherming van volk en staat liet, door de opschorting van een reeks grondwettelijke rechten, de Gestapo toe politieke tegenstanders in verzekerde bewaring te nemen. De opsluiting was ongelimiteerd in de tijd en moest niet noodzakelijk tot een proces leiden. (In België bijvoorbeeld moet een verdachte die door een politiedienst wordt voorgeleid, binnen de 24 uur voor de onderzoeksrechter verschijnen, die dan een beslissing neemt omtrent de eventuele vrijheidsberoving.) Dit decreet werd ingegeven door de brandstichting van de Reichstag door de Nederlandse communist Van der Lubbe op 27 februari, daags voordien. De persvrijheid, bewegingsvrijheid, vrijemeningsuiting, het recht op vrije vergadering, het briefgeheim enz. werden in één trek afgeschaft.

De communisten waren de eerste slachtoffers van dit nieuwe besluit, maar uiteindelijk werden alle partijen - behalve de nsdap natuurlijk - buiten de wet gesteld. Iedereen die zich politiek distantieerde van het regime werd op dezelfde manier behandeld. Dat gold ook voor christenen, getuigen van Jehova, vrijmetselaars en anderen.

Een tweede decreet van 21 maart 1933, later vervangen door het decreet van 20 december 1934, liet toe dat kritiek op het regime of op zijn gezagdragers bestraft werd met gevangenisstraffen of aanleiding kon geven tot Sicherheitshaft. Met dit decreet werden ook uitzonderingsrechtbanken ingericht om alle politieke misdrijven, met uitzondering van hoogverraad, te bestraffen. Deze Sondergerichten werden bemand door drie nationaal-socialistische rechters. Hoger beroep was uitgesloten.

In het Derde Rijk en ook in de bezette gebieden moest men te allen tijde op zijn woorden letten, want de Gestapo had overal informanten die subversieve uitspraken rapporteerden en dat kon leiden tot veroordeling en opsluiting. Valse beschuldigingen, ingegeven door persoonlijke onenigheden, hadden een echte terreur tot gevolg. De Duitse volksgemeenschap moest gevrijwaard blijven van alle dissonante meningen en invloeden: wie niet in de groep paste moest bestraft, heropgevoed of permanent verwijderd worden. Subversieve uitspraken werden meestal bestraft met één tot zes maanden opsluiting. Politieke misdrijven werden overgedragen aan hogere rechtbanken.

De wet 'Lubbe' van 29 maart 1933 voorzag de doodstraf voor brandstichting; dat was tegen de principes van 'nulla poena sine lege' (geen straf zonder wet).

Naar aanleiding van de vrijspraak van de communistische medeverdachten in het proces Van der Lubbe werden strafrecht en strafprocedure aangepast door de wet van 24 april 1933. Voortaan moest een Volksgericht te Berlijn alle gevallen van hoogverraad behandelen. In deze rechtbank zetelden twee rechters, geflankeerd door vijf partijfunctionarissen. De leden werden op voorstel van de minister van Justitie voor vijf jaar benoemd door kanselier Hitler. Hoger beroep was uitgesloten, maar een genadeverzoek leidde soms tot strafverlichting. Roland Freisler was er de beduchte voorzitter van. Hij heeft bijvoorbeeld kopstukken van De Zwarte Hand, een verzetsgroep uit Klein-Brabant en omstreken (zie deel 2), ter dood veroordeeld.

De wet van 28 juni 1935 op de verandering van de strafwet voerde het principe van de analogie in. Een misdrijf dat niet uitdrukkelijk strafbaar werd gesteld door de wet, kon worden bestraft naar analogie van een gelijkaardig misdrijf dat wel was voorzien in de wet. Dat betekende de formele afschaffing van het beginsel dat geen straf zonder wettelijke voorziening kan worden uitgesproken. Bovendien kon de ss tussenkomen in de strafbepaling. De ss kon zelfs een nieuwe rechtszaak uitlokken om een zwaardere straf te bekomen. Met dit rigoureus strafrecht steeg het aantal doodstraffen opmerkelijk, vooral vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog.

  

De nazi-vervolging in België 

   

Inleiding

Na de capitulatie van 28 mei 1940 werd België een bezet land. Het Derde Rijk opteerde voor een militair bestuur, de Militärverwaltung. Generaal Alexander Freiherr von Falkenhausen werd de militaire gouverneur. Onder hem ressorteerden twee hoofdkwartieren: de Kommandostab en de Verwaltungsstab, onder leiding van Eggert Reeder. Deze laatste dienst stond in voor het eigenlijke bestuur van België én Noord-Frankrijk (de departementen Nord en Pas de Calais). Alle administratieve diensten van ons land waren eraan ondergeschikt. Het militaire bestuur bracht zijn eigen politiediensten en krijgsgerechten mee om misdaden tegen de Duitse autoriteiten adequaat te bestrijden.

De Duitse politiediensten in België

Initieel had de Duitse militaire overheid twee politiediensten voorzien, de Feldgendarmerie en de Geheime Feldpolizei (gfp). Maar in de zomer van 1940 vestigden ook de Gestapo en de sd zich te Brussel.

De Feldgendarmerie

De Feldgendarmerie telde een duizendtal personen in militair uniform. Ze hielden zich vooral bezig met het opsporen van dienstweigeraars en het bestrijden van de zwarte markt. Een hulpgendarmerie rekruteerde onder de Belgische onderdanen en Duitsers die in België woonden.

De Geheime Feldpolizei

De Geheime Feldpolizei (gfp) was verdeeld over België en Noord-Frankrijk: negen groepen van ongeveer 50 personen elk werden gelegerd te Antwerpen, Brussel (2), Gent, Rijsel, Luik, Arras, Bergen en Namen. Ze moesten misdrijven tegen het Duitse leger en andere anti-Duitse acties bestrijden. Deze gfp was de uitvoerende arm van de Abwehr. Zij hadden een uniform, maar opereerden meestal in burger. De aanhoudingen in het arrondissement Mechelen werden door de gfp 712 uit Antwerpen verricht. Zij werkten eveneens in opdracht van de sipo/sd want agenten van de gfp vergezelden dikwijls de sipo bij arrestaties.

De Abwehr

De Abwehr, de inlichtingendienst van het Oberkommando der Wehrmacht (okw) werd gelijktijdig met de installatie van het Duitse militaire bestuur in België operationeel. Deze dienst was onderverdeeld in drie afdelingen waarvan de eerste militaire inlichtingen verzamelde, de tweede zich bezighield met sabotage en propaganda en de derde met contraspionage. Elke afdeling was ook verder onderverdeeld volgens doelgroep (communisten, nationalistische bewegingen enz.) in plaatselijke afdelingen, in de belangrijkste provincies.

De Abwehr was reeds voor het uitbreken van de oorlog officieus in België actief. En op 27 mei 1940 bezetten leden van de Abwehr, de groep Herkules, de sluis van Nieuwpoort om te voorkomen dat de IJzervlakte opnieuw onder water zou worden gezet om de Duitse opmars te stuiten, zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Een netwerk van vertrouwenspersonen werkte voor de Abwehr sectie 3. Deze V-mannen (Vertrauerleute) infiltreerden in verzetsorganisaties en veroorzaakten de ontmanteling van vele verzetsgroepen. De dienst 3F (F staat voor Feindbekämpfung) was de belangrijkste en beschikte over 214 agenten die de niet-communistische verzetsgroepen aanpakte. In Antwerpen, bevoegd voor de provincies Antwerpen en Limburg, was deze dienst zeer bedrijvig. Hij werd tot eind 1942 geleid door V-man Jozef Vranken.

Het Englandspiel dat door de Abwehr ook in België werd opgezet had tot doel de leden van verschillende Britse inlichtingendiensten zoals de soe, MI6 en MI9 te onderscheppen en indien mogelijk te gebruiken voor contra-informatie. Via MI9, de ontsnappingslijn van de Engelse geheime diensten, kon men immers dubbelagenten in Engeland binnensmokkelen. Er waren meerdere vrouwelijke vertrouwenspersonen in dienst, omdat vrouwen in deze ontsnappingslijnen een belangrijke rol speelden. Radiozenders van de aangehouden Britse parachutisten werden gebruikt om valse informatie te sturen naar de geallieerden en valstrikken op te zetten.

Een van de soe-agenten die zo in de val liep was Willem Beernaert. Op 27 juli 1942 werd hij gearresteerd in Antwerpen na een ontmoeting met een V-man. Hoewel hij nooit meewerkte met de Abwehr leidde zijn arrestatie tot de aanhouding van een tweehonderdtal personen. Willem Beernaert werd opgesloten in verschillende Belgische gevangenissen en in Breendonk en nadien overgebracht naar Duitsland waar hij werd veroordeeld en geëxecuteerd.

De sipo/sd

Maar nog vroegen von Falkenhausen en Reeder het Rijk om meer ordediensten. Himmler maakte daarvan gebruik om zijn politieke politie in België te vestigen. Reeds begin juli 1940 kwam Kriminaldirektor Franz Straub met twintig geüniformeerde gfp-agenten de Belgische gerechtelijke diensten onderzoeken. Op 26 juli richtte Heydrich in België een afdeling sipo/sd op. De ss'er generaal Thomas werd aangesteld als afgevaardigde van de sipo/sd in België en Noord-Frankrijk. Aan het hoofd van de sipo/sd in Brussel werd Hasselbacher benoemd. Na zijn dood bij een moordaanslag in november 1940, werd hij opgevolgd door ss Obersturmbannführer Canaris. Vanaf november 1941 tot maart 1944 kreeg ss Obersturmbannführer Ehlers de leiding, daarna nam Canaris over tot aan de bevrijding.

De sipo/sd hing officieel af van de Militärverwaltung, maar voerde in feite de bevelen uit van het rsha en van Himmler. De dienst was tot februari 1943 gevestigd in een gebouw aan de Louisalaan nummer 453. Nadat in januari 1943 de Belgische piloot de Selys Longchamps die gebouwen had gemitrailleerd, waarbij Thomas omkwam, verhuisde men naar nummer 347.

De dienst was opgedeeld zoals die in Berlijn, maar beperkt tot zes afdelingen. Politieke tegenstanders werden bestreden door sectie 4, eigenlijk de Gestapo, geleid door Straub. Het Auffanglager van Breendonk en het Jüdenlager van Mechelen hingen eveneens af van de sipo/sd.

In Antwerpen, Charleroi, Gent, Rijsel, Luik en Dinant bestonden plaatselijke afdelingen. Er was een controlegroep voor de zwarte markt, evenals voor de Organisation Todt, de organisatie binnen het Duitse leger die de militaire verdedigingswerken uitvoerde, zoals de Atlantik Wall. Hiervoor werden plaatselijke burgers en gevangenen ingezet. Een ss en Polizeigericht bestrafte de misdrijven binnen de dienst.

Reeds in de zomer van 1940 hield de Gestapo ongewenste personen aan en sloot ze op in Belgische gevangenissen zoals die van Sint-Gillis. Vanaf 20 september 1940 bracht de sipo sommige gevangenen over naar Breendonk. De sipo/sd had 306 agenten in dienst waaronder 28 Belgen, vooral tolken en telefonistes. Sectie 4A, die ageerde tegen het communistische verzet, telde 218 Duitse personeelsleden.

Op 4 februari 1941 kreeg de sipo/sd de bevoegdheid zelf aanhoudingen, huiszoekingen en inbeslagnames uit te voeren. De arrestaties moesten wel binnen zeven dagen voorgelegd worden aan de militaire bevelhebber. Voor het in verzekerde bewaring nemen (Sicherheitshaft) moest eerst de toelating van von Falkenhausen bekomen worden. Later moest dit gemeld worden na een zekere periode. Het bevel tot arrestatie van verdachte personen, het Sicherheitshaftbefehl, werd uitgeschreven door de sd te Brussel.

Van de communistische partij en haar leden werd het meeste verzet verwacht. Logisch, gezien hun strijdbaar optreden voor en tijdens de machtsgreep in Duitsland en elders, zoals in de Spaanse Burgeroorlog. De Belgische communistische partij werd in het begin van de oorlog niet verboden door de bezetter, omdat toen het niet-aanvalspact tussen Stalin en Hitler van kracht was. Na de Duitse inval in Rusland veranderde dat. Met operatie Sonnewende op 22 juni 1941 werden 300 Belgische communisten en antifascisten gearresteerd en in Breendonk en Huy opgesloten.

Ook de sd werkte met Belgische overlopers. Zo kon het grootste gedeelte van de Witte Brigade en het Geheim Leger te Lier opgerold worden door toedoen van Eugeen Dierckx, een verzetsman, die na zijn aanhouding betaald agent werd. Deze man is verantwoordelijk voor de dood van tientallen verzetslieden, en werd na de oorlog door het Belgisch gerecht ter dood veroordeeld. De straf werd niet uitgevoerd en hij kwam later vrij.

Verscherpte verhoren

In het Derde Rijk was het gebruik van geweld in zekere mate toegelaten bij ondervragingen. De politiediensten gingen regelmatig buiten de schreef bij gebrek aan democratische controle. Na de arrestatie van verdachten van verzetsdaden werden deze ondervraagd om zoveel mogelijk informatie te verkrijgen over het verzet. Bezwarende bewijzen en bekentenissen konden tot een veroordeling van de verdachte en het oprollen van de verzetsgroep leiden. De ondervragers trachtten op alle mogelijke manieren gevangenen te doen spreken: door een afwisselend zachte en harde aanpak, door te dreigen en te beloven, door familieleden erbij te betrekken... Wie niet sprak werd geslagen en gefolterd.

Het symbool van de strenge sipo-ondervragingen in België is de folterkamer van Breendonk. In september 1942 werd er in een voormalige kruitkamer een ruimte ingericht voor de verscherpte verhoren van de Sicherheitsdienst. Die ruimte, door de ss'ers de bunker genoemd, werd ingericht op aanwijzing van ss Sturmbannführer Schmitt, bevelhebber van het kamp.

Hoewel er in de lokalen van de sipo/sd in Breendonk, in de Brusselse Louisalaan en te Antwerpen en elders ook verscherpte verhoren werden afgenomen, was de folterkamer van Breendonk uniek in België en Noord-Frankrijk. Er werden zelfs vanuit Frankrijk mensen aangevoerd voor ondervraging.

Officieel waren slechts 20 stokslagen toegelaten om iemand te doen spreken, maar de voorwerpen in en de getuigenissen over de folterkamer van Breendonk bewijzen dat men zich van de officiële richtlijnen niets aantrok.

Gevangenen werden, de handen geboeid achter de rug, met een katrol opgetrokken en geslagen met een ossenpees, dan liet men hen vallen op een scherp houten voorwerp; gevangenen werden ook op een tafel gebonden en bewerkt met elektrische naalden, met brandende sigaretten of gloeiende poken; vingers werden verbrijzeld; schedels aangetrokken met een koord met loden bolletjes.

Het kamppersoneel mocht niet folteren, enkel de sd mocht dat. Toch was het kamppersoneel aanwezig bij de folteringen en handelde het soms op eigen houtje. De nachtelijke folteringen hielden de andere gevangenen wakker en waren een onderdeel van de terreur. De kreten van de gefolterden weerklonken door het kamp als het geluid van jankende honden, zo beschreven vele gevangenen.

Hersch Sokol en zijn echtgenote Mira, leden van het Sovjet-spionagenetwerk Rote Kapelle, werden op 9 juni 1942 aangehouden te Maison-Laffite. Ze werden in aparte cellen opgesloten in Breendonk en zwaar gefolterd. Hersch werd in januari 1943 door de hond van Schmitt zodanig gebeten dat hij overleed. Mira overleed later in Duitsland.

Leden van de sd die te Breendonk de verscherpte verhoren leidden waren, volgens ss'er Pellemans: Sturmbannführer Bagans, Kriminalsekretär Spaete, Kriminalsekretär Schweins en Kriminalsekretär Gross.

De Duitse rechtbanken in België en het Nacht-und-Nebel-decreet

De militaire rechtbanken


Tijdens de bezetting werd het Duitse strafrecht toegepast en bestraften oorlogsrechtbanken (Duitse krijgsraden te velde) de politieke misdrijven. De Belgische rechtbanken bleven bevoegd voor misdrijven van gemeen recht. Misdrijven die begaan werden tegen specifieke afdelingen van het Duitse leger werden door speciale krijgsraden van die afdeling berecht.

De meeste beschuldigden van daden van verzet - beschouwd als politieke misdrijven - kwamen voor de rechtbanken van de Wehrmacht, omdat die België bestuurde. In alle steden waar een Feldkommandantur was gevestigd zetelden er krijgsraden, in Brussel bijvoorbeeld was er ook een voor de Luftwaffe. Deze krijgsraad veroordeelde de leden van de Maquis de Senzeilles ter plaatse in Breendonk tot de strop, omdat zij een misdrijf hadden begaan tegen de Luftwaffe. Te Antwerpen zetelde er ook een krijgsraad van de zeemacht.  


Officieel bericht van de terechtstelling van Josef van Essche 
uit Bonheiden vanwege de Feldkommandatur.

Burgers in bezet gebied die zware feiten gepleegd hadden die zeker tot een doodvonnis leidden, werden door militaire rechtbanken berecht. De doodstraf werd uitgesproken tegen wie de bezettende macht en de Duitse staat bedreigde door wapenbezit, sabotage of spionage. Enkele honderden verzetslui werden in België geëxecuteerd na een terdoodveroordeling door de militaire rechtbanken.

De meeste politieke gevangenen uit het Mechelse werden voor de Antwerpse FK 520 (Feldkriegsgericht 520) gebracht, gevestigd op de Meir te Antwerpen. Een aantal onder hen werd ter dood veroordeeld en omgebracht. Meestal echter werd besloten om de gevangenen, die niet aan de voorwaarden beantwoordden om in België te worden veroordeeld, naar Duitsland over te brengen, waar ze door Sondergerichten of door het Volksgericht van Berlijn konden veroordeeld worden. Omdat Adolf Hitler vaststelde dat de aanslagen tegen Duitse militairen niet verminderden, moesten gearresteerden die niet binnen de week konden worden terdoodveroordeeld, naar Duitsland worden overgebracht om zo in 'nacht en nevel' te verdwijnen. Dat moest weerstanders afschrikken en was de reden van het geheime Nacht-und-Nebel-decreet of het decreet Keitel van 7 december 1941. Een begeleidende brief aan de Wehrmacht stelde ook nieuwe strafmaatregelen voor. Enkel doodstraf en terechtstelling en deportatie waren volgens het regime adequaat voor nn-gevangenen, Nacht-und-Nebel-gevangenen.

Sondergerichten

Op 28 april 1942 besliste von Falkenhausen dat de nn-gevangenen uit België en Noord-Frankrijk moesten worden overgedragen aan het Sondergericht van Essen. Op 31 augustus 1942 werd daar het eerste doodvonnis uitgesproken tegen de Belg Kratz, schuldig bevonden aan een moordaanslag.

In november 1943 woonden drie magistraten van het Sondergericht van Essen een vergadering bij van de militaire rechters te Brussel om de rechtspraak van militaire en uitzonderingsrechtbanken op elkaar af te stemmen. Dat was een gevolg van een brief van de Duitse minister van Justitie aan de procureur-generaal van het Reichsgericht om een te strenge veroordeling van een Belg nietig te verklaren.

Na de evacuatie van de gevangenis van Essen en de overbrenging van de gevangenen naar Esterwegen/Papenburg, dat als nn-kamp fungeerde, zetelde het Sondergericht vanaf 1 juni 1943 daar. Twee kamers wisselden elkaar wekelijks af en zetelden van maandag tot vrijdag om de dossiers sneller te kunnen afwerken.

Vanaf 15 maart 1944 werd de bevoegdheid voor de zaken afkomstig uit Nederland, België en Noord-Frankrijk overgedragen aan het Sondergericht van Oppeln. De nn-gevangenen werden ondergebracht in de gevangenis van Gross-Strelitz op 30 km van Oppeln.

Het Volksgericht


Het Volksgericht van Berlijn was vanaf 14 oktober 1942 bevoegd voor de gevallen van hoogverraad, weerhouden ten laste van nn-gevangenen. Dat hof zetelde dikwijls op verplaatsing: te Trier, Wupperthal, Wolfenbüttel, Augsburg, Esterwegen... Tot april 1944 behandelde het 134 Belgische dossiers met 583 beklaagden, en veroordeelde 225 gevangenen tot de doodstraf. Het Sondergericht van Essen sprak 31 doodstraffen uit tegen Belgen, dat van Oppeln 2; 31 andere terdoodveroordelingen, waarvan 21 in hoofde van vrouwen, werden door een genademaatregel omgezet in gevangenisstraffen.

De 225 doodvonnissen, waarvan vier tegen vrouwen, werden voltrokken in de gevangenissen van Keulen-Klingelpüts (53), Dortmund (63), Wolfenbüttel (45), München-Stadelheim (34), Brandenburg Görden (41), Berlijn (6), Lingen (12), Katowitze (3) en Essen (1).

Tot aan de behandeling van hun zaak door een van deze uitzonderingsrechtbanken zaten de nn-gevangenen in gevangenissen of gevangeniskampen. Het traject vanuit België verliep dus vanuit de Duitse vleugels van de gevangenissen van Antwerpen en Sint-Gillis, over Essen naar Esterwegen-Papenburg, Wüpperthal-Sonneburg, Wolfenbüttel, Gross-Strelitz, Laband, Oppeln of eventueel nog andere strafkampen.

De nn-gevangenen die waren vrijgesproken of die hun gevangenisstraf hadden uitgezeten werden bij missieorder van okw van 25 juni 1944 overgedragen aan de Gestapo en naar de concentratiekampen gevoerd. Zo werden de gevangenen van Gross-Strelitz op 30 oktober 1944 massaal naar Gross-Rosen overgebracht; onder hen leden van De Zwarte Hand, van de Mechelse nkb en de Witte Brigade van Lier.

Het verzet in België 

   

Inleiding

Onmiddellijk na de bezetting van België werden er groepen opgericht om het verzet tegen de Duitse overheersing in goede banen te leiden. Ook was er vanaf het begin heel wat individueel verzet, bijvoorbeeld van ambtenaren in overheidsdienst die weigerden mee te werken of de samenwerking met de bezetter saboteerden.

De collaborerende partijen in de gemeentebesturen waren voor sommigen een doorn in het oog. Zo verzamelden de stichters van de latere Zwarte Hand reeds in de zomer van 1940 inlichtingen omtrent Duitsgezinden in hun gemeenten. Ook kwamen er bepaalde vormen van weerstand die reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog hun nut bewezen hadden: inlichtingengaring, clandestiene pers, ontsnappingslijnen...

In het najaar van 1940 ontstonden er verschillende clandestiene verzetsbewegingen, elk met een specifiek karakter en doel. Na de oorlog werden de weerstanders, die in vele gevallen hun leven geriskeerd hadden, erkend door de overheid en kregen ze een statuut met een aantal voordelen.

Vijf statuten werden door de wetgever voorzien:

1) inlichtingen- en actiediensten: militaire, politieke en economische informatie en sabotage planden, 18.561 personen werden na de oorlog onder dit statuut erkend;

2) clandestiene perslui: redigeerden en verspreidden pamfletten en bladen, 12.128 personen werden onder dit statuut erkend;

3) gewapend verzet: verzetsgroepen die gewapenderhand de strijd aangingen, 139.973 personen werden onder dit statuut erkend;

4) burgerlijke weerstanders: heel wat burgers verzetten zich individueel, op eigen initiatief, boden bijvoorbeeld hulp aan joden en onderduikers of beluisterden de Engelse radio, 10.048 personen werden onder dit statuut erkend;

5) werkweigeraars: weigerden te werken voor de Duitse overheid en moesten dus onderduiken, 27.129 werden onder dit statuut erkend.

Voor twee soorten acties kwam er geen apart statuut: voor ontsnappingslijnen, die zowel geallieerde piloten als gewone burgers naar Engeland overbrachten en voor hulpverlening aan joden en onderduikers.

Van de 66.651 joodse inwoners van ons land werden er 32.652 gedeporteerd. 34.000 ontsnapten, waarvan 25.000 in België onderdoken. Yvonne Nevejean, directrice van het Oeuvre de l'Enfance, en haar medewerkers slaagden erin om 4.000 kinderen te redden. Andere organisaties zoals het Rode Kruis, de Kerk en Winterhulp speelden ook een rol in de hulpverlening aan ondergedoken joodse families.

Het Joods Verdedigingscomité en het Mobiel Korps van het of saboteerden de deportaties. Zo konden Yura Livschitz en Robert Maistriau op 19 april 1943, gewapend met een pistool en een lamp te Boortmeerbeek-Wespelaar het XXe konvooi doen stoppen. Ongeveer één op zeven van de 1.631 personen van dit konvooi wisten te ontsnappen. Livschitz en zijn broer werden aangehouden, opgesloten te Breendonk en terechtgesteld op de Nationale Schietbaan te Brussel. Ook voor dit soort van verzet kwam er geen apart statuut.

Er werden op grond van de wet van 1947 tot vandaag circa 207.993 statuten uitgereikt voor de vijf categorieën samen. Maar leden van het gewapend verzet verzorgden ook de illegale pers, verzamelden inlichtingen of waren ook ondergedoken als werkweigeraars Het totaal aantal uitgereikte statuten vertegenwoordigt dus niet evenveel individuen: weerstanders konden onder meerdere statuten worden erkend.

Sommige verzetsgroepen werden gesticht op basis van een duidelijke politieke ideologie, andere ageerden uit zuivere vaderlandsliefde. Alleen de communistische partij, de enige die een sociale revolutie nastreefde, trad in haar geheel in het verzet toen het niet-aanvalspact tussen de Sovjetunie en nazi-Duitsland werd verbroken. Samen met andere richtte ze het Onafhankelijkheidsfront op, het of, een pluralistische beweging. Ook het naast het of opgerichte partizanenleger was een communistisch initiatief.

Het Belgisch Legioen (later het Geheim Leger) was een initiatief van koningsgezinde Belgische officieren die de orde wilden herstellen in een staat geleid door een sterke vorst, Leopold III. Toen dit niet mogelijk bleek, streed deze groep als een gehergroepeerd Belgisch leger tegen de bezetter.

De Nationale Koninklijke Beweging was gewonnen voor het toekennen van dictatoriale machten aan de koning. Ook de Belgische Nationale Beweging had ultraconservatieve bedoelingen. Neutrale vaderlandslievende groepen als de Witte Brigade en de Groep G wilden niet de Belgische staatsstructuur veranderen, maar wél het land bevrijden.

Zowel de Belgische regering in Londen als de Britse regering hadden diensten om het Belgisch verzet te ondersteunen. De Belgische diensten waren:

1) de tweede directie van het ministerie van Landsverdediging, die zich bezighield met clandestiene acties onder leiding van Bernard en later Marissal;

2) de staatsveiligheid, die op papier afhing van minister van Justitie Delfosse maar in praktijk van het kabinet van eerste minister Pierlot, die zich bezig hield met het verzamelen van inlichtingen. Deze dienst werd geleid door Fernand Lepage en werkte samen met de Special Operations Executive (soe) voor de ondersteuning van de burgerlijke weerstand;

3) het Comité Gil. Werd na juni 1942 als clandestiene antenne van de Belgische regering operationeel onder leiding van Walter Ganshof van der Meersch en Charles De Visser om informatie van politieke, juridische, administratieve, economische en maatschappelijke aard aan de regering in ballingschap over te maken, om zo het bestuur van het land na de bevrijding te kunnen voorbereiden;

4) de organisatie Sokrates. De Belgische staatsveiligheid en de Britse diensten wilden het Duitse productie-apparaat saboteren door gespecialiseerde arbeidskrachten te laten onderduiken; daarvoor was uiteraard financiële steun nodig. Philippe de Liedekerke en André Wendelen werden geparachuteerd in juli en augustus 1943 om contact op te nemen met de belangrijkste verzetsgroepen om de hulp aan werkweigeraars te organiseren. Raymond Scheyven, directeur bij de Bank Allard, werd daarvoor aangezocht. Per provincie werd er een verantwoordelijke aangesteld. Sokrates, schuilnaam van Scheyven, werd de naam van de organisatie. Op een totaal van 152.740.000 frank was 98.575.000 frank bestemd voor werkweigeraars.

De Britse diensten waren:

1) Sis, Special Intelligence Service: verzamelde inlichtingen uit de bezette gebieden;

2) Soe, Special Operations Executive: stelde per bezet land een chef aan die verantwoordelijk was voor de verbinding met de lokale autoriteiten en voor de coördinatie en organisatie van clandestiene acties in België;

3) MI9, Military Intelligence 9: verzorgde de contacten en de financiering van de ontsnappingslijnen;

4) Pwe, Psychological Warfare Executive: stond in voor de psychologische oorlogvoering.

De soe en de Belgische diensten in Londen parachuteerden 26 actiemissies in België om ofwel met een bepaalde beweging samen te werken, sabotagedaden te plegen of de coördinatie tussen de groepen te vergemakkelijken.

Een Nationaal Coördinatiecomité van het Verzet, opgericht in mei 1944 met aan de leiding Pierre Clerdent van het Bevrijdingsleger, moest de samenwerking tijdens de bevrijding op poten zetten.

Verzetsgroeperingen

Inlichtingendiensten

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er 37 verschillende Belgische informatienetwerken actief. De belangrijkste waren Luc, Clarence, Zéro, Martiny-Daumerie en Mill. Ongeveer de helft van al deze groepen ontstond spontaan, andere werden door de Britse geheime diensten georganiseerd. Deze groepen moesten informatie van vooral militaire aard verzamelen en aan de geallieerden doorgeven: gegevens over troepenbewegingen, legerbasissen, vliegvelden, strategisch en economisch belangrijke plaatsen en fabrieken,...

Agenten, in België gerekruteerd of vanuit Engeland in ons land geparachuteerd, brachten regelmatig verslag uit via 'brievenbussen', afgesproken plaatsen. De leiding van de groep verwerkte die gegevens en smokkelde of seinde de rapporten door naar Londen. Deze inlichtingendiensten bouwden netwerken uit over het hele land, zo kon men een globaal beeld krijgen van de toestand in het bezette België.

Het verzamelen van inlichtingen gebeurde op allerlei manieren. Militaire instellingen werden geobserveerd om de troepenbewegingen en troepensterkte te kunnen inschatten; wie werkte in de oorlogsindustrie gaf gegevens door over de productie; collaborerende bewegingen zoals de Vlaamse ss werden geïnfiltreerd om hun plannen te achterhalen.

Ontsnappingslijnen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren in België verschillende organisaties actief om Britse en geallieerde piloten en andere personen naar Groot-Brittannië over te brengen. Piloten waren zeer belangrijk voor de geallieerde legers; de kost van hun repatriëring werd gedragen door de Britse overheid, via MI9. Burgers die naar Engeland wilden vluchten, betaalden zelf de kosten. Zo kennen we onder andere de ontsnappingslijnen Dunbar, Jam, Tempo, Dragon. De meest bekende was de ontsnappingslijn Comète, begin 1941 door Andrée De Jongh en Arnold Deppé opgericht. Deze groep had als enige een netwerk dat tot in Spanje actief was en telde tot 2.000 medewerkers. De groep Comète hielp 700 geallieerde militairen, 288 onder hen plus 46 Belgen werden door Baskische gidsen over de Pyreneeën gesmokkeld.

Er waren ook groepen die krijgsgevangenen, Duitse deserteurs en joodse vluchtelingen naar Frankrijk overbrachten. Deze lijnen werden geleid door Belgen in Frankrijk. Zo slaagde de lijn Pat van Albert Guérisse, bijgenaamd Pat O'Leary, erin 450 mensen te redden.

Vele vrouwen waren betrokken bij deze acties, ze zorgden voor voedsel, onderdak en kledij. Als begeleidsters vielen ze ook minder op. Talrijke medewerkers van ontsnappingslijnen werden aangehouden na infiltratie door de Abwehr en stierven in de kampen. Andrée De Jongh overleefde de oorlog.

Clandestiene pers

De clandestiene pers wilde de Duitse censuur doorbreken en vrije informatie verstrekken, om de bevolking moreel te ondersteunen en aan te tonen dat verzet mogelijk bleef. Ze verspreidde ook anti-Duitse en anticollaboratie standpunten. Elke officiële krant en publicatie werd immers gecontroleerd en moest van de Propaganda Abteilung toelating krijgen om te kunnen verschijnen. Kritiek op het bestuur of op de collaboratie werd niet getolereerd.

De illegale pers bestond onafhankelijk van de verzetsgroepen of was een onderdeel ervan, en werd geschreven door enkelingen of door groepen die reeds actief waren in de Eerste Wereldoorlog.

De eerste bladen Chut! en Le monde du travail verschenen reeds in juni 1940. Al snel volgden La Libre Belgique, De Rode Vaan en een hele reeks andere. In totaal verschenen er tijdens de oorlog 567 verschillende illegale kranten. De eerste publicaties werden gestencild of gewoon verschillende keren hertikt, later werden ze op echte persen gedrukt. Van de 95 kranten die vanaf 1940 verschenen waren er slechts zeven Nederlandstalig en negen tweetalig; zij telden één tot vier pagina's, en hadden doorgaans een beperkte oplage.

Er waren rechtse, katholieke, liberale, socialistische, communistische en, voor meer dan de helft, apolitieke vaderlandslievende publicaties. De illegale pers werd een van de belangrijkste wapens van de verschillende verzetsgroepen. De communisten hadden De Rode Vaan/Le Drapeau Rouge, Clarté en Strijd; de bnb verkondigde in Stem der Belgen/Voix des Belges haar koningsgezind en antiparlementair programma. De belangrijkste waren La Libre Belgique en in Vlaanderen De Vrijschutter, publicaties die reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog verschenen.

Het of had 75 verschillende eigen titels en verspreidde er nog 167 andere van aanverwante organisaties. Dit Onafhankelijkheidsfront verspreidde op 9 november 1943 50.000 exemplaren van een valse Le Soir, naar aanleiding van 11 november. Het was de grootste stunt van de illegale pers. Op initiatief van Marc Aubrion, chef illegale pers van het of, verspreidde het comité Brabançonne van Paul Libois, René Noël en Andrée Grandjean 5.000 exemplaren in de Brusselse krantenkiosken. De industrieel Alfred Foucroix gaf 50.000 frank steun voor dit initiatief. De krant, gedrukt door drukker Wellens, stond vol met komische persiflages en satirische artikels, ook de overgave van Hitler en Mussolini werd aangekondigd. Magistraat Adrien van den Branden de Reeth, advocaat Pierre Anciaux en twee oud-journalisten van Le Soir d'Aubrion en Fernand Demany schreven de artikels. Van de 22 medewerkers, waaronder ook mensen die werkten op de collaborerende Le Soir werden er 17 aangehouden; de drukker en nog vier anderen overleefden de concentratiekampen niet.

Van La Libre Belgique verschenen tussen 15 augustus 1940 en september 1944 86 nummers, de publicatie dankte haar naam aan de beruchte Libre Belgique uit de Eerste Wereldoorlog. Wel zes verschillende publicaties met dezelfde naam verschenen in het Franstalig landsgedeelte. De krant verscheen ook in een Nederlandstalige versie onder de titel Vrij. De advocaten Robert Logelain en Paul Struye samen met Michel Goffart en Marie-Louise Henin namen het initiatief voor deze krant die op 18 augustus 1940 voor de eerste keer op 600 exemplaren verscheen. Uitgever was Peter Pan, redactie en administratie waren gedomicilieerd op het adres van de Duitse Oberfeldkommandantur te Brussel. De krant wilde hoofdzakelijk de collaboratie en het Duitse militaire bestuur aan de kaak stellen.

De leiding van de Libre werkte nauw samen met de top van de inlichtingendienst Zero. Omdat die mensen werkten bij Brufina, de holding van de Bank van Brussel, werd het eerste gedrukte nummer 9 van april 1941 op de persen van deze bank op 3.000 exemplaren gedrukt. De krant was koningsgezind en vaderlandslievend en aanhanger van de Belgische regering in Londen. Leden van de Brusselse balie speelden een belangrijke rol in de totstandkoming, ook de samenwerking met Zero duurde de hele oorlog. In het najaar van 1941 werd de redactie aangehouden, op Struye na. Slechts een iemand overleefde de oorlog.

Vanaf nummer 20 werd de krant geleid door William Ugeux en Mathieu De Jong, beide advocaten, met als belangrijkste medewerkers Marie-Louise De Lantsheere, Geneviève Pevtchin en Georges Coeckelberg en de drukker Lielens die tot aan zijn arrestatie in mei 1942 de krant drukte (nummer 34) evenals nog tien andere illegale bladen zoals Vrij, Le Belge en La voix des Belges. In de latere oorlogsjaren verschenen er artikels van Ganshof van der Meersch, Hulpiau, Cassart enz. en waren er contacten met de gemeentepolitie van Schaarbeek en Sint-Gillis, het hoofdkwartier van de rijkswacht in Brussel en het ministerie van Binnenlandse Zaken. De Libre maakte, naast andere officiële documenten, bepaalde orders bekend van Van Coppenolle, collaborerend hoofd van de Belgische rijkswacht. De Belgische regering in Londen gaf een subsidie van 100.000 frank.

In mei 1942 leidde de infiltratie van een dubbelagent tot de arrestatie van acht medewerkers waaronder Marie-Louise De Lantsheere en de gebroeders Lielens. In de zomer van 1943 lokte Abwehr-agent Prosper De Zitter de leiding in de val. Maar altijd waren er nieuwe mensen uit de advocatuur of Zero om het werk verder te zetten.

Meer dan 2.000 medewerkers van de clandestiene pers kwamen om als politieke gevangenen in Duitsland, waaronder vele vrouwen die zorgden voor de redactie, stockering en verspreiding.

Gewapend verzet

In België werden na de oorlog vijftien verzetsgroepen erkend: het Geheim Leger gl/as, het Onafhankelijkheidsfront of/fi, het Belgische partizanenleger, de Patriottische Milities mp/fi, Groep G, de Witte Brigade, het Bevrijdingsleger bl/al, de Belgische Nationale Beweging bnb, de Nationale Koninklijke Beweging nkb, het Kempisch Legioen kl, les Insoumis, les Affranchis, Organisation Militaire Belge de Résistance ombr, Nola, L-100, Service D en de Dienst Hotton. Zij werden meestal geleid door dertigers en veertigers met militaire ervaring. De leden waren van alle leeftijden en afkomstig uit alle geledingen van de maatschappij.

Spoorwegpersoneel, politiemensen, militairen, dokwerkers van Antwerpen en het personeel van de post zetten zich als beroepsgroep bijzonder in. Zo waren bijvoorbeeld de postmannen uit het Brusselse zeer actieve weerstanders: 74 postmannen werden wegens verzetsactiviteiten gearresteerd, 48 onder hen werden in Breendonk opgesloten. Op 1 september 1942 werden 39 postmannen uit het Brusselse opgepakt door de Gestapo en dezelfde dag naar Breendonk overgebracht waar ze ondergebracht werden in Zug 7. Hun chef, Paul-Eugène Hermans, werd als gijzelaar gefusilleerd in Breendonk; vijf andere postmannen stierven in dit kamp: H. Tissen, J. Bonnevalle, P. Crockaert, S. De Greef en A. De Pondt. Na vijf, zes of zeven maanden in Breendonk werden de overlevenden vrijgelaten.

Kleinere groepen sloten zich in de laatste oorlogsjaren aan bij de grotere organisaties. In het kader van deze studie zijn de belangrijkste:

Het Geheim Leger

De onvoorwaardelijke overgave van België door Leopold III op 28 mei 1940 gaf aanleiding tot onenigheid tussen de koning, het parlement en de regering in ballingschap. Leopold vond dat België de oorlog verloren had en een neutrale politiek moest voeren en weigerde dus het grondgebied te verlaten; de regering wilde de strijd verder voeren vanuit het buitenland. De door de koning verhoopte regeling met nazi-Duitsland waardoor hij België zou kunnen leiden en met behulp van het Belgisch leger de orde handhaven kwam er niet; ons land werd gedurende de hele oorlog onderworpen aan het militaire bestuur van de bezetter.

Koningsgezinde militairen trachtten reeds in het najaar van 1940 het leger te hergroeperen en geheime milities te vormen uit de vroegere regimenten. Er kwamen drie groepen: de beweging La Phalange van Xavier de Grunne, de groep rond reserve-kolonel bem Robert Lentz en het netwerk van kapitein-commandant bem Charles Claser dat vanaf augustus 1940 het Belgisch Legioen genoemd werd. Vanaf april 1941 smolten de drie groepen samen onder de naam Belgisch Legioen. De strijd tegen de bezetter en voor de bevrijding van het land werd het hoofddoel; maar ook het herstellen van de burgerlijke democratie en zodoende ook de bestrijding van extreem links waren vanzelfsprekend voor deze weerstanders.

De organisatie was op typisch militaire leest geschoeid met een hoofdkwartier, vier leiders en vijf diensten, waarvan dienst Politieke Organisatie zich bezig hield met de samenwerking met andere verzetsbewegingen en informatie vergaarde over de collaboratie, bewapening, genie, transmissie, gezondheid, financiën, enz. Claser bestuurde het hoofdkwartier, Lentz kwam aan het hoofd van de krijgsmacht, Vander Putten bestuurde de politieke organisatie en André Boereboom de diensten. De strijdkrachten, de oc, werden hiërarchisch ingedeeld. Elk sectiehoofd koos tien adjuncten die op hun beurt tien soldaten rekruteerden, in totaal 111 manschappen per sectie. Elk van de drie zones van ons land had een hoofdkwartier: voor Vlaanderen was dat Gent, voor Brussel en Brabant Brussel zelf en voor Wallonië Namen.

Voor ons onderzoek is Zone I, Vlaanderen, onder leiding van kapitein Edouard Franckx van belang. Hoofd van de provincie Antwerpen werd in augustus 1941 kolonel Paul Housmans, hij volgde kapitein commandant William Grisar op. Naast de mobiele Antwerpse groep waren er negen verschillende sectoren: Antwerpen Stad, Deurne, Herentals, Wilrijk, Turnhout, Mechelen, Lier, Arendonk en Oude God (Mortsel). Ook de groep van de Koloniale Hogeschool onder leiding van reservekapitein commandant Laude speelde een belangrijke rol.

De Britse militaire geheime dienst Special Operations Europe (soe), die samenwerking nastreefde met de militaire verzetsbewegingen in bezet Europa, parachuteerde in oktober 1941 de agenten Jean Scohier en kapitein bem Jean Cassart. De laatste moest in het kader van Mission Hireling contact zoeken met het Belgisch Legioen, sabotagegroepen vormen, aanslagen plannen en bestaande verzetsgroepen ondersteunen. Van de 1.300.000 frank voor de verzetsgroepen was 200.000 frank voor het Belgisch Legioen bestemd.

Cassart werd verraden en aangehouden op 13 december 1941. Een volledig dossier over het Belgisch Legioen viel in handen van de Duitsers. Het Belgisch Legioen besliste daarom Claser naar Londen te sturen om de Belgische regering in te lichten over de organisatie en de toestand in België, en om instructies te krijgen over zijn rol in de bevrijdingsstrijd. Tijdens de geheime vergadering te Londen waren aanwezig: minister Henri Spaak als dd. eerste minister, onderstaatssecretaris van Landsverdediging Henri Rolin, het hoofd van de Staatsveiligheid Fernand Lepage, Claser, Henri Bernard als chef van de Tweede Sectie en oud-lid van het Belgisch Legioen en William Grisar.

De rol van het Belgisch Legioen werd beperkt tot een militaire missie: het Legioen moest een militaire actie voorbereiden in de kuststreek bij een eventuele landing van de geallieerden en tezelfdertijd in het hele land obstructie veroorzaken. Toen Claser op 8 augustus 1942 terug naar België vertrok had de Belgische regering het plan, buiten zijn weten om, reeds ingetrokken.

Terug in Brussel begon Claser onmiddellijk met de voorbereidingen. Hij richtte een Belgisch Vrijkorps/Corps Franc Belge d'action militaire op en contacteerde verschillende militaire bevelhebbers van het Belgisch Legioen en ook van andere groepen zoals luitenant-generaal Graff, leider van de nkb en kapitein Gaëtan Van Nooten van dezelfde groep. Er werden drie mogelijke acties voorzien: de lokale offensieve acties, verdedigingsacties om de offensieve acties te dekken en neutralisaties. Het Vrijkorps werd daartoe in twee groepen opgesplitst:

1) de actiegroep ten westen van de Schelde onder leiding van kapitein commandant bem Leopold Stiers, die in drie regionale eenheden verdeeld was en een doodsbrigade onder leiding van Gustave Dumolin, in totaal 1.700 man sterk;

2) de neutralisatiegroep ten oosten van de Schelde onder leiding van kapitein Gaëtan Van Nooten, onderverdeeld in tien regio's en 67 sectoren, samen 1.600 manschappen en 6.000 reservisten.

Een hoofdkwartier zorgde voor de coördinatie. Samenwerking met andere groepen werd voorzien.

Willem Frans, commandant van de regio Antwerpen BL kreeg in februari 1943 de opdracht de provincie Antwerpen te organiseren. Er kwamen zeven sectoren met minstens vijf groepen van zes mensen per sector. Zij moesten sabotagedaden voorbereiden, parachutages ontvangen, parachutisten helpen en de orders bij de geallieerde landing uitvoeren. De inlichtingen van het BL naar en vanuit Londen werden verzorgd door de diensten Clarence en Zero. De regering te Londen stond vijandig tegenover Claser, het Belgisch Legioen en vooral zijn actiekorps.

In de herfst van 1942 werd het Vrijkorps geïnfiltreerd en vervolgens door een reeks razzia's van de Abwehrstelle ontregeld. Ook het Belgisch Legioen werd getroffen, zijn kopstukken werden aangehouden. De nieuwe leider kolonel Bastin voerde een grondige reorganisatie door, er kwamen nu vijf in plaats van drie zones. Het Belgisch Legioen zou voortaan Belgisch Leger genoemd worden om de trouw aan de regering te bevestigen. Kolonel Siron verving Claser aan het hoofd van het Vrijkorps. Bastin werd door de Belgische regering in ballingschap ten persoonlijke titel aangesteld als leider van het Belgische verzet op 30 december 1942.

Na infiltratie door de Abwehr, via Prosper De Zitter en Annie Girald die zich voordeden als leden van de Belgische staatsveiligheid, werd het GL een tweede keer zwaar getroffen. Op aandringen van de infiltranten werd een vergadering belegd tussen de kopstukken van het Belgisch Leger en het Vrijkorps. Tijdens die vergadering op 27 april 1943 werden ze aangehouden. Een lijst van 200 leden van het Vrijkorps viel in handen van de Abwehr en leidde tot 143 aanhoudingen.

De nieuwe leider van het Belgisch Leger werd kolonel Ivan Gerard. Op 3 juli 1943 werd reservekapitein Adelin Marissal geparachuteerd met de zending Stanley. De plannen van de regering voor de geheime troepen werden later geparachuteerd. Ze bevatten de richtlijnen voor de organisatie van het Belgisch Leger en zijn inschakeling in de toekomstige militaire operaties. De leiding ging akkoord en vroeg om betere wapens, betere radioverbindingen, en tien miljoen frank per maand. Eind februari 1944 kwam het bevel in handen van kolonel Pire.

Op 1 juni 1944 veranderde het Belgisch Leger van naam en werd voortaan Geheim Leger genoemd, op bevel van Londen. De sabotagegroep Dienst Hotton werd vanaf eind 1943 aan het Geheim Leger toegevoegd. Die dienst saboteerde de Duitse militaire troepenbewegingen: onder meer 95 spoorwegbruggen werden opgeblazen, 285 locomotieven en 1.365 goederenwagons, 12 bruggen, 15 sluizen en 17 tunnels werden onklaar gemaakt. Naast de sabotage was ook het behoud van een aantal infrastructuren essentieel voor de toekomende geallieerde opmars. De vrijwaring van de Antwerpse haven was de opdracht voor luitenant Reniers en voor de Witte Brigade, de nkb, Groep G en het of. Eigenlijke militaire acties tijdens de bevrijding bleven beperkt, gezien de snelle opmars van de geallieerde troepen.

54.314 leden werden erkend als gewapende weerstanders. Meer dan 4.000 onder hen stierven in gevangenschap of door terechtstelling.

Het communistische verzet

De Kommunistische Partij van België, de kpb, was de enige politieke partij die volledig in het verzet stapte nadat ze verboden werd in de zomer van 1941. De communisten in heel Europa waren antifascisten en communisten werden reeds vanaf 1933 vervolgd in nazi-Duitsland. Ook de Belgische communisten bestreden in de jaren '30 de fascistische milities en velen gingen ook vechten in de internationale brigades in Spanje. Toen op 23 augustus 1939 het niet-aanvalspact tussen de Sovjetunie en nazi-Duitsland werd ondertekend moesten de communistische partijen in Europa hun antifascistische reflexen onderdrukken. De kpb werd in België als staatsgevaarlijk beschouwd maar niet verboden. Initieel werd de capitulatie beschouwd als een goede zaak maar al snel begon de partij weer actie te voeren voor betere werkomstandigheden en verloning voor arbeiders en mijnwerkers. Stakingen in het voorjaar van 1941 leidden tot een reeks aanhoudingen maar de partij werd nog niet verboden. Zo kon de sipo gemakkelijker de actie Sonnewende van 22 juni 1941 voorbereiden. De kp zette zich in voor de illegale pers (Le Drapeau Rouge/De Rode Vaan en nog andere bladen) en lag aan de basis van de oprichting van het of via Joye, hoofdredacteur van Le Drapeau Rouge, aan wie opgedragen werd contact op te nemen met prominenten van verschillende politieke formaties. De partij trad in haar geheel toe tot het pluralistische of.

De partizanen, opgericht in 1941, bleven de gewapende arm van het of; ze stonden onder leiding van communistische kopstukken als Leon Leemans, Pierre Joye, Jean Terfve, Henri Buch, Raymond Dispy en Raoul Baligand; tot aan zijn aanhouding was Jacques Grippa stafchef. Het korps stond onder leiding van een nationale commandant, met een secretaris en koeriers. De staf zorgde voor financiering, wapen- en munitievoorziening, inlichtingen, pers (De Partizaan), omkadering van de plaatselijke groepen. Er waren drie 3 sectoren: Vlaanderen, West-Wallonië en Oost-Wallonië. Elke sector groepeerde een aantal korpsen. Voor ons onderzoek zijn die van Antwerpen 033, Leuven-Brabant 034 en Heist-Kempen 037 belangrijk.

De partizanen speelden een beduidende rol bij sabotages maar werden vooral berucht omwille van moordaanslagen op verraders, collaborateurs, Duitse militairen en officieren van de sipo. Dat lokte dan weer executies uit van gijzelaars waaronder vele uit eigen rangen.

In april-mei 1942 worden twee korpsen opgericht: een Brussels korps onder leiding van oud-Spanjestrijders telde hoofdzakelijk kp'ers uit de jongerenbeweging. Het tweede mobiel korps, geleid door de Bulgaarse communist Todor Anguélov bestond uit drie compagnies met joodse strijders, opgedeeld volgens hun afkomst uit Polen en centraal Europa (Hongarije, Roemenië en Joegoslavië). Zij saboteerden de deportatie en voerden aanslagen uit tegen collaborerende joden. Anguélov, die aangehouden werd op 19 januari 1943 en in Breendonk opgesloten, werd daar op 30 november 1943 als gijzelaar gefusilleerd.

Zo goed als de hele partijleiding die actief was in het partizanenleger werd in 1943 aangehouden en te Breendonk opgesloten. De sipo stelde een deal voor: indien de partizanen hun gewapende acties zouden staken dan zouden zij in leven blijven.

1.200 pa-ers vielen tijdens hun militaire acties, 3000 werden naar concentratiekampen getransporteerd.

Alhoewel de partij niet van in het begin van de bezetting verboden was, werd René Dillen, secretaris van de Vlaamse Communistische Jeugd, reeds in de zomer van 1940 aangehouden en opgesloten in Breendonk. Op 22 september 1941 werd hij naar Neuengamme getransporteerd. Hij overleed te Dachau op 21 april 1943.

De kp wordt soms ook aangeduid als de partij van de gefusilleerden: vele leden werden als partizaan ter dood veroordeeld of als gijzelaars te Breendonk - waar er van het Leuvense korps alleen al 23 werden terechtgesteld -, op de Nationale Schietbaan of elders in het land gefusilleerd. Velen kwamen ook om in de concentratiekampen.

De onthoofde partij kon bij de eerste naoorlogse verkiezingen van 1946 rekenen op een hoog aantal kiezers maar verloor die weer in de volgende Koude Oorlog.

Onafhankelijkheidsfront

Begin 1941 vond de kpb de oprichting van een breed front van verzet in België noodzakelijk. Pierre Joye, Berei en Fernand Demany wilden een verzetsgroep oprichten die alle partijen oversteeg, om met alle beschikbare middelen strijd te voeren tegen de bezetter en de collaboratiebewegingen.

De officiële oprichting van het Onafhankelijkheidsfront (of/fi) gebeurde op 15 maart 1941 te Elsene tijdens een vergadering met André Boland, Albert Marteaux, Norbert Hougardy, Marcel Grégoire en René De Cooman. De groep wilde alle medeburgers wakker schudden en tot verzet oproepen. Het of werd geleid door een Nationaal Comité, samengesteld uit personen van verscheidene partijen en groepen: Norbert Hougardy voor de liberalen, Jean Terfve voor de communisten. Marcel Grégoire was een christen-democraat en René De Cooman was socialist, maar geen van beiden waren officieel door hun partij afgevaardigd. Het Comité wilde de strijd voeren tegen de bezetter en de verraders, het verzet van de verschillende ideologische strekkingen coördineren, de economische uitbuiting en de roofbouw op de Belgische industrie en arbeidskrachten en de collaboratie en het attentisme bestrijden, het aannemen van een afwachtende houding aan de kaak stellen en verraders ongenadig bestraffen. Het of wilde ook de grondwettelijke vrijheden vrijwaren en Duitse instellingen bestrijden, acties voorbereiden om het land te bevrijden en de democratie te herstellen en ten slotte samenwerken met de geallieerde legers tegen nazi-Duitsland en de Asmogendheden.

De strijdkreten 'Weg met de bezetter!' of 'Hors du Pays l'occupant!' en 'Allen samen voor de bevrijding van het vaderland!' of 'Tous unis pour la libération de la Patrie!' werden het motto van de beweging die over heel België verspreid was.

Onder het Nationaal Comité stond een permanent bureau dat het eigenlijke beleid voerde. Demany werd als secretaris-generaal bijgestaan door Hougardy en Terfve. Het comité vergaderde om de twee weken om het verzet te organiseren en verzorgde de contacten met de geaffilieerde organisaties.

Verschillende organisaties en comités werden binnen het of opgericht of werden ermee verbonden. Syndicale strijdcomités voerden actie door middel van stakingen, betogingen tegen de collaborerende Unie voor Hand- en Geestesarbeiders, stelden looneisen en voerden economische sabotage-acties.

De onderwijscomités lomo (Leraren Officieel Middelbaar Onderwijs) onder leiding van Aloïs Gerlo, Leo Michielsen en anderen, bestreden de nazificering van het middelbaar onderwijs.

De dienst Solidariteit van het of hielp werkweigeraars aan valse papieren, rantsoenzegels, geld, onderduikadressen, medische verzorging, enzovoort. Ook hun familieleden werden ondersteund.

Na de eerste deportaties van joden in de zomer van 1942, kwamen het of en andere organisaties in actie. In 1943 werd een Joods Verdedigingscomité opgericht binnen het of, gevormd door de samenwerking van Solidarité Juive - met communistische achtergrond - en het zionistische Secours Mutuel en ook Belgen die met het lot van de joden begaan waren. Justice Libre was actief in gerechtelijke kringen, Médecine Libre in geneeskundige.

In het Jeugdfront voor de Vrijheid dat reeds werd opgericht voor het of en geleid werd door abbé Dieudonné Bourgignon nam de Revolutionaire Volksjeugd van de kp vanaf februari '41 een heel belangrijke plaats in. De Antwerpse Jong-kp'er Robert Wolsztajn werd de Vlaamse verantwoordelijke. Het Jeugdfront had een eigen sluikblad Jong België en zijn leden waren actief in het partizanenleger en in lomo. De jongere leden van het of Heist-op-den-Berg onder leiding van Henri Versluys traden in 1942 toe tot deze groep.

Als gewapend verzet binnen het of of in samenwerking ermee kennen we de Patriottische Milities en het Belgische partizanenleger. De Patriottische Milities, pas begin 1944 opgericht, bestonden uit leden van alle politieke strekkingen en moesten een strijdbare rol spelen tijdens de bevrijding. Het Belgisch Partizanenleger was communistisch.

Het of was de grootste leverancier van clandestiene pers, zoals reeds gezegd. Naast het blad Front bestonden er een hele reeks van gespecialiseerde of plaatselijke uitgaven zoals het Antwerpse België Vrij.

De Witte Brigade

De Antwerpse onderwijzer Marcel Louette van de liberale jeugdbeweging de Jonge Geuzenwacht richtte in de zomer van 1940 een verzetsorganisatie op. Op 23 juni 1940 richtte de voormalige luitenant van de 10de compagnie van het 36ste linieregiment uit de 18-daagse veldtocht met zijn vriend Leon Boumans en zijn pleegdochter Maria Michiels de Geuzengroep op. Die groepering telde vooral personeelsleden van de verschillende stadsdiensten, van het onderwijs en het havenbedrijf. Eind 1940 was de beweging reeds in Antwerpen gestructureerd. De naam Witte Brigade kwam pas in 1942 in voege en verwees naar het verzet van de groep tegen de collaboratie, tegen de zwarte brigade. De groep was typisch Antwerps, maar had afdelingen in Aalst, Brussel, Gent, Lier, het Waasland en aan de kust. Tijdens de bezetting gebruikte de bevolking de naam Witte Brigade voor alle verzetsgroepen. Hoewel liberaal van oorsprong vonden leden van alle politieke strekkingen hier een onderkomen.

De belangrijkste activiteiten waren anti-Duitse propaganda, het aanleggen van lijsten van collaborateurs, de zogenaamde zwarte lijsten, vaderlandslievende manifestaties op de Nationale Feestdag en op de herdenking van de wapenstilstand, het vergaren van militaire inlichtingen over de Antwerpse haven en over een mogelijke Duitse invasie in Engeland. Samenwerking met de inlichtingendiensten Luc, Zero en Bravery werd op punt gesteld om de informatie naar Groot-Brittannië over te brengen. Willy Luyten, Van Gaver en de gebroeders Crutzen gaven vanaf eind 1940 voor de Witte Brigade het sluikblad Steeds Verenigd/Unis Toujours uit. Bij de jodenrazzia's te Antwerpen hielpen ze joodse families en kinderen onderduiken. De leden waren enkel gekend onder een nummer; van de 125 leiders werden er 81 aangehouden, 40 onder hen overleden. In mindere mate werd er sabotage gepleegd in de haven en bij de spoorwegen. De groep hield zich ook bezig met hulp aan geallieerde piloten en Russische krijgsgevangenen.

Vanaf eind 1943 kwamen er massale arrestaties omdat de ledenlijst tijdens een huiszoeking was gevonden. 39 van de 58 personen die naar Duitsland werden gevoerd overleefden hun gevangenschap niet. In Lier begonnen de arrestaties reeds vanaf mei 1943. In januari 1944 werden 62 leden van de politie van Deurne gearresteerd, 59 onder hen werden naar Duitsland gedeporteerd, 42 kwamen nooit meer naar België terug. Een derde van de Witte Brigade werd tijdens deze periode gearresteerd. De aanhoudingen van april, mei, juni en juli 1944 leidden tot de arrestatie van Marcel Louette, sinds juni 1942 ondergedoken samen met vele belangrijke kopstukken. De groep speelde een belangrijke rol bij de bevrijding van de haven van Antwerpen; de leden werkten samen met het Geheim Leger, het Onafhankelijkheidsfront en de Groep G om de vernieling van de Antwerpse haveninfrastructuur door het terugtrekkende Duitse leger te voorkomen. Na de bevrijding in september 1944 werd de naam Fidelio toegevoegd aan de Witte Brigade. Fidelio was de schuilnaam van haar aangehouden leider. Met deze naamsverandering wilde de groep zich distantiëren van de wreedheden begaan door verzetslui die zich als leden van de Witte Brigade voordeden tijdens de wilde repressie kort na de bevrijding.

Van de 3.750 na de oorlog erkende leden stierven er ongeveer 400 in de concentratiekampen.

De Nationale Koninklijke Beweging

In oktober 1940 kon de rexistische jeugdbeweging van Aarschot de collaboratie van Rex en het vnv met nazi-Duitsland niet langer aanzien. Mensen als Lucien Meyer en Theo Simon richtten de turnvereniging Naar Vrijheid en Bekwaming op als dekmantel voor hun verzetsbeweging. Op 6 maart 1941 werd dan de Nationale Koninklijke Beweging (nkb) officieel gesticht. De leden werden hoofdzakelijk gerekruteerd bij studenten en onderofficieren, vooral uit de regio Leuven/Aarschot, maar ook uit Antwerpen en Mechelen. De Leuvense professor Eugène Mertens de Wilmars, een vroegere rexist en een leopoldist, nam de leiding. Vooraanstaande rechtse katholieken en militairen vervoegden de beweging zoals prins de Ligne, generaal Graff, majoor Monteyne en kapitein van Nooten. De groep ging voor een corporatistisch regime onder leiding van koning Leopold III, bijgestaan door een staatsraad. De top van de beweging was tegen het gelijkheidsprincipe en de toenmalige politieke partijen. De groep beschikte over koninklijke troepen en koninklijke wachters die de propaganda en de orderhandhaving voor hun rekening moesten nemen. De gewone leden waren niet op de hoogte van de verborgen agenda van de leiding. Jongeren uit onderwijs of syndicale milieus engageerden zich. Zo bestond de Mechelse afdeling uit zeer veel scholieren en studenten.

In juli 1941 werd Lucien Meyer aangehouden en de groep verboden. In augustus 1941 leidde een razzia te Mechelen tot de aanhouding van vele leden, gevolgd door de tweede aanhouding van Lucien Meyer in september 1941. In augustus 1942, na de aanhouding van Mertens de Wilmars, kwam generaal Graff aan het hoofd van de organisatie. Later werd er samengewerkt met het Belgisch Legioen.

De nkb ageerde tegen de verplichte tewerkstelling en steunde de werkweigeraars, verzamelde inlichtingen van militaire aard, gaf hulp aan ondergedoken joden en geallieerde piloten. De organisatie had ook verschillende sluikbladen waarvan het belangrijkste Vrij Volk was. Dit blad keerde zich vooral tegen collaborateurs, blonk uit in huldebetoon aan het koningshuis en publiceerde manifesten, ook die van het opposante of. In het Leuvense werden de leden vooral gerekruteerd uit de Christelijke Arbeidersbeweging en de Boerenbond. In Antwerpen speelden dokwerkers en havenpersoneel een grote rol. Zij zullen trouwens een belangrijke bijdrage leveren voor de bescherming van de haven van Antwerpen, samen met de andere verzetsgroepen.

Van de circa 300 aangehouden leden stierven er 166 in Duitse gevangenissen en concentratiekampen.

Groep G

Begin 1941 ontstond er uit de Cercle de Libre Examen aan de Université Libre de Bruxelles (ulb) een sabotagegroep. Hij werd opgericht door Jean Burgers, Richard Altenhoff, Robert Leclerc, Helène Burgers-Leva en Henri Neuman en werd door de soe-agent André Wendelen, op 26 februari 1942 geparachuteerd, uitgebouwd tot de Groep G. Wendelen, zelf oud-student van de ulb en ook actief in de Spaanse burgeroorlog, zocht contact met zijn oude medestudenten om in samenwerking met de soe sabotages voor te bereiden en uit te voeren. In het hele land werden er groepen gevormd, de nationale leiding was in handen van Neuman, Altenhoff en Leclerc, Jean Burgers was coördinator. Wendelen en een aantal leiders kregen in Groot-Brittannië een opleiding van de soe. In augustus 1943 kwam Wendelen terug met geld en materiaal om de groep verder uit te bouwen.

Met hun acties wilde de Groep G de bezetter maximaal beschadigen en zo weinig mogelijk represailles uitlokken. Dodelijke slachtoffers en onherstelbare schade werden dus vermeden. De leiding van de groep plande de acties met behulp van een aantal professoren van de ulb, zo bijvoorbeeld de hoogleraars Cosyns, De Groote en Pelseneer. Altenhoff was als ingenieur belast met het maken van het sabotagemateriaal. Sabotage was vooral gericht tegen de energievoorziening, de spoor- en waterwegen. Zo werd door de vernietiging van de sluizen van Ath en Clabecq in 1943 de binnenscheepvaart daar maandenlang stilgelegd en ontregelde de vernietiging van 23 locomotieven in de zomer van 1944 de Duitse militaire transporten. Huzarenstuk was de grote stroomonderbreking (la grande coupure): door de uitschakeling van een groot deel van de hoogspanningslijnen verloren de Duitsers kostbare productietijd. Ten slotte speelde Groep G ook een belangrijke rol bij de vrijwaring van de Antwerpse haveninfrastructuur tijdens de bevrijding.

Van de 4.000 erkende leden overleden er een duizendtal in Duitse gevangenissen en concentratiekampen. Jean Burgers, die aangehouden was op 18 maart 1944, werd op 6 september 1944 opgehangen te Buchenwald. Richard Altenhoff, aangehouden op 3 juli 1943, werd onder meer in Breendonk gefolterd en ten slotte gefusilleerd op de Nationale Schietbaan te Brussel op 30 maart 1944.

  

De gevangenissen 

   

De Belgische gevangenen van de Duitse gerechtelijke instanties werden in afwachting van hun proces in de Duitse vleugels van Belgische gevangenissen ondergebracht. Voor de Vlamingen waren dat onder andere Sint-Gillis (Brussel), de Begijnenstraat (Antwerpen), en De Nieuwe Wandeling (Gent). De Mechelse politieke gevangenen werden vooral in de Begijnenstraat en in Sint-Gillis opgesloten. Wie door Duitse krijgsraden veroordeeld was tot een kleine gevangenisstraf werd opgesloten in Merksplas. Verzetsstrijders die in België ter dood veroordeeld werden, werden kort na het proces, indien ze geen gratie hadden gekregen van von Falkenhausen, hier terechtgesteld. Weerstanders uit het Mechelse werden meestal op de schietbaan van Maria-ter-Heide, nabij Brasschaat gefusilleerd.

Verdachten die men in België niet kon veroordelen, vielen onder het Nacht-und-Nebel-decreet en werden naar Duitsland overgebracht in afwachting van hun proces. Ze kwamen vooral terecht in de gevangenissen of gevangeniskampen van Essen, Esterwegen, Wüpperthal, Gross-Strelitz; na veroordeling in Sonneburg of Wolfenbüttel en later nog in de concentratiekampen Gross-Rosen, Hinzert, Natzweiler-Struthof of nog andere.

Esterwegen

Vanaf de zomer 1933 was er in Esterwegen, in Neder-Saksen nabij de Nederlandse grens, een concentratiekamp ingericht waarin voornamelijk politieke tegenstanders werden opgesloten. Vanaf 1937 werd het een strafgevangenis. Vanaf mei 1943 werden er in een afzonderlijk deel, het Lager Süd, nn-gevangenen opgesloten uit België, Frankrijk en in mindere mate ook uit Nederland, in afwachting van hun proces.

Tot 14 april 1944 brachten in totaal 66 transporten 2.696 nn-gevangenen naar de Emslandkampen. Omdat Esterwegen overbevolkt raakte, werden in februari 1944 5 à 600 nn-gevangenen naar Börgermoor overgebracht. De gevangenen met een nn-nummer werden afgezonderd van de buitenwereld. 165 Belgen die in Esterwegen verbleven werden ter dood veroordeeld.

Op 10 februari 1944 beval de Reichsminister van Justitie de ontruiming van Esterwegen. Nn-gevangenen moesten naar Silezië om daar door het Sondergericht van Oppeln veroordeeld te worden. Het eerste grote transport van maart 1944 telde 900 gevangenen.  


Désiré Mertens uit Boortmeerbeek, aangehouden 
wegens 'roofovervallen', sabotrage, moord'

Sonnenburg

De gevangenis van Sonnenburg, nabij de stad Slonsk in Polen, was ingericht voor 656 gevangenen en werd in 1933 gebruikt als concentratiekamp voor communisten, een jaar later werd ze terug een gewone gevangenis. Vanaf augustus 1942 werden hier verzetslui opgesloten die door krijgsgerechten in Frankrijk veroordeeld waren tot celstraffen. Op 26 mei 1943 kwamen de eerste nn-gevangenen, afkomstig uit Hameln, binnen. Maximaal zaten hier 298 Belgen vast, op 30 september 1943. In oktober van hetzelfde jaar waren er in totaal 1.000 gevangenen. Eind december 1943 waren 57% van de gevangenen uit België of Frankrijk afkomstig. Minstens 67 Belgen stierven er tussen 1942 en 1945.

In de nacht van 30 januari 1945 werden op bevel van de Gauleiter en de commissaris van landsverdediging door een ss-detachement van Frankfurt onder leiding van Hauptsturmführer Nickel 819 gevangenen met een nekschot omgebracht: Belgen, Fransen, Nederlanders, Luxemburgers, Noren, Polen, Bulgaren, Joegoslaven, Tsjechoslovaken en Sovjetburgers. De twee hoofdschuldigen: ss Obersturmbannführer Heinz Richter, gestapochef van Frankfurt a/Oder en Nickel werden vrijgesproken door het assisenhof van Kiel op 27 augustus 1971, wegens gebrek aan bewijzen.

Na de opschorting van het nn-decreet werden 600 gevangenen naar het concentratiekamp Sachsenhausen overgebracht. Hendrik van Beneden van De Zwarte Hand overleed daar.

Wolfenbüttel

Wolfenbüttel was een strafgevangenis in Neder-Saksen. In de herfst van 1943 werd er een executieplaats ingericht, waar terdoodveroordeelden van burgerlijke en militaire rechtbanken met een guillotine onthoofd werden. Vanaf oktober 1937 tot 15 maart 1945 werden er meer dan 700 mannen en vrouwen terechtgesteld, waaronder 45 Belgische verzetslui en 10 Fransen. Andere Belgische nn-gevangenen, waaronder Frans van Beneden van de Zwarte Hand, de broer van Hendrik, stierven in de cellen, ziek en uitgeput.

Gross-Strelitz

Gross-Strelitz, een van de grootste tuchthuizen van Silezië, lag tussen het station en het stadscentrum. Nn-gevangenen werden er in cellen opgesloten in afwachting van hun proces in het Sondergericht van Oppeln. De werkcommando's van het kamp zelf waren betrokken bij de kalkwinning en -verbranding. Kleinere groepen gevangenen werden in de gevangenis van Kreuzburg opgesloten, 400 nn-gevangenen zaten in het commando van Laband, een wapenfabriek, anderen werden in het Justitzstraflager Blechhammer opgesloten. Blechhammer had een Kommando te Blechhammer-Heydebreck waar synthetische brandstof werd geproduceerd. De meeste gevangenen kwamen in Gross-Strelitz zelf terecht, het waren vooral Belgen, zowel mannen als vrouwen, naast Fransen en Nederlanders.

Het eerste konvooi met 900 gevangenen uit Strafgefangenenlager VII Esterwegen kwam aan op 15 maart 1944, op 15 april kwam een konvooi aan uit Hameln, op 21 april een konvooi met dertig personen uit Brussel, op 18 april een konvooi met 310 gevangenen uit Esterwegen, op 27 april 71 personen uit Hameln en op 20 en 25 mei 80 personen uit België, zowel mannen als vrouwen. Op 20 december werden 69 nn-gevangenen overgedragen aan de Gestapo en naar de concentratiekampen gevoerd.

Vanuit het Frauenlager Mesum kwam een eerste konvooi met 143 vrouwen, waaronder 45 nn in Gross-Strelitz aan, 40 ervan waren Belgen. Er kwamen nog verschillende konvooien met vrouwen uit België: op 9 april en 25 mei 1944 uit Luik, op 12 april 1944 uit Brugge, op 19 mei 1944 enkele gevangenen uit Keulen, op 12 april 1944 uit Kortrijk. Op 10 en 15 mei 1944, op 1, 4, 7 en 9 juni 1944 kwamen er ook uit Sint-Gillis konvooien nn-gevangenen aan.

In Gross-Strelitz kwamen ook vrouwen uit andere gevangenissen en kampen: van Kreuzburg, Gommeren, Oppeln en Buchenwald. Sommige vrouwen bleven in Gross-Strelitz opgesloten, 27 onder hen werden overgebracht naar de staatsgevangenis van Oppeln. Op 18 januari 1945 was de jongste gevangene de 15-jarige Antwerpse Lucie Josephine Rouse.

Op 13 mei, 6 juni en op 15, 22, 23 en 29 september 1944 werden vrouwelijke gevangenen overgebracht naar Sonnenburg. Op 20 mei en op 3 juni 1944 werden er respectievelijk 27 en 55 gevangenen overgebracht naar de gevangenis van Oppeln. Konvooien met vrouwen vertrokken in het najaar ook nog naar de gevangenissen van Graz, Potsdam en Brig, Dachau, Wolfenbüttel, Esterwegen, Papenburg, Sachsenhausen, Kaisheim en Gross-Rosen. Het grootste vrouwenkonvooi, 900 gevangenen, vertrok op 30 oktober 1944. In december 1944 en januari 1945 volgden nog evacuaties naar de gevangenis van Bautzen en Gross-Rosen.

De werkkampen van Gross-Strelitz, Laband en Blechhammer telden minstens 31 dodelijke slachtoffers onder de nn-gevangenen, waaronder 28 Belgen.


Gevangenenkaart van Jan Maris uit Puurs

  

Concentratiekampen 

   

Inleiding

Concentratiekampen werden niet uitgevonden door de nazi's. Reeds op het einde van de 19de eeuw werden vrouwen en kinderen van opstandige Zuid-Afrikaanse boeren door de Britse koloniale macht in zeer penibele omstandigheden opgesloten in verzamelkampen. Ook na de val van het Derde Rijk werden er verschillende soorten van concentratiekampen ingericht door totalitaire regimes over de hele wereld. Wat de concentratiekampen van het Derde Rijk onderscheidt van de andere is de grootschaligheid van het opzet, het aantal kampen en bijkampen, de organisatorische systematiek en de economische doelgerichtheid.

Vandaag denken we bij 'concentratiekamp' quasi ogenblikkelijk aan het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau en de uitroeiing van miljoenen (ongeveer 6 miljoen) joden. Maar concentratiekampen waren geen uitroeiingskampen: ze dienden om politieke tegenstanders en andere ongewensten uit de samenleving te bannen en via strenge tucht en zware arbeid weer om te vormen tot ordentelijke burgers. In uitroeiingskampen zoals die van Auschwitz-Birkenau, Treblinka II, Sobibor... wilde het nazi-regime op systematische en efficiënte manier joden en zigeuners ombrengen, deze volkeren moesten gewoonweg verdwijnen. Dat onderscheid neemt echter niet weg dat sommige kampen beide functies vervulden, en dat er in sommige concentratiekampen ook gaskamers waren.

Vernietigingskampen werden ingericht vanaf eind 1941, de meeste werden opgericht na de Wannsee Conferentie van 20 januari 1942. Vanaf toen gebeurde de planmatige uitroeiing in speciaal ingerichte gaskamers op industriële wijze, ter vervanging van de vroegere massale executies van joden door de vier Einzatsgruppen in de Sovjetunie. Deze kampen ressorteerden onder afdeling IV B 4 van het rsha. De concentratiekampen daarentegen hingen vanaf maart 1942 af van de Wirtschaftsverwaltung Hauptamt onder ss-generaal Oswald Pohl. Ze werden ingezet in de oorlogseconomie.

Reeds voor de machtsovername van de nsdap bestonden er kampen onder leiding van de sa (de paramilitaire veiligheidstroepen van de Nationaal-Socialistische Arbeiderspartij nsdap) waarin tegenstanders werden opgesloten. Na de brand van de Reichstag werd de wet op de bescherming van volk en staat gestemd op 28 februari 1933 en werd de Schutzhaft, de beschermende bewaring, in Pruisen reeds gebruikelijk vanaf het begin van de 20ste eeuw, algemeen. Personen die mogelijk staatsgevaarlijk konden zijn, werden opgepakt. Ogenblikkelijk werden ongeveer 4.000 communisten aangehouden en opgesloten in gevangenissen maar ook in de officieuze concentratiekampen van de sa die vooral in Emsland gelegen waren. De belangrijkste oppositiepartij werd op die manier buiten spel gezet. Ook het eerste concentratiekamp Dachau werd in maart 1933 ingericht om communistische tegenstanders op te sluiten. Al deze gevangenissen en kampen stonden los van het officiële rechtsgebeuren. Nadat in juni 1933 ook de andere democratische partijen werden ontbonden kwamen er andere gevangenen bij: sociaal-democraten, liberalen, katholieken, protestanten, intellectuelen, industriëlen en ambtenaren die zich openlijk verzetten, enzovoort.

Het kampreglement, opgesteld door de tweede commandant van Dachau, Theodoor Eicke, op 1 oktober 1933, liet straffen toe als eenzame opsluiting van 3 tot 14 dagen; 25 stokslagen voor en na de opsluiting; ophanging voor opruiend gedrag, politieke propaganda, het naar buiten smokkelen van informatie en geweld tegen bewakers. Het reglement schreef ook voor hoe bewakers zich moesten gedragen en er waren disciplinaire maatregelen in geval van overtredingen. Dat reglement werd vanaf 1 augustus 1934 voor alle concentratiekampen van kracht, toen Eicke benoemd werd tot inspecteur van alle concentratiekampen. Op basis van dit reglement stelde de sipo/sd ook voor Breendonk een kampreglement op.

Eicke richtte ook de speciale paramilitaire opleiding in voor de ss-bewakers van Dachau. De geofficialiseerde terreur die de kampbewaking vanaf toen kenmerkte, verving de chaotische wreedheid van voordien. Deze eerste speciaal opgeleide ss-bewakers zullen later promotie maken en de leiding krijgen over grote concentratiekampen. De Emslandkampen werden vanaf 1934 aan het ministerie van Justitie overgedragen (behalve Esterwegen) en omgevormd tot het strafgevangenenkamp Papenburg met verschillende afdelingen of commando's. Na de nacht van de lange messen speelde de sa geen noemenswaardige rol meer, maar leverde wel tot het einde van de oorlog bewakers voor de Emslandkampen.

Vanaf 1935-1936 werd al wie het beleid en de nazi-functionarissen bekritiseerde, opgesloten in concentratiekampen. Een vrijspraak van een officiële rechtbank betekende nog geen echte vrijlating: dikwijls werden mensen die de rechtbank als een vrij man of vrije vrouw verlieten door de Gestapo opgepakt en in kampen opgesloten.

Vanaf maart 1937 werden ook andere 'vijanden van het volk' zonder enige vorm van proces opgesloten, mensen die niet pasten in het systeem: homoseksuelen en travestieten, getuigen van Jehova (want die wilden geen eed van trouw aan de Führer afleggen), asocialen zoals bedelaars en landlopers, zigeuners, gauwdieven, pooiers... Het Schutzhaft-decreet van 25 januari 1938 maakte het bestaan van concentratiekampen officieel. Gewoontemisdadigers werden na het uitzitten van hun straf eveneens opgesloten in de kampen, waar ze groene driehoeken en in een aantal gevallen beruchte kapo's - bewakers - werden.

Na de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938, een georkestreerde reactie op de moord op Ernst von Rat, de derde secretaris van de Duitse ambassade in Parijs door Herschel Grynszpan, werden ongeveer 30.000 joden opgesloten, hoofdzakelijk in Buchenwald, Sachsenhausen en Dachau. Honderden lieten er het leven, na drie maanden werden de anderen vrijgelaten op voorwaarde dat ze het land verlieten.

Vanaf deze periode kreeg de dienst Arbeitseinsatz een vertegenwoordiging in elk kamp. Grote kampen als Buchenwald, Dachau en Sachsenhausen werden opgericht of uitgebreid, kampen werden aangelegd op economisch belangrijke sites zoals bijvoorbeeld nabij de steengroeven van Mauthausen en Flossenburg. Daar werden dan de stenen gekapt voor de grote, door Speer uitgetekende bouwprojecten in Berlijn en andere grote steden. Ss-ondernemingen als de Deutsche Erd und Steinwerke (dest) richtten afdelingen op in en om de grote kampen, de gevangenen werden goedkope arbeidskrachten. Later zullen privé-bedrijven als ig Farben, Krupp, aeg en Siemens deze ss-bedrijven overvleugelen. De Schutzhäftlingen werden slaven voor de Duitse oorlogseconomie. De leuze van de kampen, 'Arbeit macht Frei', was een cynische aanfluiting van de realiteit. In maart 1942 ging de algemene leiding en het beheer van de kampen over naar de wvha en op 30 april 1942 besloot Pöhl tot de Arbeitseinsatz: de totale inzet van de gevangenen in de oorlogsindustrie. Na 1939 werd het een ongeschreven regel dat al wie in een concentratiekamp zat, daar zou blijven tot het einde van de oorlog.

In 1939 waren er 37 officiële concentratiekampen (kz's) in Duitsland met 21.400 gevangenen waarvan de helft geen politieke gevangenen waren, maar asocialen. In januari 1945 waren er 750.000 gevangenen, waaronder 200.000 vrouwen. Bij de bevrijding der kampen telde men 600.000 gevangenen.

De Duitse verovering van grote delen van West- en Oost-Europa had de oprichting van een netwerk van grote concentratiekampen en bijbehorende commando's tot gevolg: de staatsvijanden en ongewenste groepen uit de veroverde gebieden moesten eveneens geïnterneerd worden. Het rsha gebruikte de lokale gevangenissen om hechtelingen of Häftlingen op te sluiten in afwachting van hun deportatie. Het symbool van deze gevangenneming voor België was het kamp van Breendonk, Auffanglager (al) Breendonck, waar aanvankelijk zowel asocialen als joden als politieke gevangenen werden opgesloten.

De grote kampen waren: Buchenwald, Mauthausen, Dachau, Gross-Rosen, Ravensbrück, Neuengamme, Flossenburg, Sachsenhausen, Stütthof en Bergen-Belsen. Met uitzondering van Stütthof zaten de politieke gevangenen uit het arrondissement Mechelen in al deze kampen.

De overlevingskansen van de gevangenen in de kampen verschilden van kamp tot kamp. In Buchenwald overleefde 75%. In Ravensbrück overleefde slechts 30%: van de 130.000 gevangenen, voor het merendeel vrouwen, overleefden er slechts 38.000 de oorlog. Het gemiddelde schommelde rond 50%.

De kampen

De cijfers over het aantal gevangenen en doden in de vele kampen verschillen naar gelang de bronnen. Over sommige kampen zijn we ook beter gedocumenteerd dan over andere. Daarom zijn niet alle beschrijvingen gelijklopend.

Dachau

De oprichting van Dachau werd op 20 maart 1933 door Himmler openbaar gemaakt. Het kamp was gelegen in het zuiden van Duitsland, op 20 kilometer van München. Hier zouden 5.000 personen kunnen opgesloten worden. De eerste kampcommandant was baron von Malsen Donichau. Het kamp was bedoeld voor communisten en socialisten die de veiligheid van de staat bedreigden. Op 11 april 1933 werd de ss met de bewaking belast.

Nadat Theodor Eicke op 26 juni 1933 het bevel van het kamp overnam werd het arbitraire geweld vervangen door georganiseerde terreur. Dachau werd een 'Schüle der Gewalt'. Het regime stond model voor alle latere kampen, zijn reglement werd door alle concentratiekampen overgenomen toen Eicke in 1934 inspecteur van de kampen werd.

Het bekende blauwwitte streepjespak werd hier, net als in alle Duitse concentratiekampen gedragen, een kenteken in de vorm van een omgekeerde driehoek kwam op de linker borstzak, eronder het nummer van de gevangene. Elke gevangene verloor zijn identiteit en werd een nummer.  


'Weggegaan wegens overlijden'. Doodsbericht van Philemon Sarenz 
door de kampleiding van Dachau.

De kleur van de driehoek identificeerde de gevangene: een politieke gevangene had een rode driehoek, een misdadiger een groene, een getuige van Jehova een paarse, een emigrant een blauwe, een homoseksueel een roze, een asociale een zwarte, een jood een gele... Een tweede rechtopstaande driehoek bovenop de eerste diende om speciale groepen aan te duiden, zoals bijvoorbeeld: een joodse politieke gevangene, een homoseksuele asociaal enz. In de driehoek stond ook een letter voor de nationaliteit, zoals B voor België of F voor Frankrijk. Wie gepoogd had te ontvluchten kreeg een schietschijf op de rug van zijn vest genaaid. Himmler besliste persoonlijk dat priesters te Dachau moesten worden opgesloten.

De gevangenen moesten het kamp inrichten en moesten ook wegen aanleggen. Die zware slavenarbeid moest hen omscholen tot modelburgers.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Dachau een nog groter oord van verschrikking voor de nieuwe buitenlandse gevangenen. Zo werden er bijvoorbeeld vanaf oktober 1941 tot april 1942 te Dachau en op de nabijgelegen executieplaats Herbeshausen ongeveer 6.000 krijgsgevangenen uit de Sovjetunie vermoord. Ook werden vanaf januari 1942 vanuit Dachau invaliden naar de euthanasie-inrichting Schloss Hartheim bij Linz getransporteerd. Bij deze Sonderbehandlung 14F13 werden circa 3.000 zieken, arbeidsongeschikten en joden omgebracht.  


Officiële vaststelling van de doodsoorzaak van Leo Pensaert uit Mechelen 
door de kamparts van Dachau: 'Stilvallen van hart en bloedsomloop'

In het kader van de Arbeitseinsatz kwamen er 169 verschillende Aussenlager (buitenkampen), nabij bedrijven als bmw, Messerschmitt en Dornier. De gevangenen werden zodoende in de wapenindustrie en de vliegtuigbouw ingezet.

Na de ontruiming van de oostelijk gelegen kampen en commando's kwamen er tussen januari en april 1945 30.958 nieuwe gevangenen in Dachau aan. Het kamp zat toen overvol. In plaats van 208 personen per barak zaten er toen 1.600.

Op 14 april 1945 gaf Himmler het bevel tot ontruiming van Flossenburg en Dachau. Op 23 april begon de evacuatie: op 27 april marcheerden 7.000 personen het kamp uit, een van de beruchte dodenmarsen was begonnen. Het Amerikaanse leger bevrijdde het kamp op 29 april 1945. Op dat ogenblik bevonden er zich nog meer dan 67.000 gevangenen in het kamp, de helft verspreid over de commando's.

Van 1933 tot 1945 telde Dachau 206.206 gevangenen van 27 verschillende nationaliteiten, verspreid over 36 grote en 131 kleine commando's. Officieel werden er 31.591 doden geregistreerd. Het echte aantal ligt vermoedelijk veel hoger, want de executies van (vooral sovjet) krijgsgevangenen en de uitschakeling van invaliden, zieken en arbeidsongeschikten - zogenaamde euthanasieslachtoffers - werden niet in Dachau genoteerd.

Een typische dag in het concentratiekamp Dachau

Als ontbijt kregen de gevangenen een halve liter namaakkoffie of thee. Daarna was er appel. De gevangenen werden geteld terwijl ze in de houding en in het gelid stonden, in weer en wind met ontbloot hoofd. Dat gebeurde dagelijks in elk concentratiekamp en kon uren duren. Het geweld dat met het appel gepaard ging kostte vele mensen het leven. Later, toen de arbeidstijd te kostbaar werd, werden de appels ingekort.

Na het appel vertrokken de gevangenen naar hun werk. Een gevangene moest van 6 tot 18 uur werken, de verplaatsingsduur niet inbegrepen. Sommigen moesten kilometers te voet naar hun werkplaats. Aan een hels tempo moesten zij de werkplaatsen inrichten, onderdelen van vliegtuigen fabriceren, raketten en munitie maken.

Het middagmaal bestond uit een liter waterig afkooksel van knolrapen en wortelen en een stukje brood. Bij bijzondere gelegenheden kregen de gevangenen soms een beetje vlees.

De lijfstraffen te Dachau werden uitgevoerd op de appelplaats in aanwezigheid van de andere gevangenen. Bij 'Funfundzwanzig am Arsch' of 25 stokslagen op de onderrug moest het slachtoffer zelf meetellen. Bepaalde inbreuken op het reglement werden bestraft met ophanging. Ook werden gevangenen aan handen en voeten geboeid urenlang met de handen aan een boom opgehangen. Soms moesten gevangenen ook gedurende lange tijd buiten staan of hurken, of kregen ze geen eten. De ss-bewakers dachten ook een bijzonder spelletje uit: mutsen gooien. De muts van een gevangene werd afgepakt en weggegooid, dichtbij de afsluiting van het kamp. Ging de gevangene zijn muts halen dan werd hij neergeschoten want dan was hij zogenaamd op de vlucht. Deed hij dat niet dan werd hij afgeranseld wegens ongehoorzaamheid.

Dachau was ook berucht omwille van de medische experimenten van verschillende ss-dokters. Zo spoot dokter Schilling, hoogleraar tropische ziekten, vanaf 1942 maandelijks dertig gevangenen met malaria in, om geneesmiddelen of vaccins te kunnen ontwikkelen. Dokter Sigmund Roscher voerde in 1942 onderzoek naar luchtdrukverschijnselen ten bate van de Luftwaffe. 200 gevangenen, meestal Russen, werden naar decompressiekamers gebracht, 80 onder hen overleefden deze behandeling niet.

Ongeveer 2.000 Belgen zouden in het kamp van Dachau gezeten hebben. Op 26 april 1945 waren er nog 989 Belgen in het kamp, officieel zijn er 460 gestorven.

Sachsenhausen/Oraniënburg

In maart 1933 richtte de sa in fabrieksgebouwen in het stadscentrum van Oraniënburg, op 20 kilometer van Berlijn, een concentratiekamp op. De bouw van Sachsenhausen, door gevangenen van de Emslandkampen, begon midden 1936.

In de herfst van 1941 werden er 12.000 Sovjetkrijgsgevangenen omgebracht door executie met de kogel en in rijdende gaskamers. In 1942 werd er een crematorium ingericht en een terechtstellingsplaats. Later werd er een gaskamer bijgebouwd dat 'station z' werd genoemd.

Vanaf 1942 werden er een honderdtal commando's opgericht ten behoeve van de wapennijverheid en de vliegtuigindustrie, bij Heinkel Flugzeugwerke in Oraniënburg, voor Siemens en aeg. Berucht was het strafkommando kz Aussenlager Klinkerwerk, dat het Toteslager was van Sachsenhausen. Hier werden de gevangenen langzaamaan vermoord door de zware arbeid of omgebracht door de ss. Begin 1945 telde het kamp 80.000 gevangenen, waarvan 58.000 in het basiskamp Oraniënburg.

Om aan het oprukkende Rode Leger te ontkomen werd het kamp vanaf 21 april 1945 via dodenmarsen geëvacueerd. Zo werden 33.000 gevangenen, onderverdeeld in groepen van 500, naar de westelijke concentratiekampen Mauthausen en Bergen Belsen overgebracht. Op 22 april bevrijdde het Rode Leger de laatste 3.000 gevangenen van het kamp.

In 1944 waren 90% van de gevangenen buitenlanders. Er werden ongeveer 200.000 gevangenen geregistreerd, waarvan er ongeveer 33.000 de oorlog niet overleefden. Er werden 7.792 gevangenen uit België geregistreerd. Ook de laatste transporten van 30 augustus 1944, na de ontruiming van Breendonk, kwamen via Vucht in Sachsenhausen terecht.

Neuengamme

Dit commando van Sachsenhausen werd in december 1938 ingericht in een steenbakkerij te Neuengamme, op 20 kilometer van Hamburg. Het werd een onafhankelijk concentratiekamp in de zomer van 1940 en telde 80 satellietkampen. Vanaf 1942 werden de gevangenen in de wapenindustrie ingezet. Minstens 55.000 van de 106.000 gevangenen stierven.

Het allereerste konvooi van Belgische politieke gevangenen naar een Duits concentratiekamp vertrok op 22 september 1941 en arriveerde in Neuengamme op 24 september 1941: 107 gevangenen uit Breendonk en 150 uit Hoei. In de winter van 1941-1942 eiste een vlektyfusepidemie het leven van 1.600 gevangenen, waaronder talrijke Belgen. Ondervoeding, ziekte, geweld en uitputting door de zware arbeid eisten een hoge tol. Bovendien stierven nog vele gevangenen door executie, medische experimenten en vergassing. Van de 107 uit Breendonk overleefden er 89 de oorlog niet. In de herfst van 1944, voor en tijdens de ontruiming van Breendonk, vertrokken er opnieuw konvooien waarvan de meesten op 2 september 1944 aankwamen, met in totaal 218 gevangenen.

Na een dagenlange voetmars en treinreis uit Neuengamme scheepten eind april 1945 10.000 gevangenen te Lübeck in op de Cap Arcona, de Tibeck en de Athena, met bestemming Zweden. Op 3 mei 1945 werden de twee eerstgenoemde schepen per vergissing door Engelse vliegtuigen gebombardeerd: ongeveer 7.500 gevangenen aan boord stierven, waaronder een tweeduizendtal Belgen.

Buchenwald

Dit kamp werd in juli 1937 ingericht op de Ettersberg op 8 kilometer van Weimar. Ss'er Obersturmführer Karl Koch werd er kampcommandant. Op 15 juli 1937 kwamen de eerste gevangenen uit Sachsenhausen aan. Ze moesten bomen rooien, het kamp opbouwen en voorzien van nutsvoorzieningen, wegen en kanalen. Buchenwald kreeg de afmetingen van een kleine stad met een heuse villawijk naast het kamp voor ss-officieren en hun families.  


Gevangenenkaart van Victor Neets, Buchenwald

In het kamp kwamen politieke gevangenen, criminelen, asocialen, getuigen van Jehova en homo's terecht. Na de Kristallnacht werden er tienduizenden joden gedurende enkele maanden opgesloten. Eind 1938 waren er reeds 11.028 gevangenen. Na de Oostenrijkers in 1938 waren de Tsjechen en Polen de eerste buitenlandse gevangenen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen er gevangenen vanuit heel bezet Europa terecht. Vooral Russische krijgsgevangenen kregen het er erg te verduren, vele werden er gefusilleerd.

Van 1938 tot eind 1942 schommelde het aantal gevangenen tussen 7.000 en 12.000. In 1943 waren ze met 37.319. Het kamp werd ingeschakeld in de oorlogsindustrie, zo het bekende commando Dora. De fabriek Gustloff vestigde zich op 12 maart 1943 in Buchenwald. De gevangenen moesten ook een spoorweg aanleggen tussen Weimar en Buchenwald.

In juli 1942 werd het verzet in het kamp van Buchenwald door Duitse communisten op poten gezet. Begin 1943 werd er een internationaal comité opgericht, dat de leiding van het verzet zou opnemen. In juni 1944 kwam er een Belgisch solidariteitscomité dat zorg droeg voor de nieuwe Belgische gevangenen. Vanaf juli 1944 maakte het deel uit van het internationaal comité. Henri Glineur was de Belgische afgevaardigde.

Op 24 augustus 1944 werd het kamp zwaar gebombardeerd: 384 gevangenen stierven en 1.462 werden gewond, waarvan 600 ernstig. De gerechtelijke dossiers van de gevangenen gingen in de vlammen op. Heel wat gevangenen ontsnapten aldus aan een gewisse dood, zoals André Wynen, omdat zij zo aan een proces ontsnapten. Jean Burgers, leider van de Groep G, werd in september 1944 opgehangen.

Eind 1944 waren er in het kamp en zijn 86 commando's 63.048 gevangenen. In februari 1945 kwamen te Buchenwald meerdere konvooien aan met gevangenen van Poolse kampen. Eind maart 1945 waren er 50.000 gevangenen in het moederkamp en 20.436 in 107 commando's.

Op 5 april 1945 wilde men beginnen met de evacuatie, maar het internationaal comité saboteerde de zaak. Op 7 en 8 april vertrokken dan toch tienduizenden gevangenen naar het Westen. Tijdens deze dodentochten werden duizenden onder hen omgebracht: wie niet meer kon volgen werd neergeschoten. De andere grote kampen werden reeds vroeger door even gruwelijke dodenmarsen en transporten geëvacueerd.

In de namiddag van 11 april 1945 nam het internationaal comité gewapenderhand de macht over. Om 15 uur vielen ze aan en om 16.45 uur was hun zege een feit. Op 12 april defileerden de gevangenen, per nationaliteit, op de appelplaats. Op 13 april nam het Amerikaans leger het beheer van Buchenwald over. Er waren op dat ogenblik nog 622 Belgen in het kamp.

Het kamp telde in totaal 238.971 gevangenen, 136 commando's en buitenposten, waarvan Dora de beruchtste was. In de herfst van 1944 werd een deel van het kamp voor vrouwen ingericht.

Vier konvooien uit België brachten van mei tot augustus 1944 3.261 gevangenen naar Buchenwald, waaronder 3.097 Belgen. 1.651 van deze Belgische gevangenen kwamen in Dora terecht, 369 in het commando Blankenburg. Het eerste konvooi vertrok per goederentrein uit het station van Willebroek met 641 gevangenen van Breendonk, in de ochtend van 6 mei 1944. In het station van Schaarbeek werden wagons met gevangenen van Sint-Gillis aangekoppeld. Er waren in totaal 967 gevangenen aan boord, waaronder 923 Belgen. Ze kwamen te Buchenwald aan op 8 mei 1944. Er werden 48 gevangenen per wagon vervoerd, opeengeperst en rechtstaande, zonder sanitair, met als proviand slechts enkele broden en een emmer water. Het tweede konvooi vertrok op 23 mei 1944 met 893 gevangenen, waarvan 849 Belgen. De derde groep vertrok op 19 juni 1944 met 574 gevangenen, waarvan 536 Belgen, 40 uit Breendonk. Groep vier vertrok op 8 augustus 1944 met 827 gevangenen, 789 Belgen waarvan 90 uit Breendonk.

In totaal verbleven er 5.745 gevangenen uit België afkomstig in Buchenwald of zijn commando's, zoals te Essen waar ze puin moesten ruimen na geallieerde bombardementen, te Holzhof, waar ze voor de Wehrmacht werkten of te Halberstadt, waar ze vliegtuigen recupereerden.

Vele Belgen lieten het leven te Buchenwald, onder hen de liberale oud-premier Paul-Emile Janson die in 1944 aan dysenterie bezweek. Van de 250.000 gevangenen die in Buchenwald werden opgesloten, overleden er 50.000.

Dora-Mittelbau

Dit kamp werd opgericht in Noord-Beieren nabij Leipzig op 27 augustus 1943 als een commando van Buchenwald, en kreeg op 1 oktober 1944 een onafhankelijke status. Reeds in 1943 werden er politieke gevangenen van Buchenwald ingezet bij de productie van V2-raketten. Om veilig te kunnen produceren - geallieerde bombardementen waren niet denkbeeldig - werden de ondergrondse opslagplaatsen van de firma wifo ingericht. Het kamp Mittelbau kon van start gaan op 27 augustus 1943, toen de eerste gevangenen aankwamen. Ze moesten tunnels en galerijen uitgraven om de ondergrondse fabriek te vergroten en een assemblageketen installeren, evenals de nodige nutsvoorzieningen. Tot in de lente van 1944 sliepen de gevangenen in de tunnels zelf. Vanaf januari 1944 startte de productie van de V2's. Later werden er ook vliegtuigmotoren en V1's gemonteerd.

Het uitkappen en dynamiteren van de tunnels in erbarmelijke omstandigheden veroorzaakte hoge sterftecijfers. Zeker 148 Belgen stierven in Dora. Wie zich voordeed als technisch geschoold kon soms aan de onmenselijke tunnelarbeid ontsnappen en in de productie werken. Maar de gevangenen wisten dat de V1's en V2's bedoeld waren om de grote steden in bevrijd West-Europa te verwoesten en ze saboteerden de werkzaamheden. Wie betrapt werd wachtte de strop.

Onder de dertig commando's en Aussenlagers waren de bekendste Ellrich, Harzungen, Nordhausen Boelcke Kazerne en Blankenburg. In dit laatste commando waren 72% van de gevangenen Belgen.  


Gevangenenkaart van Eric Dessain uit Mechelen. 
Kamp Dora-Buchenwald. 'Opmerking: doodsoorzaak longontsteking.'

In totaal werkten er ongeveer 60.000 gevangenen in Dora-Mittelbau en zijn commando's tot begin april 1945. 20.000 mensen kwamen om in het kamp of tijdens de evacuatie, waaronder 1.241 Belgen. We kennen de namen van 2.184 Belgen, maar men schat dat er minstens 2.500 in Dora-Mittelbau waren. Van de vier konvooien die in de lente en zomer van 1944 vanuit België in Buchenwald aankwamen, kwamen er 2.020 personen in Dora en haar buitenposten terecht.

Na de evacuatie van de kampen uit het Oosten in het voorjaar van 1945 kwamen er zeer veel gevangenen in Mittelbau aan. Onder de 10.000 gevangenen die tijdens de ontruiming van Gross-Rosen naar Dora werden overgebracht waren 274 Belgen, waaronder vele politieke gevangenen uit het arrondissement Mechelen.

Op 4 april 1945 begon de evacuatie van het complex Dora-Mittelbau, te voet of per trein, om het naderende Amerikaanse leger te ontlopen. Duizenden gevangenen lieten daarbij het leven. Bovendien eisten de bombardementen van 3 en 4 april 1945 een hoge tol. Het Amerikaanse leger telde bij aankomst 1.278 slachtoffers in de ruïnes van Boelcke Kazerne, dat vooral als 'Vernichtungslager' (vernietigingskamp) voor de zieke gevangenen diende. Een groot aantal politieke gevangenen uit Lier en Heist-op-den-Berg, leden van De Zwarte Hand, die door hun jarenlange lijdensweg in gevangenissen en kampen 'Muselmänner' werden genoemd (mensen die totaal lethargisch waren geworden, levende lijken), kwamen hier aan hun einde.

Flossenburg  


Controle op luizen:' Samen 11
luizen bij 6 gevangenen.'

In mei 1938 werd Flossenburg, gelegen in Beieren nabij de grens met het toenmalige Tsjecho-Slowakije, door gevangenen van Dachau ingericht om stenen te winnen in de steengroeven van de dest. Nadien werd het kamp ingeschakeld in de oorlogsproductie. De gevangenen werden over meer dan honderd commando's verspreid om Messerschmitts te produceren en productiehallen voor jachtvliegtuigen te bouwen. Vernietiging door arbeid was ook hier alledaags. Van de 8.000 gevangenen, vooral Polen, Russen en Tsjechen, werden er 5.000 ingezet in de vliegtuigproductie.

Een apart Schutzhaftlager werd binnen het kamp gebruikt om 2.000 Sovjetkrijgsgevangenen op te sluiten. Het grootste deel ervan werd uitgemoord.

De evacuaties uit de oostelijke kampen leidde ook hier tot een grote toestroom van gevangenen in het voorjaar 1945. Vanaf maart 1945 werd het kamp geëvacueerd met de trein of gewoon te voet. Op 23 april werd het kamp door de geallieerden bevrijd.

Tussen 1938 tot 1945 waren er ongeveer 100.000 gevangenen ingeschreven in dit kamp en zijn commando's: 30.000 mensen overleefden de oorlog niet. Daarenboven kostten de evacuaties nog talrijke bijkomende levens. Ook vele Belgen kwamen hier nooit meer vandaan.

Bergen-Belsen

In Neder-Saksen nabij Hannover, in het legerkamp van Loheide, werd in 1940 een krijgsgevangenenkamp ingericht voor de weermacht. Hier bracht men eerst Franse en Belgische krijgsgevangenen in Stalag xic 311 onder. Vanaf juli 1941 kwamen de eerste transporten met Sovjetkrijgsgevangenen toe. In november waren het er al 21.000. Meerdere duizenden kwamen later aan en werden over verschillende commando's verspreid. Tijdens de vlektyfusepidemie in de wintermaanden van 1941-1942 stierven er dagelijks 300 personen. Een Russisch onderzoek van 1946 kwam tot de conclusie dat 50.000 Russische gevangenen hier het leven lieten.

Op 30 april 1943 werd een deel van het kamp door de ss tot Judenlager omgevormd. Tienduizend Europese joden werden hier geïnterneerd om ze te kunnen ruilen tegen Duitsers die gevangen werden gehouden door de geallieerden. In juli 1943 kwam het eerste transport met Poolse joden aan en duizend mensen werden in 1944, na de opstand in het getto van Warschau, in Bergen-Belsen opgesloten. Eind juli 1944 telde het kamp reeds 75.000 joodse gijzelaars. De grootste groep was van Nederlandse afkomst. Het kamp was in verschillende onderdelen opgedeeld. De grootste afdeling was het Sterrenlager: hier moesten joden in burgerkledij, met de jodenster opgespeld, haast zonder eten werken. In het Neutrallager zaten joden van neutrale landen, ze moesten niet werken. In het Sonderlager zaten Poolse joden. In het Hongaarse Lager zaten 1.683 Hongaarse joden. In juli en september 1945 mochten ze tegen betaling naar Zwitserland.

Slechts 357 personen werden via een ruil vrijgelaten. De beroemdste gevangenen van dit kamp waren de zusjes Margot en Anne Frank, die allebei in maart 1945 aan tyfus overleden. In augustus 1944 werd een Zeltlager ingericht voor duizenden Poolse en Hongaarse jodinnen, die later verspreid werden over verschillende commando's en andere kampen. In oktober-november 1944 kwamen er zo'n 8.000 joodse vrouwen uit Auschwitz aan. Het kamp telde op 2 december 1944 15.257 gevangenen.

Het sterftecijfer was ook hier extreem hoog als gevolgd van onhygiënische toestanden, afwezigheid van verpleging, overbevolking, gebrek aan voedsel en brutaliteiten... In het voormalige Häftlingenkamp Baukommando werd vanaf maart 1944 een Aufnamelager ingericht voor zieke gevangenen van andere kampen. Zo werden er vanuit Dora duizend tbc-lijders overgebracht, waarvan er slechts vijftig overleefden. Tussen januari en midden april 1945 stierven er in Bergen-Belsen 35.000 gevangenen door tekort aan voedsel, vlektyfus en dysenterie... De vlektyfusepidemie die vanaf februari 1945 het kamp teisterde eiste meer dan tienduizend slachtoffers.

In de eerste weken van april 1945 arriveerden nog duizenden gevangenen, te voet, vanuit Neuengamme en andere kampen. Ook uit Mittelbau kwamen nog eens 25 à 30.000 gevangenen aan. Ze stierven als vliegen. Na de bevrijding van dit kamp ontdekte het Engelse leger de massagraven en brandde de barakken af om de epidemieën te bestrijden.

Vele Belgische politieke gevangenen kwamen vanuit andere concentratiekampen in Bergen-Belsen terecht en stierven er. De vroegere Belgische minister van Binnenlandse Zaken Arthur Vanderpoorten was een van hen.

Mauthausen

Het concentratiekamp Mauthausen werd gebouwd in augustus 1938, vijf maanden na de Anschluss, op 25 kilometer van de stad Linz in Oostenrijk. Op 8 augustus 1938 kwamen de eerste 300 Duitse en Oostenrijkse gevangenen aan. Voor de bewaking stonden 80 ss'ers in. De nabijgelegen granietgroeven werden door ss dest aangekocht voor de winning van bouwmaterialen. Ook hier leverden gevangenen goedkope arbeid: voor een geschoold arbeider moest het bedrijf aan de ss 1,5 mark betalen per dag, voor een ongeschoolde of een vrouw 0,5 mark. Tijdens de oorlog werden er politieke gevangenen vanuit heel Europa naar dit kamp gebracht.

De overlevenden getuigden unaniem dat Mauthausen naast Breendonk het meest verschrikkelijke kamp was, vanwege de onmenselijk zware arbeid en terreur in de steengroeve en op de dodentrap. Ook de 'Fallschirmspringerwand' was berucht: gevangenen werden verplicht in de afgrond te springen. De epidemieën van vlektyfus en tbc en de uitzonderlijk slechte behandeling van de zieken door ss-dokter Kresbach verhoogden het sterftecijfer nog: de ongeneeslijk zieken kregen haast geen eten, moesten in de kou in nat ondergoed buiten staan. Lijders aan vlektyfus werden omgebracht door een injectie met fenol of gazoline in het hart - eerst zonder en later met narcose; anderen werden in gasvrachtwagens omgebracht, en later in een gaskamer of in het zogenaamde rehabilitatiecentrum Schloss Hartheim vergast. Het systeem van de Himbeerpluckerkommandos (frambozenplukkerskommando's) was eveneens berucht: gevangenen werden verplicht frambozen te gaan plukken, en dan onder het mom van een ontsnappingspoging neergeschoten.

Verder waren er nog de experimenten van dokter Richter: hij injecteerde gevangenen met allerhande producten en verwijderde organen of delen van organen om hun overlevingskansen te bestuderen. Bovendien experimenteerde het ss-instituut voor hygiëne met tyfus en cholera om vaccins te bekomen.

Zoals ook in Sachsenhausen werd er op 11 juni 1942 in dit kamp een gevangenenbordeel geopend: tien vrouwen werden vanuit Ravensbrück overgebracht, ze moesten zich prostitueren voor de gevangenen onder de loze belofte na zes maanden vrijgelaten te worden. De klanten moesten 2 mark betalen: 0,5 mark ging naar de vrouw, de rest ging naar de ss Wirtschaftverhaltung.

Vanaf 1943 werden de gevangenen vooral ingeschakeld bij de wapenproductie en moesten ze ondergrondse wapenfabrieken bouwen: te Ebenzee, Güsen en Melk (zoals bv. Steyr-Daimler, Puch HG en Hermann Goeringwerke). Op 2 mei 1940 werd Güsen ingericht als eerste satellietkamp. Gevangenen werkten er in de steengroeve onder andere in een grote steenverbrijzelaar. Net zoals het moederkamp Mauthausen werd Güsen vanaf 1943 ingeschakeld in de oorlogsproductie en de vliegtuigbouw (Messerschmitt). Qua regime deed het niet onder voor het moederkamp. Er vielen ongeveer 37.000 doden.

Op 15 september 1944 werd Mauthausen ook een officieel concentratiekamp voor vrouwen. Ruim 8.500 vrouwen werden aan het werk gezet in munitiefabrieken, herbebossingsprojecten en over verschillende satellietkampen verspreid. Talrijke Belgische vrouwen kwamen van Ravensbrück in Mauthausen terecht.

In november 1944 waren er in Mauthausen 74.000 gevangenen, waarvan 60.000 in de 22 satellietkampen. Van de 200.000 gevangenen van het Mauthausen-complex overleefden 100.000 de oorlog niet, 5.973 mensen werden er vergast. Op 5 mei 1945 werd Mauthausen bevrijd.

Op 8 mei 1942 vertrok het eerste konvooi met Belgische gevangenen, met onder meer 120 mensen uit Breendonk, naar Mauthausen. Een tweede groep vertrok op 5 juni, een derde op 30 september, een vierde op 9 november. Die vier transporten telden 393 Häftlingen uit Breendonk, waarvan slechts weinige het kamp overleefden. In totaal waren er ongeveer 2.000 politieke gevangenen uit België.

Gross-Rosen

Gross-Rosen werd opgericht op 2 augustus 1940 als een commando van Sachsenhausen in Neder-Silezië, op 35 kilometer van Breslau in het huidige Polen, toen Duits gebied. De werkkampen waren gelegen nabij verschillende marmer- en granietgroeves, aangekocht door de ss-firma dest. Op 1 mei 1941 werd het een onafhankelijk concentratiekamp en telde op het einde van dat jaar 1.500 gevangenen, waaronder joden, Polen en Russen.  


Doodsbericht van theofiel De Vriendt door de kampleiding van Gross-Rosen.

Van oktober 1943 tot februari 1944 was er een apart en zeer streng werkkamp van de Gestapo van Breslau dat 4.200 gevangenen telde. Er werden ook 2.500 Sovjetkrijgsgevangenen terechtgesteld. In 1944 werd het kamp uitgebreid en telde toen een honderdtal commando's in Silezië en Sudetenland. De belangrijkste waren Breslau, Fünfteichen, Dyhernfurth en de kampen gelegen in het Sowigebergte. Ze werden ingeschakeld in de oorlogsindustrie. Het commando Brünnlitz in Sudetenland is bekend omdat daar de 1.100 zogenaamde Schindlerjoden tewerkgesteld waren, nadat ze gered werden uit kz Plaszow.

Begin 1945 waren er 76.728 gevangen waaronder iets minder dan 26.000 vrouwen, als gevolg van de evacuatie in de herfst van 1944 van 60.000 joodse gevangenen uit Auschwitz. Eind januari 1945 besliste ss-Obergruppenführer Schmauser tot de evacuatie van het kamp, de meesten werden overgebracht naar Dora-Mittelbau, Flossenburg en Buchenwald. Velen overleefden het transport in de verschrikkelijke winterkoude niet. Het kamp telde in totaal circa 125.000 gvangenen, waarvan 40.000 overleden.

Het grootste deel van de nn-gevangenen uit de bezette gebieden kwamen langs Gross-Strelitz op 30 oktober 1944 in Gross-Rosen terecht. Het was voor hen, na hun verblijf in de gevangenissen en gevangeniskampen de eerste - en dikwijls ook de laatste - kennismaking met een concentratiekamp. In blok 9 en in het Revier stierven minstens 182 Belgen. Van de mensen uit het arrondissement Mechelen, waarvan de meeste pas op 8 februari 1945 werden geëvacueerd, stierven er minstens zestien in Gross-Rosen.

Ravensbrück

In november 1938 werd bij dit Pruisisch dorp, 70 kilometer ten noorden van Berlijn, een kamp gebouwd door de gevangenen van Sachsenhausen. Het werd het enige grote concentratiekamp voor vrouwen. In het voorjaar van 1939 kwamen de eerste vrouwelijke gevangenen uit kz Lichtenburg aan. In april 1941 werd een deel als mannenkamp ingericht, in de zomer van 1942 het Mädchenkoncentrazionslager Uckermark voor jongeren vanaf 16 jaar. Naast het kamp bouwde het bedrijf Siemens & Halske twintig werkhallen, waar de vrouwen tewerkgesteld werden. Het kamp telde gedurende de oorlog een zeventigtal satellietkampen, verspreid over heel Duitsland, waar de gevangenen werden ingezet in de wapenindustrie. 


Gevangenkaart uit Ravensbrück van Marthe Sommers: "Vermist. Overgegeven aan Mauthausen.'

Van 1939 tot 1945 werden er 132.000 vrouwen en kinderen en 20.000 mannen opgesloten, 1.000 meisjes in Uckermark. Er waren gevangenen van twintig verschillende nationaliteiten vanuit heel bezet Europa: onder andere joodse vrouwen waarvan een belangrijke groep uit Hongarije en zigeuners waarvan 5 à 6.000 werden omgebracht in een op het einde van 1944 speciaal ingerichte gaskamer. Honger, epidemieën, medische experimenten, vergassingen en terechtstellingen, inspuitingen met fenol... eisten ook hier een zeer hoge tol. Twee derde van de gevangenen overleefden het niet. 7.500 gevangenen werden door het Rode Kruis naar Zwitserland en Zweden geëvacueerd. Tienduizenden vrouwen moesten te voet naar het noorden. Op 30 april 1945 bevrijdde het Rode leger de 3.000 overgebleven zieke gevangenen. Bijna alle Belgische vrouwelijke politieke gevangenen zaten in dit kamp, ongeveer 2.000 in totaal.

Het Belgische concentratiekamp Breendonk

Reeds in de zomer van 1940 besliste de sipo om een kamp op te richten voor al diegenen die door haar diensten werden opgepakt. De Militärverwaltung was verantwoordelijk voor de logistiek, voor de voedselvoorziening, geneeskundige zorgen, de uitrusting, enzovoort. Op 29 augustus 1940 schreef Rittmeister von Marcker, Ortskommandant van Mechelen aan de burgemeester van Breendonk dat het fort binnen afzienbare tijd gebruikt zou worden. De gemeente moest tegen 1 september meubilair en keukengerief leveren voor zo'n 200 personen. Uit het leveringsdocument van 11 september kan afgeleid worden dat het gemeentebestuur toen reeds wist dat het fort een gevangenenkamp zou worden.

De gevangenenarbeid van Breendonk werd nooit ingepast in de Duitse oorlogsindustrie, maar het kamp had wel een economische impact. Er zijn vele facturen bewaard van particulieren, winkels en bedrijven die regelmatig diensten en producten leverden zoals het smalspoor en de kipwagentjes, bedden en beddenstro, prikkeldraad voor de omheining, een naaimachine, de toog van de kantine, de keukeninrichting of hout voor de bouw van de barakken. Bouwondernemingen bouwden de barakken, de nieuwe ziekenboeg, stallen, latrines, douche- en badruimten, een garage, soldatenkwartieren buiten de omheining van het fort, het kantoortje op de binnenkoer. In totaal voor ruim zes miljoen frank, een enorm bedrag toen. Heel wat mensen wisten dus wel degelijk wat er in Breendonk gaande was. De volledige kosten van de inrichting werden gedragen door de gemeente, zoals blijkt uit de nog niet gepubliceerde bundel van 541 militaire opeisingen ten laste van de gemeente Breendonk.

Het dagelijks beheer was in handen van de kampadministratie onder leiding van commandant Schmitt, bijgestaan door Duitse ss'ers. De beruchtste was luitenant Arthur Prauss die in de herfst van 1940 aan het korps werd toegevoegd. Een contingent van 46 soldaten van een Landesschutzbataillon van de Wehrmacht uit Leipzig, gelegerd te Mechelen, verzekerde de bewaking. Ze werden elke drie of vier maanden afgelost. Vanaf september 1941 kwamen ook de Belgische leden van de sd Dienststelle Brussel in dienst: zij moesten de gevangenen tijdens het werk bewaken. Fernand Wijss en Rijkaard De Bodt waren de meest beruchte. In 1944 kwamen er ook Hongaarse en Roemeense ss'ers bij het personeel.

Gevangenen werden aangeduid om de tucht in de kamers te doen naleven. Die zogenaamde 'Zugführers' waren in vele gevallen handlangers van de ss en ze mishandelden en verraadden hun medegevangenen. Zugführer Walter Obler werd ook tot Oberarbeitsführer aangesteld, wat betekende dat hij ook op de werkplaats terreur zaaide. En kamer 10 met Valère De Vos als Zugführer werd in 1943-1944 zelfs 'Breendonk in Breendonk' genoemd.

De eerste gevangenen werden op 20 september 1940 door commandant Schmitt binnengebracht. Het waren joden van vreemde nationaliteit: Bention Galanter en Kurt Adler en een eerste communist, René Dillen, die in juli 1940 aan de Nederlandse grens was aangehouden tijdens een missie voor de Komintern. Vitalis Verdickt, directeur van het gewestelijk bureau Gent van de Nationale Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid, aangehouden door de Gestapo op 5 september 1940 omdat hij weigerde mee te werken aan de rekrutering van vrijwillige arbeiders voor Duitsland, kwam op 26 september 1940 binnen. Beide laatstgenoemden waren de eerste politieke gevangenen van Breendonk. Bij de eerste zestig gevangenen van Breendonk waren vooral buitenlandse joden, ook mensen die zich openlijk verzet hadden, sluikhandelaars en kleine misdadigers uit Merksplas.

Wie in Breendonk werd binnengebracht moest met het gezicht naar de muur in de gang of op de linker binnenkoer wachten om ingeschreven te worden en zijn persoonlijke bezittingen afgeven; de gevangenen werden vervolgens kaal geschoren en kregen een gevangenenplunje: een oud uniform van het Belgisch leger. Op het borstzakje kwam het gevangenennummer en erboven een kenteken. Ariërs kregen een witte rechthoek, joden een gele. Een rood teken op die rechthoek gaf de reden van opsluiting aan: T voor terrorist, een vierkantje voor een communist, V voor anglofiel, A voor asociaal, een driehoekje voor een weerstander. Wie gepoogd had te ontsnappen kreeg een doelwit op de rug van zijn vest genaaid. Gevangenen hadden geen eigen identiteit meer, ze werden aangesproken met hun nummer. Vanaf eind 1940 werden Ariërs en joden ondergebracht in respectievelijk Abteilung A en Abteilung B. De gevangenen sliepen in genummerde kamers die men Zug noemde, eerst per 32, later per 48. Nog talrijker waren de joden in de houten barakken die in 1941 waren opgetrokken.

De gevangenen, een gemengde groep van joodse vreemdelingen, Belgen, misdadigers van gemeen recht en weerstanders moesten dwangarbeid verrichten. Zo bijvoorbeeld moesten ze het zand op het binnenplein afgraven en daarmee een omwalling rond het fort maken. Dagelijks werden verschillende arbeidscommando's gevormd, bewaakt door Belgische ss'ers en Vorarbeiters, zelf ook gevangenen. Dankzij dit werk, door velen beschouwd als nutteloze marteling, kwam er meer ruimte en werd het kamp aan het zicht onttrokken. Het bijhorende terreurregime moest een afschrikwekkend effect hebben op de Belgische bevolking. De deklaag van het fort, zo'n 250.000 kubieke meter aarde, werd via een smalspoor en met kipwagens afgevoerd, ook de geschutskoepels werden ontmanteld, de gracht rechtgetrokken en de steunberen afgebroken.

Het fort werd ingericht zoals de concentratiekampen in Duitsland met een badruimte, latrines, een Revier of ziekenboeg, gevangenenkamers en barakken, en 32 isoleercellen. In september 1942 werd een voormalige kruitkamer als folterkamer ingericht. De eerste veldkeuken werd vervangen door een echte keuken. Er kwamen een kleedkamer en een kleermakerij waar de gevangenen hun plunje kregen en waar hun burgerkledij werd bewaard. Er was ook een schoenmakerij, een smidse, stallingen voor paarden en varkens, een moestuin en zelfs een konijnenhok. De paarden hadden namen, de gevangenen hadden nummers. Naast burgerpersoneel werden er in al deze diensten ook gevangenen tewerkgesteld. Die hadden het over het algemeen beter dan de anderen. Al die diensten waren bedoeld voor het ss-personeel: ze konden gaan paardrijden, van feestelijke maaltijden genieten en piekfijne uniformen op maat laten maken, dit alles in schril contrast met het hongerregime, de zware arbeid en de terreur voor de gevangenen.

Voorjaar 1941 vielen de eerste dodelijke slachtoffers in Breendonk. De eerste dode viel op 17 februari 1941: Nathan Julius, een joodse componist uit Basel, 62 jaar oud en slechts sinds 4 februari in het kamp. Hij als astmalijder, kon het zware werk niet aan, stuikte ineen, werd geslagen door Prauss en in een cel opgesloten. Hij stierf nog dezelfde avond. Raoul Koussonsky, een vroegere generaal van de tsaar, werd eveneens slachtoffer van de verschrikkelijke levensomstandigheden in het kamp.

De 23 gekende Totesscheine, opgesteld door de Wehrmachtdokter van het kamp, vermelden de ware doodsoorzaak niet. De eigenlijke doodsoorzaak was een combinatie van zware arbeid, ondervoeding en geweldpleging, in die volgorde.

Wegens het hoge sterftecijfer beval de Wehrmacht een onderzoek naar de toestand en de voedselvoorziening van de gevangenen. Ze moesten nu regelmatig gewogen worden; sommigen verloren tot 20 kg per maand, alleen Obler kwam bij. Gevangene dokters hielpen de zieken en gekwetsten in de ziekenboeg, maar de medische verzorging bleef zeer beperkt want aspirine en jodiumtinctuur waren de enige beschikbare geneesmiddelen.

We kennen 84 namen van mensen die ter plaatse en 14 namen van gevangenen die in het militair ziekenhuis te Antwerpen overleden. Er werden in Breendonk minstens 164 mensen gefusilleerd, het grootste deel zonder voorafgaand proces als gijzelaars. 21 mensen werden opgehangen. Gevangenen van Breendonk werden ook elders terechtgesteld.

In totaal zaten er ongeveer 3.600 tot 4.000 Häftlingen uit de beide landsgedeelten en uit alle geledingen van de maatschappij in het kamp Breendonk. Arbeiders vormden de grootste groep. Hendrik Dirkx, die in de tweede helft van augustus 1944 in Breendonk aankwam kreeg het hoogste tot nog toe gekende nummer: 3566. Tot aan operatie Sonnewende op 22 juni 1941 waren de meeste gevangenen joden. De massale aanhoudingen van verzetsstrijders bracht hierin verandering, onder hen waren vele communisten.

2.330 gevangenen werden naar andere kampen en gevangenissen in Duitsland en Polen afgevoerd. Er vertrokken zeventien konvooien naar de kampen, doorgaans vanuit het station van Willebroek. Het eerste konvooi met politieke gevangenen uit België vertrok vanuit Breendonk op 22 september 1941 met 107 communisten of van communisme beschuldigden. 1.733 gevangenen overleefden de oorlog niet: 53 % van de populatie van Breendonk.

Er waren minstens zeventien verschillende nationaliteiten en talrijke statenlozen onder de gevangenen. Alhoewel Breendonk hoofdzakelijk een mannenkamp was, waren er ook ongeveer dertig vrouwen opgesloten. Ongeveer 500 joden zaten in dit kamp; een groot aantal werd echter niet geregistreerd omdat ze vrijwel onmiddellijk naar de Dossin Kazerne werden overgeplaatst. Ongeveer 500 mensen werden vrijgelaten.

  

Politieke gevangenen 

   

Na de Duitse overgave op 8 mei 1945 moesten ongeveer driehonderdduizend Belgen die in het Derde Rijk verbleven, terug naar België worden gebracht. Ze waren om verschillende redenen in Duitsland terechtgekomen: sommigen hadden vrijwillig, om ideologische of financiële redenen werk gezocht in Duitsland, anderen waren verplicht tewerkgesteld in de oorlogsindustrie (samen circa 250.000 personen). Er waren de gevangenen van de concentratiekampen en de raciaal gedeporteerden en ook collaborateurs die met het terugtrekkende bezettingsleger naar Duitsland waren gevlucht. Drie maanden na de bevrijding van de kampen in april en mei 1945, was 97% van de Belgen door de geallieerde legers, bijgestaan door Belgische militairen en burgers in het kader van het Belgisch Commissariaat, gerepatrieerd.

Met de terugkeer van de duizenden politieke gevangenen en de 1.207 joodse overlevenden van Auschwitz-Birkenau, kwamen de onbeschrijflijke horrorverhalen van de uitroeiings- en concentratiekampen. Toen stonden vooral de politieke gevangenen in de belangstelling. Vermits de joodse gemeenschap in België hoofdzakelijk uit buitenlanders bestond, kregen de joodse overlevenden minder aandacht. De politieke gevangenen kwamen uit alle geledingen van de maatschappij en konden rekenen op politieke steun. Al spoedig werd een Nationale Confederatie van Politieke Gevangenen opgericht in navolging van de verenigingen van politieke gevangenen die hier na de Eerste Wereldoorlog ontstonden.

Familieleden van weggevoerde gevangenen werden reeds gedurende de bezetting zo goed en zo kwaad het kon financieel geholpen door verzetsgroepen als het Onafhankelijkheidsfront, de Witte Brigade en de dienst Sokrates. Immers, de meeste politieke gevangenen waren mannen en kostwinners, hun vrouwen hadden geen eigen inkomsten. Later, toen de overlevenden terug naar huis kwamen, werd het duidelijk dat er een officiële regeling moest komen om hen en hun families te ondersteunen. In 1947 werd in het Belgisch Parlement een wet gestemd over het statuut van de politieke gevangenen, de slachtoffers van de rassenvervolging en de verzetslui. Vanaf dan konden politieke gevangenen of rechthebbenden van overledenen een erkenning aanvragen en zodoende financiële, sociale, medische en educatieve steun krijgen. Tot in 1985 werden er 41.275 Belgische politieke gevangenen erkend, waarvan 13.958 ten postume titel. Er werden 12.894 erkenningsaanvragen afgewezen.

Begrip 'politieke gevangene'

Wanneer de media het hebben over politieke gevangenen, dan gaat het meestal over politieke opposanten die in de gevangenis zitten na een veroordeling door een rechtbank. In de westerse democratieën zijn er normaal geen politieke gevangenen, al worden wel politieke bedoelingen toegeschreven aan racistisch gedrag of terroristische acties. In fascistische en andere dictaturen daarentegen worden politieke tegenstanders veroordeeld en opgesloten of zelfs vermoord, ook zonder enige vorm van proces. Amnesty International bestrijdt al jaren deze onmenselijke toestanden.

De veroordeling, uitschakeling of terechtstelling van politieke tegenstanders en andersdenkenden gaat ver terug in de tijd. Zo moest de eigenzinnige Griek Socrates de gifbeker drinken. Jezus, die een nieuwe maatschappelijke en religieuze orde wilde in het door de Romeinen bezette Palestina, werd veroordeeld en gekruisigd. Thomas Becket, aartsbisschop van Canterbury en verdediger van de rechten van de Kerk, werd in opdracht van Henry II van Engeland in zijn eigen kathedraal vermoord. Iedereen kent ook het verhaal van de jarenlange gevangenschap van Nelson Mandela, leider van het Zuid-Afrikaanse anc en van de studentenrevolte op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing. Ook de recente beelden van de concentratiekampen in ex-Joegoslavië zijn bekend. Kortom, voorbeelden genoeg om aan te tonen dat politieke onderdrukking geen onbekend fenomeen is.

Politieke gevangenen in nazi-Duitsland

In nazi-Duitsland werden vanaf maart 1933 de eerste politieke gevangenen opgepakt, eerst en vooral de leden van de communistische partij, die van dan af verboden was. Andere partijen werden later buiten spel gezet en wie tegen deze gang van zaken protesteerde werd ook opgesloten. Intellectuelen, ambtenaren, industriëlen... al wie zich openlijk uitsprak tegen het regime, volgde. Deze mensen kunnen als 'actieve' politieke gevangenen beschouwd worden, ze werden omwille van hun eigen daden of standpunten vervolgd.

Later zullen ook anderen, die volgens de nazi-ideologie niet in het ideale Arische volk thuishoorden, in gevangenissen of concentratiekampen terechtkomen, al dan niet na een veroordeling. Die mensen noemen we 'passieve' politieke gevangenen, omdat zij ongewild slachtoffers waren van een politiek beleid. Tot die groep behoorden Untermenschen: zigeuners en joden, personen met een afwijkende religieuze of filosofische overtuiging zoals vrijmetselaars, getuigen van Jehova, zelfs protestanten en katholieken, homoseksuelen en travestieten en asocialen of sociaal onaangepasten zoals bedelaars, landlopers, werkonwilligen, gewone misdadigers.

Al die groepen kregen in de kampen een verschillend herkenningsteken: politieke gevangenen moesten een rode driehoek dragen, joden een gele, homoseksuelen een roze, criminelen een groene enz. Belgische verzetslui die werden opgepakt, werden door de nazi's ook beschouwd als 'politisch'. Op hun inschrijvingsdocumenten van Buchenwald staat POL duidelijk vermeld.

Statuten

De verschillende regeringen die elkaar in '44-'45 opvolgden zochten een wettelijke regeling voor de politieke gevangenen, de verzetsgroepen en gedwongen arbeiders. Vertegenwoordigers van het verzet in deze regeringen, vooral die van het Onafhankelijkheidsfront en van de communistische partij, speelden daarbij een doorslaggevende rol.

Wetsontwerp

Op 8 januari 1946 diende de minister voor Oorlogsgetroffenen, baron van den Branden de Reeth, een wetsontwerp in voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers over het statuut van de politieke gevangenen en van hun rechthebbenden.

Zijn memorie van toelichting:

'Mevrouwen, Mijne Heeren,

Het is voor mij een dringende plicht daags na de zege, diegenen die het land gediend hebben te beloonen en de lichamelijke of de materieele schade door den vijand of door den oorlog berokkend, te herstellen. Dit is een dringende taak die onontbeerlijk is voor den moreelen toestand en materieelen wederopbouw van het land en het land wil deze spoedig beëindigen.

Tusschen diegenen die bijzonder onze bezorgdheid en onze erkentelijkheid verdienen, komt een eereplaats toe aan de politieke gevangenen die door hun toewijding, hun zelfverloochening, en hun offer, een prachtig voorbeeld van trouw aan het land en van weerstand aan den vijand gegeven hebben.

Het wetsontwerp dat ik de eer heb u voor te leggen streeft er naar drie doeleinden te verwezenlijken:

1° een wettelijke erkenning geven aan den titel van politieken gevangene;

2° in de mate van het mogelijke de lichamelijke en materieele schade die voortvloeit uit de aanhouding of de hechtenis te herstellen;

3° hun heraanpassing aan het sociaal leven bevoordeelen.'

Voor het toekennen van de titel telden twee criteria, met name: 'door den vijand, zijn bondgenooten of trawanten als een politieke vijand beschouwd zijn' en 'gedurende de gansche bezetting en gedurende de hechtenis een waardige vaderlandsche houding gehad hebben'.

Voorwaarden voor erkenning waren: minstens 30 dagen hechtenis, het voorwerp zijn geweest van zware mishandelingen of een terdoodveroordeling, of geëxecuteerd of vermoord zijn. Ook rechthebbenden van diegenen die geëxecuteerd of vermoord werden, kwamen in aanmerking. Noch in de toelichting, noch in de tekst van het wetsontwerp zelf werd iets gezegd over de slachtoffers van raciale deportaties.

De wet

Het duurde nog tot 26 februari 1947 vooraleer de wet over het statuut van politieke gevangenen werd uitgevaardigd door minister van Wederopbouw Jean Terfve.

De belangrijkste zes artikelen van de wettekst luiden als volgt:

'Karel, Prins van België, Regent van het Koninkrijk,  
Koning Leopold III, door 's vijands toedoen, zich in de onmogelijkheid bevindende om te regeren,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, heil,
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:

Hoofdstuk I - Politieke gevangene

Art. 1  Komen in aanmerking voor het huidig statuut, de personen die buiten de krijgsgevangenen gedurende de oorlog 1940-1945 werden gevangen gezet of geïnterneerd door toedoen van den vijand of van personen die zijn politiek of zijn oogmerken dienden, behoudens de uitzonderingen voorzien bij artikel 5 voor zoover zij buitendien aan een der drie volgende voorwaarden beantwoorden

1. Een opsluiting van minstens dertig achtereenvolgende dagen ondergaan hebben

2. Het voorwerp geweest zijn van zware mishandelingen

3. Ter dood werden veroordeeld of gebracht door den vijand.

Hetzelfde geldt voor de krijgsgevangenen die aan de bovenvermelde voorwaarden beantwoorden, maar slechts voor de periode van gevangenzetting of interneering die elders dan in een krijgsgevangenkamp geschiedde.

Worden beschouwd als politieke gevangenen, de personen die door den vijand of Zijn agenten ter dood gebracht werden; onafhankelijk van iedere aanhouding of opsluiting gedurende de bezet­ting van 's lands grondgebied. Maken geen deel uit van deze reeks - de personen die terechtgesteld of ter dood gebracht werden door den vijand gedurende krijgsverrichtingen.

Hebben recht op den titel van politiek gevangene, onder degenen die op deze wet recht hebben:

1. De Belgen wier aanhouding het rechtstreeks gevolg is van een vaderlandsche en onbaatzuchtige bedrijvigheid;

2. De Belgen wier aanhouding te wijten is aan hun politieke of wijsgeerige meening en degenen die door den vijand als gijzelaars werden uitgekozen;

3. De Belgen die, zonder aan een der voorenbepaalde voorwaarden te voldoen, in den loop van hun gevangenzitting werkelijk bleken bezield te zijn door een geest van verzet tegen den vijand;

Het bewijs van de onder 1, 2 en 3 hierboven vermelde feiten, kan met alle rechtsmiddelen geleverd worden.

Art.2 De in het eerste artikel vermelde voorwaarden beoogen:

1. De Belgen, in België of in het buitenland aangehouden wanneer zij hun woonplaats hadden in België op het oogenblik van hun aanhouding;

2. De Belgen, in België of in het buitenland aangehouden die in het buitenland woonden of er een verblijfplaats hadden, voor zoover de wetsbepalingen van kracht in het land van hun verblijfplaats of van hun woonplaats, hun de hoedanigheid van politiek gevangene of een gelijkaardige hoedanigheid niet toekennen en hen daarbij niet laten genieten van de voordeelen gelijk aan die welke het voorwerp uitmaken van deze wet.

Art.3  Worden gelijkgesteld met de Belgen de overleden vreemdelingen en vaderlandloozen wier echtgenoot de Belgische nationaliteit bezat op het oogenblik van hun huwelijk of wier kinderen overeenkomstig artikel 6 der wetten op de nationaliteit, samengeordend door het koninklijk besluit van 14 december 1932, den staat van Belg kunnen verkrijgen door keuze, voor zoover zij in België verbleven op het oogenblik van hun aanhouding.

Art.4 De personen die in Duitschland werden aangehouden moeten het bewijs leveren dat zij aangehouden werden om reden van een onbaatzuchtige bedrijvigheid, gericht tegen den vijand.

Art.5  Worden uitgesloten van het recht op deze wet:

1. De personen die veroordeeld werden voor misdaden en wanbedrijven tegen de buitenlandsche of binnenlandsche veiligheid van den Staat, na 31 october 1940;

2. De personen die van hun burgerlijke en politieke rechten vervallen verklaard zijn krachtens de beschikkingen van de besluitwet van 19 september 1945 betreffende de epuratie inzake burgertrouw en dezen die van de Belgische nationaliteit werden vervallen verklaard op grond van de wet van 30 juli 1934 en van de besluitwet van 20 juni 1945. De aanvragen, ingediend door personen ten laste van wie vervolgingen ingesteld worden krachtens een der hierboven voorziene punten, worden geschorst tot eindbeslissing van de bevoegde overheid;

3. De personen die opgesloten werden door den vijand, wegens misdrijf van gemeen recht ten nadeele van den vijand of van de Belgische gevangenzetting meebrachten niet gesteld werden met het oog op den vaderlandschen en onbaatzuchtigen weerstand aan den vijand;

4. De personen die in het buitenland veroordeeld werden cm reden van hun samenwerking met den vijand;

5. De personen die door den vijand werden gevangen gezet om reden van daden gesteld uit winstbejag, net uitzondering van die bedoeld onder 3° van dit artikel;

6. De personen die, zonder dwang, voor Duitschland of zijn bondgenooten hebben gewerkt, deze personen kunnen, indien zij achteraf uitzonderlijke vaderlandslievende diensten hebben bewezen, door de bij artikel 33 ingestelde commissie, worden ontslagen van de bij dit artikel voorziene vervallenverklaring.

Art.6   Kunnen worden uitgesloten van het recht op deze wet, de personen die een onwaardig gedrag gehad hebben, hetzij om reden van hun houding ten opzichte van dan vijand, voor, gedurende en na hun gevangenschap, hetzij om reden van daden gesteld ten nadeele van hun medegevangenen.'

Dankzij deze wet

1) kregen politieke gevangenen een erkenningskruis, met op het lint één ster per periode van zes maanden gevangenschap;

2) kregen rechthebbenden die minstens drie maanden gevangen zaten, een buitengewone vergoeding van 1.500 frank per volledige maand vrijheidsberoving. Indien ze echter tijdens hun gevangenschap inkomsten hadden van méér dan 5.000 frank per maand, werd de vergoeding verminderd naar gelang de grootte van deze inkomsten en de gezinslast. Een gelijkaardige regeling was van toepassing indien de inkomsten in 1945 méér dan 150.000 frank bedroegen. Rechthebbenden met kinderen ten laste hadden recht op een bijzondere vergoeding;

3) kregen rechthebbenden herstellingspensioenen, bestemd voor zieke en invalide gevangenen;

4) kregen rechthebbenden die minstens zes maanden hechtenis ondergingen een bijkomende vergoeding, in schijven van 3.000 frank per semester volgens de voorwaarden hierboven sub 2);

5) kon men tussenkomst krijgen voor geneeskundige-, farmaceutische-, hospitalisatiekosten of verzorging (zoals bijvoorbeeld voor protese), veroorzaakt door de gevangenschap, indien deze een invaliditeit van minstens 50% tot gevolg hadden;

6) kreeg men voorrang bij het huren van een woonst bij de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen;

7) kregen werkloze politieke gevangenen beroepsonderwijs op kosten van de staat;

8) kregen werklozen een verhoging van 50% van de werkloosheidsvergoeding;

9) kregen studenten terugbetaling van onderwijskosten, als ze ten minste een jaar gevangen hadden gezeten of ernstige mishandelingen hadden ondergaan of ter dood veroordeeld werden. Studiebeurzen konden verkregen worden voor het onderhoud tijdens de studie.

Toepassingsmodaliteiten

De aanvaardingscommissies

Het regentsbesluit van 27 mei 1947 'tot inrichting van de commissies, de bevoegdheid en de procedure vaststellende voor de toepassing der wet van 26 februari 1947 regelende het statuut van de politieke gevangene en dezer rechtverkrijgenden' bepaalt welke stavingsstukken bij de aanvraag noodzakelijk zijn en institueert de eigenlijke aanvaardingscommissies, die in de zetel van de drie hoven van Beroep en van zekere rechtbanken van eerste aanleg gevestigd zijn.

Ze bestaan uit 9 leden: een effectieve, plaatsvervangende of eremagistraat aangeduid door de bevoegde minister, die het voorzitterschap waarneemt; een lid benoemd door de minister van Financiën; een verslaggevend staatscommissaris benoemd door de bevoegde minister; zes leden volgens artikel 33 van de wet van 26 februari 1947 aangeduid op een dubbele lijst voorgedragen door de Nationale Confederatie van Politieke Gevangenen en Rechthebbenden, waarvan minstens een derde rechthebbenden zijn van gefusilleerde of overleden politieke gevangenen, met desgevallend een dokter als adviseur wanneer de aanvrager die minder dan 30 dagen geïnterneerd werd, zware geweldplegingen inroept.

De commissies moeten over een griffier met de graad van opsteller beschikken en tijdens de rechtzittingen over een deurwaarder. Om geldig te zetelen moeten minstens vijf leden aanwezig zijn. De aanvragen dienen onderzocht te worden door staatscommissarissen die dossiers opmaken en per zaak een schriftelijke conclusie opstellen.

De procedure voor de commissie geschiedt door middel van geschreven stukken. De aanvrager kan indien nodig opgeroepen worden door de commissie. De beslissing van de commissie wordt uitgesteld indien er een gerechtelijk onderzoek lopende is inzake de bepalingen 1° en 2° van artikel 5. De commissie kan alle onderzoeksopdrachten voorschrijven die zij nodig acht. Het statuut van politieke gevangene of begunstigde moet worden aangevraagd door de politieke gevangene, of, zo hij of zij overleden is, door de rechtverkrijgenden. In de commissie wordt bepaald of de aanvraag al dan niet gegrond is, en of de aanvrager recht heeft op de titel van politieke gevangene dan wel op het statuut van begunstigde of rechthebbende.

Aanvragers moesten bewijzen dat ze aan de voorwaarden van de wet voldeden. Medegevangenen konden in hun voordeel of nadeel getuigen. De aanvraag moest voor 16 september 1947, aangetekend, naar het ministerie van Wederopbouw, Afdeling politieke gevangenen gestuurd worden. Aanvragers moesten reeds vermelden of ze financiële steun wilden:

1) De aanvragers van de titel van begunstigde van het statuut moesten allerlei documenten betreffende hun identiteit, burgerlijke stand en kinderlast voorleggen, evenals bewijsstukken over tijdstip en plaats van aanhouding en de duur van de gevangenschap. Bovendien moesten ze op hun eer schriftelijk verklaren dat ze niet onder de uitsluitingsoorzaken van artikel 23 vielen, dat ze in het buitenland niet van een gelijkaardig statuut met de daaraan verbonden voordelen genoten, en aangeven of en hoeveel financiële steun ze tijdens de periode van aanhouding en non-activiteit hadden genoten, en van welke steunkas het geld kwam.

2) De aanvragers tot het bekomen van het statuut van politieke gevangene moesten nog aan bijkomende voorwaarden voldoen. Ze moesten door alle middelen van recht bewijzen dat ze aan een van de voorziene voorwaarden voor het verkrijgen van de titel van politieke gevangene voldeden.

3) De rechtverkrijgenden van politieke gevangenen en van de begunstigden van het statuut moesten op hun eer schriftelijk verklaren dat hun rechtsvoorganger niet onder de uitsluitingsoorzaken van artikel 5 viel, dat ze in het buitenland niet van een gelijkaardig statuut met de daaraan verbonden voordelen genoten, en aangeven of en hoeveel financiële steun ze tijdens de periode van aanhouding en non-activiteit hadden genoten, en van welke steunkas. Er moest een verklaring bijgevoegd worden van de belastingcontroleur over de persoonlijke netto-inkomsten tijdens de periode van gevangenschap, een over de periode van 1945, en een in verband met de bijkomende vergoeding voorzien in artikel 11. De overlijdensakte of de akte van vermoeden van overlijden van hun rechtsvoorganger moest worden voorgelegd. Was die akte er niet dan moest het gemeentebestuur van de persoon in kwestie verklaren dat de betrokkene op 16 maart 1947 nog niet terug thuis was. Ongehuwde vrouwen moesten met bewijsstukken aantonen dat zij het leven van de overleden politieke gevangenen hadden gedeeld. Een niet erkend kind moest bewijzen van afstamming voorleggen.

De leden van de commissie beraadslaagden in het geheim en beslisten in eerste aanleg over de aanvragen. De beslissing die bij meerderheid van stemmen werd genomen moest gemotiveerd worden.

De beroepscommissie

Een afgewezen aanvrager of de Belgische staat konden in beroep gaan tegen de beslissing. Het dossier werd dan voor de beroepscommissie opnieuw behandeld. Deze beroepscommissie was gevestigd in Brussel en kwam qua samenstelling in grote lijnen overeen met de aanvaardingscommissies. De definitieve beslissingen moesten betekend worden aan de plaatselijke of gewestelijke comités van advies.

De gemeentelijke consultatieve commissies

Bij ministerieel besluit van 25 januari 1946 werden er gemeentelijke consultatieve commissies voor politieke gevangenen ingesteld: de Plaatselijke Onderzoekscomiteiten, die advies gaven over de voorgelegde dossiers en onderzochten of de voorwaarden vervuld waren. Bij ministerieel besluit van 29 augustus 1947 werd beslist een dergelijke commissie in te stellen in iedere gemeente met minstens twintig politieke gevangenen of rechthebbenden met een voorlopige erkenning; gewestelijke consultatieve commissies moesten in de andere gemeenten adviseren.

De commissies moesten samengesteld zijn uit ten minste vijf personen, door de minister van Wederopbouw benoemd, waarvan een op voordracht van het Nationaal Werk voor Oud-strijders, Gedeporteerden en Politieke Gevangenen, en de overige op voorstel van de Nationale Confederatie van Politieke Gevangenen en Rechthebbenden ncpgr. Ten minste een iemand moest rechthebbende zijn van een gefusilleerde of overleden politieke gevangene. De commissie gaf advies over de aanvaardbaarheid van de aanvraag.

De dossiers werden overgemaakt aan de bevoegde minister voor Oorlogsgetroffenen. Het ministerieel besluit van 30 augustus 1947 bevestigde plaatselijke consultatieve commissies in de negen provincies; in de provincie Antwerpen waren er 17: te Antwerpen, Mechelen, Lier, Heist-op-den Berg, Bonheiden, Puurs... De Brusselse commissie behandelde aanvragen van personen die in het buitenland woonden. De tijdslimiet voor het aanvragen van het statuut werd verschillende keren verlengd.

De intentie om het criterium van het lijden centraal te plaatsen in de toekenning van het statuut, vertrekpunt voor het wetsontwerp, werd later vervangen door het criterium van verdienste voor het vaderland. Dat was de uitkomst van een politiek compromis tussen de verschillende partijen. Communisten werden en worden als politieke gevangenen beschouwd, vreemdelingen die voor België hadden gestreden ook, joden die geen Belgische onderdanen waren en wegens louter raciale redenen waren gedeporteerd niet. Joden die de Belgische nationaliteit wél hadden kregen niet de titel, maar werden wel 'begunstigden van het statuut' en kregen zodoende ook financiële en materiële steun. De meeste joden van België, slachtoffers van de deportatie en hun families bleven dus in de kou staan.

De beslissingen van de erkenningscommissies waren niet altijd rechtlijnig. Iemand die heel zijn groep verraadde en ter dood veroordeeld en terechtgesteld werd, werd erkend als politieke gevangene Een ander persoon die hetzelfde deed maar niet werd ter dood veroordeeld en stierf in gevangenschap, niet. Iemand die omwille van anti-Duits gedrag in het begin van de bezetting werd aangehouden, nog vooraleer er verzetsgroepen bestonden, kreeg het statuut van politieke gevangene niet, wel dat van begunstigde.

Het gebrek aan bewijsmateriaal of aan getuigen verklaart waarom bepaalde beslissingen gunstig waren voor families van personen waarvan we nu weten dat ze zich niet gedragen hebben volgens de regels. De procedure was voor sommige mensen zeker ook gewoon te moeilijk.

 

Kaart

  Kaart van het arrondissement Mechelen

   

De Zwarte Hand in Klein Brabant en omstreken

  
Ontstaan en activiteiten

In juni 1940 besluit de koster van Tisselt, Marcel De Mol, dat hij niet langer aan de zijlijn kan blijven staan nu België bezet is door een vreemde natie en bepaalde Vlaamse partijen van het gemeentebestuur in de collaboratie stappen.

Tijdens een gesprek met Staf Vivijs stelt hij voor het doen en laten van die Duitsgezinde Vlamingen te noteren om na de oorlog over voldoende inlichtingen te beschikken om collaborateurs te ontmaskeren. Staf Vivijs typt de namen op een schrijfmachine van de onderpastoor en stopt de lijsten in flessen. Ze besluiten via pamfletten het VNV-gemeentebeleid aan de kaak te stellen en gebruiken daarvoor de stencilmachine van de onderpastoor. De broer van Vivijs en zijn beste vriend Miel worden ingeschakeld bij de verspreiding.

Begin augustus 1940 komen de broers Marcel en Remi De Mol, Albert De Bondt, Clement Dielis, Louis Hofmans en vijf anderen bijeen in Tisselt om een verzetsgroep op te richten. Op voorstel van Marcel De Mol wordt die 'De Zwarte Hand' gedoopt, naar analogie van de Servische verzetsbeweging CRNARUKA die aan de oorsprong lag van de Eerste Wereldoorlog (de moord op Aartshertog Frans-Ferdinand, troonopvolger van Oostenrijk en zijn echtgenote op 28.6.1914). Er wordt onmiddellijk besloten de groep uit te breiden. Geleidelijk ontstaat er zo in Klein-Brabant en omstreken een netwerk van gelijkgestemden, opgedeeld in onafhankelijk van elkaar werkende cellen van 4 personen, met telkens een verantwoordelijke.

De Zwarte Hand breidt zijn activiteiten uit tot het opstellen, drukken en verspreiden van anti-Duitse vlugschriften en tot het verspreiden van nationale sluikbladen zoals La Libre Belgique, die vanuit Brussel door koeriers naar Klein-Brabant worden gebracht. In Brussel staan ze in contact met Maria Moens, die later zal worden aangehouden en 9 maanden opgesloten zal blijven. In Puurs bijvoorbeeld wordt de V van Victory op gevels gekalkt om de zogenaamde 'zwarten' erop te wijzen dat niet iedereen er van overtuigd is dat de oorlog afgelopen is.

Om zich te kunnen verdedigen tijdens nachtelijke activiteiten worden wapens aangeschaft. Er wordt een radiozender opgezet om inlichtingen over de militaire infrastructuur van de Duitsers naar de geallieerden in Engeland te verzenden, zoals bijvoorbeeld over het vliegveld van Hingene: aantal manschappen en burgerpersoneel, aantal en types van de vliegtuigen, aard van de inrichting en van het verdedigingssysteem, waarop echter nooit antwoord komt vanuit Londen.

Er wordt ook sabotage gepleegd, bijvoorbeeld door een kerosineketel op het militair vliegveld van Hingene.

Op 21 juli 1941, de nationale feestdag, brengen Joris Verhavert, Albert De Bondt en Frans Van Beneden de radioapparatuur naar een verlaten schuur in Tisselt, waar Frans het toestel operationeel maakt. Koster Marcel De Mol heeft zelfs zijn piano meegebracht en na het spelen van het Belgische volkslied spreekt Albert De Bondt de luisteraars toe en roept De Zwarte Hand op tot verzet uit tegen de nazi-onderdrukking.

Het actieterrein van de groep strekt zich uiteindelijk uit over de gemeenten Boom, Bornem, Breendonk, Puurs, Sint Amands, Londerzeel, Mechelen, Tisselt, Niel, Schelle, Liezele, Ruisbroek, Hingene, Lippelo, Oppuurs, Malderen, Merchtem, Steenhuffel, Mariekerke en Weert. Het ledenaantal stijgt tot 111.

Vervolging en gevangenschap in België
  

Op 20 september 1941 loopt het fout. De eerste leden van De Zwarte Hand worden opgepakt. Bert De Mul en Jozef Thys uit Puurs worden bij het bussen van illegaal drukwerk ('De 10 Vaderlandse Geboden') door de Feldgendarmerie betrapt en in de gevangenis van Mechelen opgesloten.

Op 29 september wordt Louis Houthooft uit Puurs opgepakt, maar kan 8 dagen later ontsnappen tijdens een afstapping aan zijn huis, waar hij beweerde in de tuin wapens te hebben verstopt. Hij zal niet meer worden gevat. Dagelijks volgen andere aanhoudingen. Op 24 oktober 1941 bevinden al de kopstukken van De Zwarte Hand zich, op twee na, in de gevangenis van Mechelen.

De 111 leden van De Zwarte Hand hebben bij hun rekrutering een aansluitingsverklaring met naam en foto ondertekend. De SD vindt die documenten in de achterzijde van het altaar van de kerk van Tisselt. Niet iedereen aanvaardt echter die versie van de feiten. Opzoekingen en interviews door Louis Van Beneden laten besluiten dat de documenten hoogstwaarschijnlijk reeds waren ingegraven in een dijk te Puurs. Door verraad zou die plek aan de bezetter meegedeeld zijn.

Op 27 oktober 1941 volgen massale aanhoudingen. Een van de twee neven Caremans uit Boom wordt ongemoeid gelaten, door een persoonsverwisseling met een neef die dezelfde naam draagt. Een deel van de arrestanten wordt rechtstreeks naar de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen gevoerd, een ander deel wordt verzameld in het Fort van Breendonk, waarheen ook kopstukken zoals Marcel De Mol en Clement Dielis overgebracht zijn voor ondervraging.

In Breendonk worden ze met hun gezicht naar de muur van de eerste dwarsgang opgesteld. De soldaten van de Wehrmacht slaan bij de minste beweging. Marcel De Mol wordt voorgeleid voor een confrontatie en moet de hele dag blootsvoets over en weer marcheren achter zijn medestanders. Om 17 uur worden de leden opgeladen in militaire voertuigen en overgebracht naar de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen. Een blijft achter wegens plaatsgebrek, en wordt de volgende dag na een nacht in de cel, ook naar Antwerpen gevoerd. De lijdensweg van De Zwarte Hand was begonnen.

Op 28 oktober 1941 zijn 109 leden van De Zwarte Hand in Duitse handen. Slechts 37 zullen de oorlog overleven. Vanuit de gevangenis van Antwerpen worden ze overgebracht naar een villa in de De la Faillelaan nabij het Nachtegalenpark en in keldercellen opgesloten. De ondervraging gebeurt door leden van de SD en in het Duits, waardoor de beschuldigden meestal niet verstaan wat er gevraagd wordt en zich dus niet kunnen verdedigen. Daar worden ze geconfronteerd met de bewuste aansluitingsformulieren, waardoor ontkennen natuurlijk onmogelijk is. Na hun ondervraging worden ze terug naar de gevangenis gevoerd.

Op 15 maart 1942 worden ze per trein via het Centraal Station van Antwerpen overgebracht naar de gevangenissen van Sint-Gillis en Vorst. De meesten worden opgesloten in een speciaal voor hen vrijgemaakte vleugel van de vroegere vrouwengevangenis van Vorst, eerst met drie en later met vier per cel.

In Duitsland
   

Op 29 juni 1942 wordt een eerste groep via het Luxemburgstation in Brussel naar de stadsgevangenis van Wupperthal overgebracht. Op 18 juli 1942 volgt de rest. In de gevangenis van Wupperthal moeten zij voor het eerst werken, voor de firma RAHM en KAMPMAN, een bedrijf dat legermateriaal levert. Per dag moeten zij in hun cel 11 paar beenstukken naaien.

Op 14 en 15 januari 1943 worden 25 leden van De Zwarte Hand voor het Volksgericht Berlin gedaagd, dat zetelt te Wupperthal. Die rechtbank wordt voorgezeten door de beruchte Roland Freisler, bijgenaamd 'the hanging judge' omdat hij over zowat 1200 processen ongeveer 5000 doodstraffen uitsprak. Zestien leden van De Zwarte Hand krijgen op 15 januari de doodstraf wegens spionage, vrijschutterij en hulp aan de vijand. Negen anderen worden tot zware tuchtstraffen veroordeeld. Alle 16 ter dood veroordeelden dienen een genadeverzoek in. Slechts voor vier van hen wordt de doodstraf in een vrijheidsstraf omgezet. De veroordeelden die geen doodstraf kregen worden op 17 februari 1943 in de gevangenis van Zuchthaus Hameln opgesloten. Op 20 mei 1943 worden zij naar de gevangenis van Sonneburg overgebracht.

Nadat in de nacht van 5 op 6 juli 1943 de gevangenis van Wupperthal voor een tweede keer was gebombardeerd door de geallieerden en daardoor onbruikbaar was geworden, worden alle overige gevangenen van De Zwarte Hand naar Esterwegen getransporteerd, waar ze op 7 juli toekomen. Ze missen dan al een medestander, Jozef Peeters uit Lippelo, die op 11 maart 1943 overleden was ten gevolge van tuberculose. Daar worden de ter dood veroordeelden gescheiden van de overige leden van de groep. Ze worden op 7 augustus 1943 gefusilleerd op de militaire schietbaan van Lingen-Ems, bijgestaan door pastoor Gilling. Het zijn Gilling en een van de bewakers, Wessels, die na de oorlog de juiste toedracht van dit gebeuren kenbaar maken. De 12 terechtgestelden zijn Achiel Daes, Albert De Bondt, Emiel De Cat, Marcel De Mol, Remy De Mol, Clement Dielis, Louis Hofmans, Edmond Maes, Hendrik Pauwels, Alfons Peeters, Jozef Verhavert en Jean-Pierre Vincent, in feite alle kopstukken van de groep. Zij worden begraven op Lagerfriedhof Teufelsberg, tussen de nummers 16 en 27.

In Esterwegen krijgen de overige gevangenen een Nacht und Nebel (NN) nummer. Ook daar moeten ze werken voor de Duitse oorlogsmachine. Zij sorteren onder meer kogelhulzen, radio-onderdelen enz. In de herfst van 1943 sterft Hendrik Van Beneden in de gevangenis van Sonneburg. Bernard Caremans overlijdt op 24 december van datzelfde jaar te Esterwegen en Willem Van Hoof op 14 januari 1944. Twaalf anderen zullen 1944 niet overleven. Voorjaar 1945 komen nog eens 44 leden om.

Op 15 maart 1944 verlaat een grote groep van de NN-gevangenen Esterwegen, en wordt per trein naar Gross-Strelitz getransporteerd. In juni 1944 worden in de kapel van de gevangenis de nog niet veroordeelde leden van de groep berecht. De aansluitingsformulieren dienen opnieuw als onomstotelijke bewijsvoering. Hun NN-statuut wordt bevestigd zodat ze na het uitzitten van hun straf niet zouden vrij komen maar verdwijnen in 'de nacht en de nevel' van de concentrationaire wereld.

Anderen worden over andere gevangenissen en concentratiekampen verspreid. Wie voordien reeds in Sonneburg en Wolfenbüttel opgesloten was, komt na de ontruiming van die gevangenissen eveneens in concentratiekampen terecht. Gevangenen van De Zwarte Hand hebben de belangrijkste concentratiekampen gekend: Buchenwald, Dachau, Dora, Flossenburg, Mauthausen, Sachsenhausen en hun Kommando's. Velen laten het leven in die kampen, tijdens de transporten of de dodenmarsen.

Zevenendertig onder hen keren terug. Frans Van Muylder en Willem Van der Taelen zijn zo verzwakt dat zij kort na hun repatriëring overlijden, in juli 1945.

Waarom wordt een verzetsgroep die, achteraf bekeken, geen écht zware feiten heeft gepleegd veroordeeld door de hoogste rechter van nazi-Duitsland? Omdat de groep symbool staat voor een vorm van verzet die uit de bevolking zelf is gegroeid, en daarom - als voorbeeld - moet uitgeroeid worden? Met uitzondering van de leidende figuren zijn de leden van De Zwarte Hand allen jonge mannen, tieners, twintigers en dertigers die een doorsnede vertegenwoordigen van de toenmalige landelijke maatschappij waarin ze opereerden. Of is het omdat hun niet aflatende pesterijen door middel van sluikbladen, pamfletten of graffiti, of hun vaderlandslievende uitzending op de nationale feestdag een doorn in het oog van de bezetter is.

Alleszins draait dit uit op een tragedie voor vele families uit Klein-Brabant en omstreken.

   

Een selectie

MAES, Edmond
Student, ongehuwd
° Boom 14.5.22 
  Aangehouden op 27.10.1941
+ Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

Edmond Maes krijgt de doodstraf te Wupperthal wegens hulp aan de vijand, het verspreiden van vlugschriften, spionage en wapenbezit. Hij wordt gefusilleerd met 11 medeveroordeelden van De Zwarte Hand.

     
POLFLIET, Louis 
Timmerman, tekenaar, gehuwd
° Bornem 1.3.1915
  Aangehouden op 27.10.1941
+ Dora 3.3.1945

Louis Polfliet is lid van De Zwarte Hand sinds 1.6.1941. Hij verspreidt sluikbladen als La libre Belgique en Le Belge en ook vlugschriften van De Zwarte Hand. Na een dag in Breendonk wordt hij opgesloten in de gevangenissen Begijnenstraat te Antwerpen tot 15.3.1942, Sint-Gillis tot 18.7.1942, Wupperthal tot 7.7.1943, Esterwegen tot 3.3.1944, Gross-Strelitz en de concentratiekampen Gross-Rosen (gevangenenummer 82392) en Dora, waar hij overlijdt aan enterocolitis. Zijn broer Albert, die de gevangenschap overleeft, ziet hem laatst op 8.2.1945.

  
VAN GUCHT, Carolus Ludovicus
Werkman, ongehuwd
° Hingene 6.2.1919
  Aangehouden op 27.10.1941
+ Gross-Rosen 2.1.1945 (matricule 82020)

Carolus Van Gucht krijgt postuum recht op de titel van 'weerstander door sluikpers' van 16.4.1940 tot 27.10.1941.

  

DE CLERQ, Kamiel 
Caféhouder, gescheiden, 1 zoon
° Ouwegem 1.3.1909
  Aangehouden op 27.10.41
+ Flossenburg 3.3.1945

Kamiel De Clerq is cafébaas van Café Tony in Liezele. Na Wupperthal wordt hij nog gevangen gehouden te Esterwegen, Börgermoor, Gross-Strehlits, Bleckhammer en het concentratiekamp Flossenburg, waar hij nummer 49032 droeg. Zijn bijnaam in Esterwegen is 'Tony de Kok'.

 
PEETERS, Jozef-Albertus
Landbouwer-helper, ongehuwd
° Lippelo op 12.4.1910
   Aangehouden te Lippelo op 27.10.1941
+ Wupperthal 11.3.1943

Na een dag in Breendonk verblijft Jozef-Albertus Peeters tot maart 1942 in de gevangenis van de Begijnenstraat te Antwerpen, tot juli 1942 in Sint-Gillis, en van dan af in de gevangenis van Wupperthal waar deze jonge en gezonde man, die zijn legerdienst vervult in de cavalerie, uiteindelijk aan tuberculose overlijdt. Na de oorlog wordt zijn lichaam gerepatrieerd.

  
MOEYERSOENS, Alfons 
Metser, ongehuwd
° Londerzeel 16.4.1922
Aangehouden te Londerzeel
+ na 7.3.1945 (?)

Alfons Moeyersoens komt op 15.2.1945 aan te Flossenburg en op 7.3.1945 te Bergen-Belsen waar hij verdwijnt. Zijn gevangenenummer in Gross-Rosen is 82269, in Bergen-Belsen draagt hij nummer 87967.

    
VERMAESEN, Jozef 
Student, ongehuwd
° Malderen 16.7.1922
   Aangehouden te Malderen op 27.10.1941
+ Sonneburg in mei 1944

Jozef Vermassen is lid van De Zwarte Hand vanaf 1.6.1941. Na zijn veroordeling te Wupperthal wordt hij overgebracht naar Hameln tot 19.5.1943 (gevangenenummer 313/42) en Sonneburg tot mei '44 (gevangenenummer 141/43), waar hij in cel 3/31 verblijft. Op 14-15 januari 1943 wordt hij door het Volksgericht Berlin tot 7 jaar dwangarbeid veroordeeld en tot het betalen van de procedurekosten wegens storing der vrede in het land en het verspreiden van anti-Duitse vlugschriften. Te Sonneburg verblijft hij in het lazaret op 20.5.1943 wegens het afsnijden van een vinger in de schrijnwerkerij.

  
BASTAENS, Paul 
Beroepsmilitair, gehuwd, 1 kind
° Montpellier 2.5.1915
   Aangehouden op 27.10.1941
+ Sonneburg tussen 11.1944 en 1.6.1945

Paul Bastaens sluit zich op 1.7.1941 aan bij De Zwarte Hand. Op 27.10.1941 wordt hij opgesloten in de Begijnenstraat te Antwerpen, vervolgens in Sint-Gillis, op 29.6.1942 in Wupperthal, dan Esterwegen en Sonneburg, waar hij ingeschreven wordt in de westvleugel op 11.10.1943, met gevangenenummer 930/43. Op 14/15.1.1943 wordt hij veroordeeld tot doodstraf wegens het storen van de innerlijke vrede, begunstiging van de vijand en het op de hoogte zijn van het wapenbezit in de groep. Na een genadeverzoek wordt zijn straf in 12 jaar dwangarbeid omgezet, op 27.9.1943.

  
DE MOL, Remy Leon 
Stationsbediende, gehuwd, twee kinderen
° Nazareth 18.10.1899
   Aangehouden thuis te Puurs op 17.10.1941.
+ Lingen-Ems 7.8.1943

Leon De Mol is de broer van de stichter van De Zwarte Hand, Marcel De Mol, en een van de leiders van de groep. Op 14/15.1.1943 wordt hij ter dood veroordeeld door het Volksgericht van Berlijn, zetelend te Wüpperthal. Volgens de overlijdensakte van 14.9.1943 is de doodsoorzaak 'hartdood, schotwonden, ademstilstand'.
  
DIELIS, Clement 
Bediende, ongehuwd
° Bressoux op 5.10.1919
+ Lingen-Ems op 7.8.1943

Clement Dielis is lid van De Zwarte Hand sinds april 1941 en een van de leidingevende personen van de groep. Hij is zeer bedrijvig in de sluikpers, stelt pamfletten op, houdt sluikbladen en vlugschriften in depot (maandelijks minstens 100), vervoert en verspreidt ze. Op 17.10.1941 wordt hij aangehouden en opgesloten in de gevangenis van Mechelen van 18.10.1941 tot 20.11.1941, in de Begijnenstraat te Antwerpen tot 16.3.1942, in Sint-Gillis, op 29.6.1942 te Wupperthal, 15.6.1943 te Essen, 29.6.1943 te Esterwegen. Ter dood veroordeeld op 15.1.1943 door het Volksgerichtshof Berlin te Wupperthal op 14/15/1.1943 wegens spionage, vrijschutterij en hulp aan de vijand wordt Clement Dielis op 7 augustus 1943 met 11 andere leiders van De Zwarte Hand te Lingen-Ems gefusilleerd.
   
MARIS, Jan
Gepensioneerde Adjunct Brigadecommandant van de Rijkswacht, gehuwd, 1 kind

° Stokrooie 1.9.1880
   Aangehouden thuis te Puurs op 17.10.1941
+ Sonneburg op 31.1.1944

Jan Maris treedt op 1.1.1941 toe tot de beweging als een van de leiders en medestichters van De Zwarte Hand. Hij houdt vlugschriften en sluikbladen in depot, vervoert en verspreidt ze.

Op 14/15.1.1943 wordt hij veroordeeld tot 10 jaar dwangarbeid met verlies van burgerrechten en betaling van de gerechtskosten omwille van spionage, verstoring van de vrede in bezet gebied en wegens hulp bij de aankoop van een uitzendpost, waarvoor hij 2 personen had gevonden die financieel geholpen hebben bij aankoop. Na zijn veroordeling te Wupperthal wordt hij op 17.2.1943 naar de gevangenis van Hameln overgebracht en op 20.5.1943 in Sonneburg opgesloten.

   
VAN BENEDEN, Jozef, Hendrik 
Fabrieksarbeider (op de scheepswerf)
° Ruisbroek op 23.4.1921
   Aangehouden te Boom op 27.10.41
+ Sonnenburg rond 15.8.43

Jozef Van Beneden wordt lid van De Zwarte Hand op 1.1.41. Hij verspreidt om de 2 à 3 weken sluikbladen en vlugschriften en wordt aangehouden te Boom wegens hulpverlening aan de vijand, het verspreiden van vlugschriften en spionage. Op 15.1.43 wordt hij te Wupperthal veroordeeld tot 4 jaar zware arbeid, het betalen van de procedurekosten en 4 jaar verlies van burgerrechten wegens verstoring van de binnenlandse rust in bezet gebied. Hij wordt achtereenvolgens opgesloten in de gevangenissen van Antwerpen tot 25.2.1942, Vorst, Wupperthal vanaf 29.6.1942 en Hameln vanaf 17.2.1943. Vanaf 20.5.1943 verblijft hij in Sonnenburg, in cel 14 van de westvleugel.

  
VAN BENEDEN, Frans 
Elektricien, gehuwd, 3 kinderen
° Ruisbroek 7.7.1913
   Aangehouden op 18.10.1941 (thuis, te Ruisbroek)
+ Wolfenbüttel 18.11.1944

Frans Van Beneden wordt lid op 1.6.1941. Hij stelt een door hemzelf gebouwde zendpost ter beschikking van de groep en biedt zijn diensten aan als radiotechnicien. Hij werkt met Louis Hofmans, Clement Dielis en Albert De Bondt, die allen overlijden in Duitsland.

Hij wordt opgesloten onder het regime van Untersuchungshaft (voorlopige hechtenis, hangende een strafonderzoek in afwachting van het proces) tot 21.11.1941 in de gevangenis van Mechelen, in de Begijnenstraat te Antwerpen tot 25.3.1942, in Sint-Gillis en vanaf 29.6.42 Wupperthal, in Hameln van 17.2.43 tot 19.5.43 (met nummer 303/42), en via Sonneburg naar Wolfenbüttel overgebracht.

Hij wordt veroordeeld tot 10 jaar op 14/15.1.1943 door het Volksgerichthof Berlin 'zuwiden handlungen g. d. Besatzungsmacht 10 j Zucht v. H.' (wegens verzetsdaden tegen de bezetter tot 10 jaar dwangarbeid). Net als zijn jongere broers wordt hij ziek en overlijdt hij als gevolg van jarenlange opsluiting en lichamelijke aftakeling door een hongerregime.

   
MOORTGAT, Alfons 
Ziftenmaker, ongehuwd
° St. Amands 20.1.1910
   Aangehouden thuis te St. Amands op 27.10.41
+ Gross-Rosen 8.2.45 (gevangenenummer 82278)

Alfons Moortgat is lid van De Zwarte Hand sinds 1.4.1941. Hij verspreidt de sluikbaden La Libre Belgique en Vrij en de vlugschriften van De Zwarte Hand.

  
KOEK, Ludovicus 
Mandenmaker, ongehuwd
° St. Amands 11.05.1903
  Aangehouden thuis te St. Amands op 27.10.1941
+ Boelcke Kazerne 3.4.1945

Nadat hij zoals alle andere het gevangenissenparcours heeft doorlopen, komt Ludovicus Koek terecht in Gross-Rosen waar hij het gevangenummer 82187 krijgt. Van daaruit vertrekt hij op 8.2.1945 bij de evacuatie naar Buchenwald en belandt hij in Mittelbau-Dora, met gevangennummer 110974. Hij wordt overgebracht naar het Kommando Boelcke Kazerne waar vele zieken terechtkwamen en sterft er na het tweede bombardement op 3.4.1945. Zijn overlijdensakte vermeldt 'dysenterie, difterie'. In zijn boek Wir Muselmanner getuigt René Lambrechts dat hij hem op 3.4.45 nog levend tussen de lijken terug vindt: 'Louis Koek leeft nog maar is schier onherkenbaar... zijn gezicht is slechts een wassen doodskop.'

   
DE MOL, Marcel 
Koster, goudsmid, juwelier, gehuwd, 1 kind
° Gent 5.5.1908
   Aangehouden op 17.10.1941
+ Lingen-Ems op 7.8.1943

Marcel De Mol is de stichter van De Zwarte Hand en plaatselijk leider te Tisselt, Londerzeel en Breendonk. Zomer 1940 sticht hij met Staf Vivijs te Tisselt een groep die de Duitsgezinde burgers van de gemeente noteert, om ze na de bevrijding ter verantwoording te kunnen roepen. Hij ontvangt regelmatig 350 sluikbladen (La Libre Belgique, Vrij, De Strijder) die hij in depot houdt en per 50 exemplaren verspreidt. Hij stelt vlugschriften op zoals 'Hallo hier De Zwarte Hand' en ook zwarte lijsten. Hij wordt opgesloten vanaf 18.10.1941 in de gevangenis te Mechelen tot 20.11.1941, op 27.10.1941 voor één dag in het Fort van Breendonk, in de Begijnenstraat te Antwerpen tot 16.3.42, in Sint-Gillis, op 29.6.1942 te Wupperthal, dan Esterwegen en Lingen.

Op 15.1.1943 wordt hij ter dood veroordeeld en op 7.8.1943 samen met zijn oudere broer uit Puurs en 10 andere leiders van De Zwarte Hand gefusilleerd. Het motief: 'Gründer der Schwarzen Hand, hat Mitglieden geworben, Waffenbesitz, Verbreiterung des Propagandamaterial' (oprichter van De Zwarte Hand, het werven van leden, wapenbezit, verspreiding van propagandamateriaal).

   
VAN ZAELEN, Petrus 
Koperslager, ongehuwd
° Tisselt 20.12.1919
   Aangehouden te Boom op
   27.10.1941
+ Dora 10.3.45

 en

 

 

VAN ZAELEN, Willem 
Werkman, ongehuwd
° Tisselt 20.12.1919
   Aangehouden te Boom op 27.10.1941
+ Flossenburg 8.3.1945 (gevangenenummer 48810)
Vanaf 1.6.1941 ontvangt Petrus Van Zaelen per maand regelmatig 50 sluikbladen (La Libre Belgique, Vrij, De Strijder) en 50 vlugschriften (Hallo hier De Zwarte Hand) van Marcel De Mol, ter verspreiding. Hij wordt in Gross-Strehlits gescheiden van zijn tweelingbroer Willem en komt na de evacuatie van Gross-Rosen in Dora terecht, met gevangenenummer 113515.

De tweelingbroers sterven met 2 dagen verschil.

        

Duffel

   

Gedurende de bezetting zijn er in Duffel twee verzetsgroepen actief. Eén Duffelaar is lid van de inlichtingendienst Clarence. Twee jonge Duffelse scholieren zijn actief in de Mechelse afdeling van de Nationale Koninklijke Beweging. Wanneer in augustus 1941 de Mechelse jongerengroep van het nkb wordt opgepakt blijven ze buiten schot. Arthur Speelman, een 29-jarige korporaal van het Belgisch leger, wordt de leider van een nieuw opgerichte Duffelse afdeling van het nkb, die vanaf begin 1942 ingelijfd wordt bij de Witte Brigade. Militaire inlichtingen, verspreiden van sluikpers, steun aan onderduikers en geallieerde piloten, opstellen van 'zwarte lijsten' en het beluisteren van de bbc zijn hun belangrijkste activiteiten.

Naast deze groep is ook het Geheim Leger in Duffel aanwezig. Op 16.2.1941 wordt de sectie Duffel gesticht door Albert Van Hoof, door veldwachter Louis Wolzer, die na de aanhouding van Van Hoof de leiding van de groep overneemt, door politieagent Guillaume Colin en gemeenteontvanger August Goossens. Pas in maart 1942 zal de groep massaal leden rekruteren. Vergaderingen worden o.a. gehouden in het Volkshuis, waar de bbc beluisterd wordt, en in café Het Sterreke. Hun activiteiten behelzen het drukken en de verspreiding van vlugschriften, hulp aan onderduikers, aan geallieerde piloten en aan verborgen joodse vrouwen en kinderen.

Beide verzetsgroepen werken nauw samen met hun tegenhangers in Lier en Mechelen, en meer bepaald met Theodoor Proost, die zowel tot het Geheim Leger als tot de Witte Brigade behoort.

Een Selectie

  
GULDENTOPS, Jaak 
Elektrisch lasser, ongehuwd
° Rijmenam 14.6.1923
+ Bremen-Farge 7.11.1944

In juli 1941 wordt Jaak Guldentops ontslagen en werkloos. Van 19.8.1941 tot 6.12.1942 is hij elektrisch lasser in dienst bij de scheepswerf Belliard-Crighton te Antwerpen, die onder de Duitse Verwaltung geplaatst is en voor de bezetter werkt. Op 30.11.1942 verklaart hij aan de aanwervingsdienst van de Oberfeldkommandantur vrijwillig naar Duitsland te willen vertrekken. Op 7.12.1942 wordt hij tewerkgesteld in de Howaldswerke te Hamburg. In de vroege zomer van 1943 protesteert Jaak luidruchtig tijdens een rekruteringsmeeting voor het Oostfront door ss-Vlaanderen in het Lager Walthershof I. Hij wordt aangehouden en naar het strafkamp Bremen-Farge, een buitenkommando van Neuengamme, overgebracht. Op 7.11.1944 sterft hij ten gevolge van een schedelbreuk na een val van een 33 meter hoge bunker. Emmanuel Kloostermans verklaarde later dat hij er wellicht was afgewaaid vermits hij 'geheel onderkomen en vermagerd was'.

Zijn erkenning als politiek gevangene wordt eerst afgewezen op grond van art 5.6 van de wet van 1947 omdat hij vrijwillig naar Duitsland is gaan werken, maar herzien door de beslissing van de Aanvaardingscommissie in Beroep van 4.1.1954. Hoewel afkomstig uit een Duitsgezind milieu, heeft Jaak Guldentops een duidelijk onderscheid gemaakt tussen arbeiden in Duitsland - om zijn familie te onderhouden - en deelnemen aan de oorlog tegen de geallieerden.

  
SELS, Jos Augustijn
Advocaat en plaatsvervangend Vrederechter van het kanton Duffel, ongehuwd
° Duffel 8.8.1906
+ Gross-Rosen 1.12.1944

Jos Sels wordt als lid van de Witte Brigade aangeworven op 1.8.1943 door Marcel Louette uit Antwerpen, met nummer 26049. Hij is actief in Duffel onder leiding van Arthur Speelman en verdeelt sluikpers (o.a. La Libre Belgique), werft leden, vergaart militaire inlichtingen en stelt zogenaamde 'zwarte lijsten' van collaborateurs op. Hij wordt aangehouden in de nacht van 14/15.10.1943 door de sipo van Antwerpen (door agent Veit). Op 30.12.1943 wordt hij met 22 anderen voor het Krijgsgerecht ten Velde FK 520 gebracht met dossiernummer ST lVI 363/43. Op 1.2.1944 beslist de rechtbank dat een veroordeling in België onmogelijk is en zendt 21 van de 23 naar Duitsland (onder het nn-decreet), om daar veroordeeld te worden.

Jos Sels wordt opgesloten te Antwerpen tot 17.2.1944 en 1 dag later vanuit Sint-Gillis waarschijnlijk via Essen naar Esterwegen vervoerd, waar hij op 22.2.1944 aankomt. Later wordt hij overgebracht naar Gross-Strelits en op 30.10.1944 komt hij aan in het concentratiekamp Gross-Rosen. Volgens de Duitse overlijdensakte overlijdt Jos Sels daar aan de gevolgen van difterie en een hartaanval.

  
VAN HOOF, Albert
Schrijnwerker, uitbater van het Socialistisch Volkshuis, gemeenteraadslid 1932-1938, gehuwd, drie kinderen
° Duffel 9.9.1898
+ Dachau 26.12.1944

Albert Van Hoof is lid van het Geheim Leger Wiekvorst en medestichter van het Geheim Leger Duffel, dat hij leidt van 2.2.1941 tot zijn aanhouding op 21.7.1943. Hij wordt voor de Krijgsraad ten Velde van de Wehrmacht te Antwerpen FK 520 gedaagd op 15.9.1943 op grond van verboden wapenbezit en hulp aan de vijand. Op 17.9.1943 beslist de rechtbank hem met 26 andere, vooral Lierse verzetslui onder het nn-decreet naar Duitsland over te brengen om hem daar te veroordelen. Via de gevangenissen van Antwerpen, Sint-Gillis, Essen en Esterwegen komt hij 22.3.1944 in de gevangenis van Bayreuth aan, in afwachting van de behandeling van zijn zaak voor de rechtbank van Oppeln. Op 6.12.1944 wordt hij aan de Gestapo van Nürnberg overgedragen en naar Dachau gebracht, waar Albert Van Hoof de volgende dag aankomt en diezelfde maand overlijdt.

    
   

Heist-op-den-Berg 

Het Onafhankelijkheidsfront

In september 1941 wordt in de gemeenten Heist, Itegem en Putte een verzetsgroep opgericht als afdeling van het Onafhankelijkheidsfront (of). Initiatiefnemer is belastingsambtenaar Richard Bastijns uit Heist-op-den-Berg, die vooral rekruteert onder zijn vrienden uit liberale kringen en onder oud-strijders van Wereldoorlog I. De groep wordt opgedeeld in cellen van 3 personen waarvan telkens een iemand het leiderschap op zich neemt. In 1942 treedt een groep jongeren toe uit studenten- en arbeidersmiddens. Ze volgen begin 1943 hun eigen weg en treden toe tot het Jeugdfront van het of. Ze liggen aan de basis van het latere partizanenkorps 037 van Heist-op-den-Berg.

Het of van Heist staat in verbinding met Antwerpen via Willy Luyten, uitgever van het of-blad 'België Vrij'. Het houdt zich in het begin vooral bezig met het verspreiden van dat en andere sluikbladen zoals 'De Boer', 'De Vrijschutter' en de communistische 'De Roode Vaan', posters, strooibiljetten en pamfletten. Het of drukt en verspreidt ook eigen vlugschriften onder redactie van Bastijns, Caluwaert en Gysbrechts. Het kalken van anti-Duitse slogans of het zogenaamde 'ruitentikken', het ingooien van de glasramen bij Duitsgezinden, zijn hun voornaamste activiteiten.

In maart 1942 wordt Henri Versluys gerekruteerd door Bastijns. Versluys is een 18-jarige student van het Sint-Romboutscollege te Mechelen en zoon van de politiecommissaris van Heist. Hij zal aan de basis liggen van de of-jongerengroep die uit zijn medestudenten, jonge arbeiders en werkweigeraars is samengesteld. Ze worden ingeschakeld bij het verspreiden van illegale pers en bij acties tegen collaborateurs. Vanaf november 1942 vormen ze onder leiding van Versluys een aparte groep, die in november en december geleidelijk naar militair voorbeeld gestructureerd wordt: onder Versluys staan 2 onderofficieren, Jules Verhelst (01) en Rik Geerinckx (02) en 9 sergeanten, waarvan 2 waren toebedeeld aan Jules Verhelst en 3 aan Rik Geerinckx. Er worden nog 4 bijkomende sergeanten aangesteld in de gemeenten Beerzel, Itegem, Berlaar en Heist-Goor. De werking van de groep verloopt via regelmatig overleg tussen de leiding, de sergeanten en de korporaals. Elke sergeant voert het bevel over drie korporaals, die zelf 3 soldaten in zijn cel heeft.

Hun eerste activiteit, op 10.11.1942, is het verspreiden van strooibiljetten in Heist en Hallaar. Wapens worden aangekocht, sabotagedaden worden opgezet: zo wordt de voorstelling in Zaal Flora van het toneelstuk 'Boefje', georganiseerd door de groep van Rik Geerinckx van de D-Vlag, verstoord door het onderbreken van de elektriciteitstoevoer en wordt op 22.12.1942 het Kerstfeest van het vnv in Putte gesaboteerd.

Op 9.9.1943 houdt de Feldgendarmerie razzia's te Heist, Beerzel en Itegem. 25 personen worden aangehouden, waaronder notaris Caluwaert. Op 2.11.1943 heeft de Geheime Feldpolizei door middel van nieuwe aanhoudingen het of en de overblijvende partizanen bijna volledig opgedoekt. Enkelen worden door het krijgsgerecht FK 520 tot een paar maanden gevangenisstraf veroordeeld. Het grootste deel, 16 van hen, zal echter onder het nn-dekreet naar Duitsland worden overgebracht, op basis van een beslissing van het FK 520 te Antwerpen 10.12.1943 (dossier St l V 344/43). Zij werden overgedragen aan het Volksgericht Berlin en in de strafzaak ST 1025/44 beschuldigd van Duitsvijandige activiteiten. Het zijn Jozef Caluwaert, Richard Bastijns, Carolus Van Boekel, Bert Imbrechts, René Lambrechts, Maria Liekens, Louis Marien, Constant De Meyer, Henri Schroyens, Jozef Frans Thys, Armand Verhaert, Georges De Weyer, Jozef Willemsens, Jul Vonkx, Jan Jozef Heremans en Jan Verbeek.

Jeugdfront voor de Vrijheid

Medio januari 1943 komt het tot een breuk tussen Bastijns en Versluys, maar zij blijven samenwerken. Op 5.4.1943 meldt Versluys dat zijn groep is toegetreden tot het 'Jeugdfront voor de Vrijheid' van het of. Versluys wordt bevestigd in zijn leiderschap door Wolsztajn, verantwoordelijk voor de provincie Antwerpen. Nu wordt ook 'Jong België' verspreid, het sluikblad van het Jeugdfront, dat door koeriers uit Brussel wordt overgebracht. Om bij vaderlandslievende burgers in Heist en omstreken materiële en financiële steun te werven voor de onderduikers wordt het comité 'Solidariteit' opgericht onder leiding van Armand Verhaert. Nadat Henri Versluys besluit onder te duiken, wordt Rik Geerinckx vanaf 7.6.1943 de nieuwe leider. Op 14.7.1943 gaan jongeren 's nachts in samenwerking met het of en sommige boeren in de streek rond Heist-op-den-Berg het koolzaad oogsten en verbranden, om zo de olieproductie voor de Duitse industrie te saboteren. Dat gebeurt op voorstel van Paul Schamp, een verantwoordelijke voor de boerenorganisatie binnen het of (tijdschrift 'De Boer').

Partizanenkorps Heist-op-den-Berg

Louis Van Brussel, korpscommandant van het Partizanenkorps 034 uit Leuven en adjunct-sectorcommandant voor Vlaanderen, stuurt in de zomer van 1943 aan op de stichting van een Partizanenkorps (037) in Heist-op-den-Berg. Jef Thijs (codenaam Lucien) wordt aangesteld als korpscommandant, belast met de verdere organisatie. Jef Willemsens uit Putte (codenaam Oscar) wordt adjunct operaties. Thijs heeft reeds sinds het voorjaar van 1943 geregelde contacten met de leden van het Jeugdfront.

Op 22.8.1943 wordt de compagnie ingelijfd bij het Belgisch Partizanenleger. Op 27.8.1943, tijdens een vergadering te Schriek met Thijs, wordt Henri Versluys (codenaam Frank) aangesteld tot commandant van de compagnie 'De Zwaan'. De contacten met de jongerengroep worden onderhouden door koerier Maria Liekens. De eerste actie op 25.8.1943 op een garage te Berlaar mislukt. Op 27.8.1943 echter overvalt een detachement van 8 man onder leiding van Frans Van Overstraeten de veiling van Heist-op-den-Berg: de buit bedraagt een schrijfmachine, een rekenmachine, een doos stempels en drukletters, en 450 BF. Het gebouw wordt in brand gestoken.

Op 5.9.1943 verkrijgt de groep valse identiteitsbewijzen. Op 8.10.1943 wordt garage Campinoise uit Grobbendonk in brand gestoken door een detachement onder leiding van Jules Roothooft. Het hele gebouw met Duitse vrachtwagens en werkplaatsen wordt vernield en op de terugweg wordt het blokhuis te Bouwel, waar de treinwissels worden bediend, overvallen en telefoonlijnen en bedieningsinstallatie buiten werking gesteld.

Op 9.10.1943 vallen drie detachementen binnen bij de celleidster van de D-Vlag te Berlaar en overmeesteren het echtpaar: ledenlijsten en bezwarende stukken worden buitgemaakt, 4710 frank, 10 fietsbanden, 1 fiets en etenswaren. Vermits het koppel duidelijk maakt dat zij enkele van hun overvallers herkennen beslist de leider ze onmiddellijk te executeren om de groepsleden veilig te stellen. De zwaar gekwetste vrouw, die de aanslag overleeft, zal hen later niet verraden en wordt na de oorlog tot 20 jaar effectieve opsluiting veroordeeld.

Op vrijdag 22.10.1943 rond halfnegen 's morgens wordt een dynamiettransport op de baan van Balen, op 6 km. van Leopoldsburg, overvallen door 8 gewapende partizanen waaronder 7 van Leuven en 1 van Heist-op-den-Berg, Jules Roothooft. Vier ton dynamiet worden buitgemaakt. De chauffeur, 1 begeleider en 2 gendarmen worden overmeesterd en opgesloten in de vrachtwagen. Om halftien worden 1.025 kilogram dynamiet in kisten afgeladen te Averbode door 2 detachementen van het partizanenkorps van Heist. De rest wordt naar Keerbergen overgebracht. Bij hun terugkeer per fiets rond het middaguur, ter hoogte van Blauwberg te Herselt, wordt de groep klemgereden door een wagen met aan boord 6 gewapende Geheime Feldpolizei. Partizanen Georges Maris, Jan Van den Brande, Frans Van Overstraeten en Jan Verschueren worden aangehouden. Slechts 2 partizanen ontsnappen. Niet al de aangehouden personen kunnen de zware mishandelingen die gepaard gaan met de ondervragingen weerstaan. e zullen praten. Zo worden de volgende dag 4 andere leden van compagnie 'De Zwaan' aangehouden: Henri Versluys, Jules Roothooft, Jules Wauters en Georges Verhaegen. Alle acht worden ze 2 dagen later te Antwerpen voor het Feldkriegsgericht 520 gebracht. Vermits de verzetsdaden die ze begaan hebben door de mishandelingen toegeven zijn, worden zeven onder hen 'Wegen Feindbegünstigung und unerlaubten Waffenbesitz, wegen Anstiftung zum Sabotage und zum schweren Raubes zum toten' (wegens hulp aan de vijand, onbevoegd wapenbezit, aanzetten tot sabotage en zware roof) ter dood veroordeeld (dossier Nr ST L VI 308/43): Henri Versluys, Jules Wauters, Jules Roothooft, Georges Verhaegen, Louis Jan Verschueren, Georges Maris en Jan Van den Branden. Zij moesten binnen de 48 uur worden gefusilleerd, maar het vonnis wordt pas voltrokken op 19.11.1943 op de schietstand van Maria ter Heide. Dat uitstel dient waarschijnlijk om het onderzoek naar het of van Heist door verdere ondervragingen van de partizanen in een stroomversnelling te brengen. Frans Van Overstraeten wordt vanwege zijn jeugdige leeftijd - hij was net geen 18 jaar oud - tot 10 jaar dwangarbeid veroordeeld en naar Duitsland overgebracht. Hij sterft te Bergen-Belsen op 21.3.1945.

De aanhouding van deze partizanen en de zware folteringen leidde tot het oprollen van het of in de regio. Na de uitschakeling van compagnie 'De Zwaan' treedt de partizanengroep van Itegem op de voorgrond. Die staat onder leiding van Compagniecommandant Armand Hanssens en zal ondergedokenen rekruteren, verstopt in de bossen rond het kasteel van de familie Hanssens. In 1944 zal de groep actief deelnemen aan sabotages met het oog op de nakende bevrijding en daarbij op 28.3.1944, naar aanleiding van een veroorzaakt treinongeval te Itegem, 7 zwarte brigadeleden en 3 Duitse militairen doden. Tijdens de bevrijdingsstrijd moet de groep de Netebrug te Itegem vrijwaren.

Groep Lambert Heist-op-den-Berg

In Heist bestaat ook een afdeling van de groep Lambert, een verzetsorganisatie die inlichtingen vergaart die via netwerken als Zero, Luc en Beaver-Baton naar Engeland worden overgebracht en die ook geallieerde piloten en onderduikers helpt. De groep ontstaat onmiddellijk na de overgave in mei 1940. De nationale leiding berust bij Commandant Albert Lambert die een netwerk uitbouwt van militairen en burgers. Na zijn aanhouding op 24.2.1942 zal het netwerk uiteenvallen. Hij wordt gefusilleerd op 31.10.1942.

De sectie Heist bestaat voornamelijk uit beroepsmilitairen en reservisten, met als verantwoordelijke beroepsmilitair Karel Dockx en leden Jef Thijs (sinds augustus 1940), Louis Dockx en Alfons Verschueren. Alfons Verschueren en Jules Moris, ook een lid, bezorgen plannen en foto's van het kamp van Beverlo aan de geallieerden. Karel Dockx en Alfons Verschueren worden op 13.4.1942 aangehouden en overlijden te Sachsenhausen, wat meteen het einde van deze sectie betekent. Moris treedt later toe tot het of, Thijs wordt commandant van Partizanenkorps 037.

    

 Een selectie

  
Richard BASTIJNS
Bediende bij de belastingen te Mechelen, gehuwd, 2 kinderen
° Heist-op-den-Berg op 31.12.1996
+ Gross-Rosen rond 8.2.1945

Richard Bastijns komt in september 1941 in contact met Willy Luyten uit Antwerpen, een verantwoordelijke van het Onafhankelijkheidsfront, die hem de opdracht geeft de weerstand in Heist te organiseren en groepen te vormen onder zijn leiding. Zo ontstaat ook een groep van oudere personen, oud-strijders uit de Eerste Wereldoorlog. Bastijns richt ook in de omliggende gemeenten weerstandsgroepen op. Hij zorgt ervoor dat de pakken sluikbladen uit Antwerpen en Mechelen in Heist-op-den-Berg geraakten. In samenwerking met Theophiel Gysbrechts en notaris Caluwaert drukt hij al eind 1940 sluikbladen en zelf opgestelde vlugschriften, met behulp van een schrijfmachine en pâte.

Hij staat in verbinding met leden van een ontsnappingsroute om hulp te bieden aan geallieerde vliegers die waren geparachuteerd. Door zijn toedoen wordt een in augustus 1942 neergeschoten Canadees piloot gered en gehuisvest en geholpen om terug naar Engeland te kunnen vertrekken. Hij helpt ook andere geallieerde vliegeniers, waarvoor hem postuum de 'Medal of Freedom' uitgereikt wordt.

In maart of april 1943 komt Richard Bastijns, langs het Onafhankelijkheidsfront om, in verbinding met Albert De Koninck (Victor), commandant van het Belgisch Partizanenleger voor de Vlaanderen. Die geeft hem opdracht sabotagegroepen te stichten, wapens te verzamelen enz., wat dan ook gebeurt in samenwerking met de groep Versluys, die ondertussen tot de partizanen was toegetreden door toedoen van korpscommandant Jozef Thijs. Hij zorgt voor wapens en munitie, zoekt schuilplaatsen voor illegalen, verzamelt geld voor ondergedokenen enz. zoals blijkt uit de verklaringen in het statutendossier. Hij wordt op 2.11.1943 door de Geheime Feldpolizei 712 aangehouden. Richard Bastijns sterft begin februari 1945 in Gross Rosen.

  
Georges CALUWAERTS
Notaris, ongehuwd
° Heist-op-den-Berg 27.03.04
+ Esterwegen VII, op 17.03.1944 met als doodsoorzaak 'Herz und Kreislaufschwache' (hart- en bloedsomloopzwakte)

De familie Caluwaerts telt al sinds 1770 notarissen van vader op zoon. De vader van Georges Caluwaerts werd tijdens de Eerste Wereldoorlog dertien maanden opgesloten. Georges Caluwaerts is het hoofd van de Belgische Nationale Beweging - regio Heist-op-den-Berg, actief lid van de Intelligence Service vanaf juni 1941 en vanaf september 1941 lid van het Onafhankelijkheidsfront en groepsleider te Itegem. Hij is actief in alle sectoren van het verzet: financiële hulp aan patriotten in nood, aan werkweigeraars en aan geallieerde piloten die hij onderbrengt in afwachting van repatriëring, het drukken en verspreiden van vlugschriften en sluikbladen zoals België Vrij, De Vrijheid en De Boer, waarvan hij in totaal minstens 15 tot 20 exemplaren per uitgave in omloop brengt. Bovendien staat hij in verbinding met de Belgische dienst bij de bbc te Londen.

Gerorges Caluwaerts organiseert coördinatievergaderingen met de lokale chefs van het verzet te Heist-op-den-Berg, Putte en Westmeerbeek en neemt deel aan het overbrengen van geallieerde piloten.

In september 1943 weet hij dat hij verraden werd, maar besloot niet onder te duiken en thuis te blijven om zijn kameraden niet te compromitteren en zijn moeder niet bloot te stellen aan de wraakmaatregelen van de vijand.

Hij wordt aangehouden te Itegem in de nacht van 9 op 10 september 1943 door de Gestapo 'wegen Feindbegunstiging' (het begunstigen van de vijand) en de volgende dag overgebracht naar de gevangenis van Antwerpen. Tijdens de ondervragingen en martelingen neemt hij de verantwoordelijkheid voor de delicten van het verzet op zich. Hij verblijft achtereenvolgens in de gevangenissen van Antwerpen tot 6.1.1944, Sint-Gillis tot 8.1.1944, Essen tot 11.1.1944 en Esterwegen (gevangenenummer 2016.43) vanaf 13.1.1944. Daar overlijdt Georges Caluwaerts in Revier (ziekenboeg) Nord en wordt er begraven op het kerkhof Esterwegen, Teufelsberg nr.70.

  
Georges DE WEYER
Militair in het Belgisch leger, ongehuwd, PA-soldaat
° Heist-op-den-Berg 20.10.1913
+ Gross-Rosen, februari 1945

Georges De Weyer wordt aangeworven door Jef Thijs, is wapenmeester en staat bij de partizanen in voor het onderricht in het wapengebruik en voor de schietoefeningen. Hij wordt aangehouden te Hallaar op 2.11.1943 door de gfp 712. Geroges De Weyer sterft uiteindelijk, na een lijdensweg van anderhalf jaar, in het concentratiekamp Gross-Rosen.

  
Jozef THIJS
Beroepsmilitair, ongehuwd
° Heist-op-den-Berg 23.1.1918
+ Bergen-Belsen op 21.2.1945

Jozef Thijs is sinds augustus 1940 lid van de groep Lambert, onder leiding van Karel Dockx. Na de aanhouding van Dockx zoekt hij contact met de weerstand en komt zo in verbinding met Louis Van Brussel uit Kessel-lo, Nationaal Kommandant-adjunct van het Belgisch Partizanenleger. Die werft Thijs eind 1942 aan en belast hem met het oprichten van een Korps Kempen. Jozef Thijs werft leden, organiseert de indeling van het korps, geeft bevelen door, staat in voor de verzending van wapens en munitie, belegt regelmatig succesvolle acties. In mei 1943 is hij commandant van verschillende Compagnies van 6 of 12 man.

Jozef Thys wordt aangehouden te Pulderbosch op 31.10.1943, waar hij illegaal verblijft. Hij wordt opgesloten te Antwerpen op 31.10.1941, van 6.1.1944 tot 8.1.1944 te Sint-Gillis, te Essen en te Lingen in doorgang en van 13.1.1944 tot 13.3.1944 te Esterwegen. Van 15.3.1944 tot 30.10.1944 verblijft hij in Gross-Strehlitz en van 30.10.1944 tot 8.2.1944 in Gross-Rosen. Van daar wordt Jozef Thys met een ziekentransport naar Bergen-Belsen overgebracht, waar hij op 21 februari 1945 overlijdt. Armand Verhaert verklaarde op 27.6.1947 dat Thijs reeds rond 20.12.1944 in het Revier (de ziekenboeg) te Gross-Rosen was opgenomen, aan longziekte en hoge koorts leed en uitgemergeld was.

   
Frans Leonard VAN OVERSTRAETEN
Fabriekwerker in een meubelmakerij, ongehuwd
° Heist-op-den-Berg 19.12.1924
+ Bergen-Belsen 21.3.1945

Deze leider van een der detachementen van de Partizanencompagnie De Zwaan, met als schuilnaam Felix, wordt te Blauwberg aangehouden op 22.10.1943, bij de terugtocht van de dynamietroof. Frans Van Overstraeten wordt omwille van zijn jeugdige leeftijd (hij is nog geen volle 18 jaar oud) tijdens het proces dat reeds 2 dagen na zijn aanhouding plaatsgreep, op 24.10.1943 niet tot de doodstraf veroordeeld zoals zeven andere leden van de groep, maar tot 10 jaar dwangarbeid. Was hij enkele maanden ouder geweest, dan zou hij het lot van zijn medestrijders hebben gedeeld. Toch komt Frans Van Overstraeten om het leven in Bergen-Belsen, kort voor het einde van de oorlog, zoals zovelen. 

  
Joannes (Jan) VERBEECK
Landbouwer, gehuwd, 6 kinderen
° Baal 8.2.1895
Aangehouden te Heist-op-den-Berg op 16.11.1943 door de Geheime Feldpolizei 712
+ Dora, half maart 1945

Ook deze oudere man, boer en vader van 6 kinderen heeft zich ter beschikking gesteld van het Onafhankelijkheidsfront.

  
Henri VERSLUYS
Student, ongehuwd
° Heist-op-den-Berg 23.4.1923
+ Maria ter Heide 19.11.1943 (gefusilleerd)

Henri Versluys is achtereenvolgens actief in het Onafhankelijkheidsfront van Heist, leider van het Jeugdfront van het Onafhankelijkheidsfront - afdeling Heist en compagniecommandant van de partizanengroep 'De Zwaan'. Waarschijnlijk totaal ontredderd door de aanhouding van de meeste leden van zijn compagnie de dag voordien besluit hij niet onder te duiken en gewoon naar school te gaan in Aarschot, waar hij op 23.10.1943 aangehouden wordt en daarna van 23.10.1943 tot 19.11.1943 opgesloten in de Begijnenstraat te Antwerpen. Hij wordt tijdens zijn ondervragingen zwaar mishandeld en één dag na zijn aanhouding, op 24.10.1943, wordt Henri Versluys ter dood veroordeeld door het Feldkriegsgericht 520.

  
  

Lier

  

Belgische Brigade/Witte Brigade afdeling 26

Ontstaan en organisatie

In de lente van 1941 komt Mechelaar Georges Lecron naar Lier om er contacten te leggen voor de oprichting van een afdeling van de inlichtingendienst. De plannen voor een uitbreiding van deze dienst over heel België worden door Ganshof van der Meersch in de cel te Sint-Gillis uitgetekend, terwijl Lecron daar samen met hem opgesloten zit.

Lecron bezit een messenfabriek in Mechelen en is tijdens de mobilisatie gekazerneerd te Lier in het 2e regiment artillerie. Als instructeur heeft hij in 1936 onderofficier en kapper Marcel Arras leren kennen. Wanneer die terugkomt uit krijgsgevangenschap in Oostenrijk wordt hij aangesproken door Lecron om de Lierse tak van de Belgische Brigade uit te bouwen. Arras krijgt het nummer NB (Noord België) 13. Nadat de groep tot de Witte Brigade toetreedt wordt de nummering aangepast. Het netwerk dat in Mechelen, Lier en Antwerpen onder leiding van Marcel Louette ontstaat werkt samen met de dienst Zero om de verbinding met Londen tot stand te brengen.

Marcel Arras rekruteert zijn bestuursleden onder de oud-leerlingen van zijn school. De leiding bestaat uit: 026 Marcel Arras (leider), 261 Roger Parez (adjunct-leider), 262 Marcel De Noël (oud-kadet van de Militaire School, verbindingsagent), 263 René Van Roothoofd (contacten met de stedelijke administratie), 264 Etienne Arras (houdt zich bezig met de onderduikers), 265 Paul Franckx (pers en inlichtingen), 266 Jos Hellemans (jeugdwerk) en 267 Maurice Kennis (verbindingsagent zoals De Noël).

In Lier en omliggende gemeenten werft de groep actief leden. Bij hun aanwerving moeten de leden in aanwezigheid van een getuige de eed van trouw zweren aan de Belgische wetten en aan de organisatie zelf. In de gemeente Broechem bestaat de leiding van de groep uit André en Jules Deseer die zich vooral bezighouden met de koerierdienst naar Antwerpen. Jozef Vervoort is hun koerier.

In Kessel vergaren broer en zus Marcel en Fanny Dillen vanaf 16.4.1943 inlichtingen, samen met Jos Van den Bosch. In Emblem leidt Louis Somers de afdeling, in Boechout Frans Verbruggen, in Berlaar Kamiel Dennen, in Nijlen Edward Nellens, in Koningshooikt Emiel Beens. Afdeling Aarschot wordt met Lier verbonden door pastoor Geuns.

Na de arrestatie op 24.6.1942 van Lecron wordt de volledige ledenlijst van de Belgische Brigade te Mechelen gevonden. De Mechelse groep wordt opgerold en de verbinding met Londen verbroken. Na een vijftal weken neemt Marcel Arras te Antwerpen contact op met de aldaar ondergedoken 'Felix' (Frans Van Den Eynde). Zo komt hij in contact met Marcel Louette, leider van de Antwerpse Witte Brigade, die de algemene leiding van het netwerk in handen neemt. De Lierse Belgische Brigade wordt Witte Brigade.

Vier bestuursleden en een lid plegen op 11.1.1943 om 19.30 u. een aanslag op de collaborerende politieagent Maes. Ze bellen aan bij zijn woning, maar wanneer Maes het deurraampje opent weigert het pistool van de leider. Een tweede poging mislukt omdat de kogel afketst op de tralies. Als gevolg van die aanslag wordt de leider van de groep, Marcel Arras, aangehouden en naar de Begijnenstraat in Antwerpen overgebracht. De andere verdachten worden ondervraagd.

Na de aanhouding van Arras nemen Roger Parez en Marcel De Noël de leiding van de groep over en wordt het bestuur uitgebreid met vijf personen: 268 Jean Daxhelet (leerling van het Atheneum te Antwerpen), 269 Maurice Teeuws, 2610 Jos Steuckers, 2611 Rik Vermeiren en anderen. De verbinding met Fidelio wordt door 262 Marcel De Noel en 268 Jean Daxhelet hernomen. Om de verdenkingen tegen Arras te ontkrachten zorgt de groep ervoor de activiteiten zo grondig mogelijk verder te zetten. Marcel Arras wordt op 7.5.1943 vrijgelaten te Antwerpen.

Het Onafhankelijkheidsfront en het Geheim Leger verspreiden op 10.5.1943 pamfletten in de Duitse kazernes, waardoor de sipo in actie treedt. Door verraad worden een honderdtal Lierenaars aangehouden waaronder Marcel Arras, Roger Parez en Maurice Kennis. Jean Daxhelet en Paul Franckx nemen de leiding over. Daxhelet zorgt voor de verbinding met de Witte Brigade Antwerpen. Ze organiseren een hergroeperingsvergadering en blijven het sluikblad Recht en Vrijheid uitbrengen op 23.5, 30.5, 11.6 en 18.6.1943. Op 26 en 27 mei 1943 volgen er 20 bijkomende aanhoudingen.

In december 1942 legt Jos Steuckers een wapendepot aan op de zolder van het Jezuïetencollege, nadat hij de wapens uit het huis van Jos Van den Bosch, Witte Brigadeleider van Kessel, haalde na diens aanhouding. Het depot wordt op 31.5.1943 ontdekt. De radiozender wordt verstopt in het huis van Louis Henri, maar wordt eind 1943 in beslag genomen nadat ook Henri wordt aangehouden. Nieuwe leden worden gezocht.

Op 20.6.1943 wordt 265 Paul Franckx door Fidelio als nieuwe leider van de groep aangesteld. Hij zal op 26.6.1943 het actieplan voor het uur H, codenaam voor de bevrijdingsstrijd, opnieuw uitwerken. De groep van Duffel sluit zich op 18.7.1943 aan bij de Witte Brigade. De familie Verhoeven, kolenhandelaars, verbergt de wapens, de schrijfmachine en de stencilbak.

Op 21.7.1943 wordt de vader van Maurice Teeuws, lid van het Geheim Leger, aangehouden. Zijn zoon, die na de aanhouding van Marcel Arras een van de actiefste leden van de Witte Brigade Lier was geworden, moet onderduiken.

Op 13.8.1943 wordt de verbindingsagent met de groep van Aarschot aangehouden. De verbinding wordt spoedig hersteld door Van Roothooft, vermits de berichten vanuit Antwerpen naar Brussel dikwijls via Aarschot worden bezorgd. In diezelfde periode wordt te Kessel een groepje van 3 mannen voor de Witte Brigade aangeworven door Louis Henri. Ook in Nijlen en Hallaar komen Witte Brigade groepen tot stand.

Op 19.8.1943 wordt een Witte Brigade-lid aangezet om in de kultuurraad te Lier zetelen, teneinde op de hoogte te blijven van wat deze collaborerende instantie voor de stad van plan is.

Op 15.9.1943 wordt Jean Daxhelet aangehouden en op 17.9.1943 valt de sipo binnen bij de familie Verhoeven. Vader en zoon worden aangehouden en het wapendepot wordt ontdekt. Na die aanhoudingen neemt 266 Luc Brion de verbinding met Fidelio over, maar op 25.9.1943 geeft hij zich ten einde raad en overmand door stress, over aan bij de bezetter. De Lierse leider Paul Franckx duikt diezelfde dag nog onder en zal op 5.10.1943 aankomen op het hoofdkwartier van de Witte Brigade te Sint-Job, waar hij in bungalow Jacobus een onderkomen vindt. De sector Lier wordt opnieuw gereorganiseerd, met Maurice Teeuws als plaatsvervangend leider. Een koerierdienst per fiets brengt de orders van het hoofdkwartier naar Lier over. De groep blijft actief op het vlak van inlichtingengaring, bewapening, bevoorrading van en geldelijke steun aan onderduikers, met het oog op het uur H.

In het laatste oorlogsjaar ontstaan te Lier twee aparte groepen Witte Brigade-leden: een propagandagroep dat Belgicistische spelden en vlaggetjes vervaardigt en demoraliserende boodschappen tot de bezetter richt, en een sabotagegroep.

Op 12.6.1944 valt de Gestapo het onderduikadres Jacobus aan: Paul Franckx, Jean Gladine en Gommaar De Vriendt ontsnappen en duiken elders onder, te Oelegem en Broechem bij Gaston Allard. Ze vernielen twee weken voor de bevrijding de telefoonverbindingen met Antwerpen. Vervolgens duiken zij terug onder te Lier waar ze samen met de andere groeperingen sabotagedaden in het kader van het uur H uitvoeren.

Op 13.7.1944 valt de sabotagegroep de spoorlijn tussen Lier en Boechout-Kontich aan.

Op 22.7.1944 wordt Maurice Teeuws aangehouden.

Na de bevrijding van Lier neemt de Witte Brigade op 4.9.1944 onder leiding van Paul Franckx de controle over de stad in handen. Ze sluiten collaborateurs op in de Sion-kazerne. De stad wordt bestuurd door een coördinatiecomité waarin 3 schepenen en leden van de verschillende verzetsgroepen vertegenwoordigd zijn. Een gewapende 30-koppige groep van de Witte Brigade Lier neemt met het Engels leger deel aan de bevrijding van Merksem.

Activiteiten

De belangrijkste bezigheid van de groep betreft het vergaren van inlichtingen over de Duitse militaire installaties, troepen- en transportbewegingen. In 1941 worden de plannen van de Erla-fabrieken te Mortsel, de luchthaven van Deurne en de luchtafweerinstallaties te Vremde door Marcel De Noël en Maurice Kennis op schaal getekend en via Zero aan Londen overgemaakt. De inlichtingen worden tot halverwege de afstand naar Mechelen gesmokkeld door een koerierdienst per fiets. De rapporten worden verstopt in fietspompen en batterijen die worden geruild met die van de Mechelse contactpersoon. De belangrijkste koeriers zijn Marcel Arras, Roger Parez, Marcel De Noël en Etienne Arras. De Mechelse contactpersoon 'Felix' brengt vervolgens de rapporten naar het hoofdkwartier te Mechelen. Vanaf 1942 worden die berichten en verslagen overgebracht door Polulaire, die tewerkgesteld is in de messenfabriek van Lecron.

Sus Van Huffelen bijvoorbeeld verzamelt informatie over de militaire transporten langs de spoorlijn Lier-Aken die op dezelfde manier wordt overgemaakt. Later doet ook Henri Van Bergen dat vanuit zijn woning in de Statielaan. In de zomer van 1943 houdt de groep zich bezig met het verzamelen van inlichtingen over de troepen en de voorraden die Lier verlaten. Daarnaast blijven ze rapporten opstellen over de collaborerende functionarissen en diensten, de zogenaamde zwarte dossiers. Vanaf 27.3.1942 worden op regelmatige basis inlichtingen vergaard en plannen uitgetekend die voor de militaire acties van de geallieerden belangrijk zijn: de verlichtingspalen op de baan Lier-Broechem die als bakens kunnen dienen voor de Engelse piloten, de spoorlijnen vanuit Lier naar Broechem, Aarschot en Herentals, de kazernes, schuilkelders en nutsvoorzieningen te Lier en de ligging van de garage en ateliers van de firma Krupp.

Stadsbediende Jos Stubbe verzamelt informatie over de activiteiten van het stadsbestuur. Blanco documenten, papieren en identiteitsbewijzen worden verdonkermaand om de werkweigeraars en de onderduikers van dienst te zijn. Fotograaf Jos Van Arkkels en zijn echtgenote Zoë Guwie leveren pasfoto's voor de valse identiteitsdocumenten. De groep Draeyers uit Wilrijk die naar Lier vlucht om er onder te duiken, wordt daar aan een andere identiteit geholpen (Marcel Arras verft het haar van Drayers) en verder gesteund.

Op 9.10.1942 voeren de Gestapo, de Feldpolizei en hun Belgische collaborateurs razzia's uit te Lier op zoek naar werkweigeraars. Verschillende leden van de groep moeten daardoor onderduiken. Ze worden door stadsbedienden Aerts en Suetens aan valse papieren geholpen. De leider van Broechem wordt gearresteerd. Er wordt een steunfonds opgericht om de kosten van de organisatie te dragen. Rijke vaderlandslievende personen worden daarvoor aangesproken.

De Belgische - later Witte - Brigade brengt sluikbladen en vlugschriften uit. Marcel Arras, Roger Parez, Paul Franckx en Marcel De Noël stellen de teksten op van het blad 'Recht en Vrijheid'. Die worden ingetypt door Paul Franckx en door stadsbediende Paul Stubbe gekopieerd op papier van de stad. Later wordt een Roneodrukpers gebruikt en wordt het blad bij Jos Steuckers thuis gestencild. Pierre Suetens zorgt voor de levering van het papier. Marcel Kennis, Jean Daxhelet en Rik Vermeiren verdelen en bussen de exemplaren 's avonds zodra ze gedrukt zijn. De zogenaamde hoofdredacteur is Alfons Laenen en de Feldgendarmerie van Lier wordt als verantwoordelijke uitgever aangeduid. Na Steuckens wordt de drukinstallatie van juni tot 15 september 1943 bij de familie Verhoeven geplaatst. Gedrukt wordt er door Paul Franckx en Jean Daxhelet. Op 15.9.1943 wordt de installatie toevertrouwd aan Gommaar Van Gils.

Op 4.7.1943 vindt een eenmalige samenwerking plaats met het Onafhankelijkheidsfront van Putte om een gemeenschappelijk sluikblad te verspreiden.

Vanaf 22.11.1943, na nieuwe aanhoudingen waarbij de stencilmachine in beslag werd genomen, wordt het blad handgeschreven voortgezet. In Lier tracht de wb onrust te stoken zoals op 10.4.1942 tijdens de begrafenis van een collaborateur. Marcel Arras schildert swastika's op de huizen van Duitsgezinden op 21.7.1942, als reactie op de bekladding van het monument van de gesneuvelden van Wereldoorlog I.

In maart 1943 wordt het beeldje van Mijnheer Piroen tweemaal weggenomen en in het water gegooid. Witte Brigade-leuzen worden op de muren van Lier geschilderd. Er worden ook pamfletten verspreid met 3 anti-Duitse gedichten 'De Nazi Dood', 'Oorlogsidylle' en 'Luitenant Léon Degrelle'.

Begin mei 1944 wordt een overval gepleegd op de bediende van brouwerij Cuykens: 7500 rantsoeneringszegels worden buitgemaakt door Maurice Teeuws en Gommaar De Vriendt, waarvan de helft aan Fidelio wordt gegeven. In 1943 en 1944 wordt een geallieerde militair gered en verborgen.

Het Belgisch Legioen/Geheim Leger Sector Lier

Ontstaan en organisatie

Eind 1940 wordt Jacques Van de Velde door Willem Grisar van het Belgisch Legioen aangezocht om tot de beweging toe te treden. Hij wordt tijdens een bijeenkomst met kolonel Housman aangesteld tot commandant van de toekomstige sector Lier die hij moet tot stand brengen. Die wordt een van de 10 sectoren die afhangen van Zone I Vlaanderen (P3 Provincie Antwerpen) bestuurd door kapitein commandant William Grisar en later, vanaf augustus 1941, door kolonel Paul Housmans. In februari 1941 rekruteert Van de Velde adjunct-politiecommissaris Theodoor Proost, die het hoofd van de inlichtingendienst van de sector wordt. Vanaf mei 1941 worden er sectiehoofden aangesteld die op hun beurt manschappen zullen ronselen. Daartoe wordt Lier verdeeld in wijken.

François-Jos Van Arkkels krijgt als sectie-overste 10 manschappen onder zich, evenals Raoul Chappel die het gebied van Lachenen en een gedeelte van de Mechelse Steenweg bestrijkt, Emiel Buysschaert, eerste sergeant Cleophas Levebvre, Alfons Bel, Felix Delahaye (Mechelse straat) en Theo De Vriendt (eerst sectiehoofd van het gebied rond de Antwerpse Steenweg en later verantwoordelijk voor de groep die geparachuteerde wapens en documenten ter bestemming brengt). Zij worden bijgestaan door pelotonoversten zoals politieagent Gustaaf Van Boeckel die zelf in 1941 veel leden aanwerft. De Sectie te Lier bereidt zich voor om, als het uur H luidt, de bevelen die Londen zou overmaken strikt op te volgen.

Op 27.10.1942 wordt een vergadering belegd tussen de leiding van het Belgisch Legioen (Theo Proost, Van de Velde, notaris De Strijker en Taeymans) en van de Witte Brigade (Marcel Arras, Roger Parez, Marcel De Noël, René Van Roothoofd en Etienne Arras) ten huize Parez over de taakverdeling tussen beide groeperingen voor het uur H. Beide groepen komen echter niet tot een akkoord.

Daarnaast houdt het Belgisch Legioen zich, net als de meeste andere verzetsgroepen, vooral bezig met het verzamelen en doorgeven van inlichtingen van militaire aard. Zo houdt Frans Callaerts, adjudant van het Belgisch leger, zich reeds in '41-'42 op kantoor bezig met het vervalsen van papieren van militairen en het opmaken van militaire inlichtingen met schetsen op schaal, die aan Londen werden overgemaakt. Verder worden er ook dossiers opgesteld over 'zwarten', worden anti-Duitse vlugschriften verspreid en wapens gesmokkeld met als doel een wapendepot aan te leggen voor de bevrijdingstrijd. De Groep Draeyers wordt bij de leden verstopt vanaf de nacht van 30 december 1942 en maandenlang van voedsel en verzorging voorzien. Zoals de secties van het Geheim Leger in de andere steden houdt de groep te Lier zich er aan geen gewapende strijd te voeren vooraleer het uur H is aangebroken.

Op 29.12.1942 worden Theo Proost op het commissariaat, leider Van de Velde, de bewoners van café Den Draaiboom (man, vrouw en zoon) en de uitbater van café Les Sports aangehouden. Het verraad van Eugeen Dierckx, die door de sd is aangehouden op 5.5.1943, leidt enkele dagen later tot de onthoofding van de Witte Brigade en ook grotendeels tot de ontmanteling van het Geheim Leger. Dierckx, onder druk gezet door de sipo Antwerpen, besluit in dienst te treden van die politiedienst en zijn vroegere leiders van het Lierse Geheim Leger te verraden. De kopstukken worden aangehouden en zullen als nn naar Duitsland worden gevoerd. De groep Draeyers, die in Lier is ondergedoken, wordt opgepakt, ter dood veroordeeld en te Maria ter Heide gefusilleerd. De arrestatie van Van Boeckel en het vinden van de ledenlijsten van het Geheim Leger die hij bezat, leiden tot razzia's op 10, 11 en 25.5.1943, met 94 arrestaties als gevolg.

De dag van de eerste aanhoudingsgolf, exact drie jaar na de Duitse invasie in België, zullen het Onafhankelijkheidsfront en het Geheim Leger propagandistische pamfletten in de Duitse kazernes verspreiden om de Duitse militairen te demotiveren. Die gewaagde actie zou de aanzet hebben gegeven voor het hard en doeltreffend optreden van de sipo.

Op 17.9.1943 beslist het krijgsgerecht ten velde FK 520 te Antwerpen in het strafdossier St LVI nr 266/43 dat 27 beschuldigden wegens hulp aan de vijand onder het nn-decreet vallen en naar Duitsland moeten worden overgebracht. Het zijn Jaak Van de Velde, Theodorus Proost, Eduard Bervoets, Klara Bervoets, Marie-Jose Bervoets, Emiel Buysschaert, Maria Bervoets, Raoul Chappel, Alfons Gladine, Frans Hermans, Leon Kempeneers, Maurice Teeuws, Frans Van Arkkels, Frans Van Herck, Albert Van Hoof, Emiel Verhoft, Josef Verhulsel, Lucien Verhulsel, Marcel Arras, Marcel De Noel, Roger Parez, Maurits Kennis, Josef Steukers, Josef Van Dessel, Lilly Van Dessel, Josef Geuns en Joseph Bellemans. Zij zijn kopstukken van de Lierse afdelingen van de Witte Brigade, Het Geheim Leger, het Onafhankelijkheidsfront en de Nationale Koninklijke Beweging. De mannelijke arrestanten blijven tot in Esterwegen samen, waarna ze over verschillende gevangenissen en concentratiekampen verspreid worden. Slechts enkelen zullen levend terug naar België terugkeren, na een gevangenschap van ongeveer twee jaar. Gedurende de laatste oorlogsjaren worden te Lier nog meer personen aangehouden die lid zijn van het Geheim Leger, de Witte Brigade en het Onafhankelijkheidsfront, tot en met de laatste aanhoudingsgolf op 4.7.1944 waarbij de Gestapo nog een grote groep beroepsmilitairen (12 of 13 personen) arresteert die tot het Geheim Leger behoren.

De kelk wordt geledigd tot op de bodem.

Het Nationaal Legioen

Naast de vorige verzetsgroepen bestond er tot de zomer 1941 ook een jongerengroep onder leiding van het bestuurslid van de Witte Brigade Marcel De Noël, die oefensessies houdt om hen voor te bereiden op de gewapende bevrijdingsstrijd.

Op 28.8.1941 worden de groep tijdens een oefening omsingeld door een dertigtal Vlaamse ss-ers en NSJV-ers, aangehouden en overgebracht naar de Feldgendarmerie in de Berlarij. Later worden ze gedurende 17 dagen opgesloten in de gevangenis van Mechelen. Marcel De Noël blijft 7 weken aangehouden en wordt tot 2 maanden cel veroordeeld. Na 2 dagen in de Begijnenstraat te Antwerpen wordt hij terug in vrijheid gesteld. De leden van het Nationaal Legioen zijn Gaston Stubbe, Jean Gladine, Miel Lens, Willy Cailliau, Lucien Briant, Frans Goossens, Cornelis Op de Beeck, Lucien Mathieu en Eugeen Dierckx. Nadat de vader van Jean Gladine op 17.4.1943 wordt aangehouden, geeft Jean zich op 23.4.1943 aan. Hij slaagt er in op 26.4.1943 te Bouwel uit een transport naar Duitsland te ontsnappen.

   

Een selectie

  

Joanna Maria AERTS
Echtgenote van Ludovicus Bervoets
° Lier 23.10.1888
+ Bergen-Belsen 13.5.1945

Joanna Aerts wordt aangehouden te Lier op 10.5.1943 en verblijft achtereenvolgens in de gevangenissen en kampen van Antwerpen tot 30.9.1943, Sint-Gillis, Essen, Mesum, Gross-Strehlitz, Ravensbrück, Mauthausen vanaf 7.3.1945 en Bergen-Belsen vanaf 17.3.1945, waar ze kort na de bevrijding van het kamp overlijdt.

  
Ludovicus Eduard BERVOETS
° Lier 20.9.1891
+ Dachau 2.2.1945.

Ludovicus Bervoets is lid van het Belgisch Legioen, met stamnummer 251215. Zijn hele gezin is actief in het verzet. Hij smokkelt wapens en verbergt ze thuis, werft leden en vergaart inlichtingen over Duitsgezinden, collaborateurs en Duitse troepentransporten in het station van Lier. In de nacht van 30 december 1942 geven hij en zijn gezin onderdak aan de gekwetste Jules Draeyers die door Van Boeckel wordt binnengebracht na een revolvergevecht met de Duitsers te Antwerpen op 30.12.1942. Ludovicus Bervoets wordt thuis aangehouden door de sipo en Feldgendarmen op 10.5.1943, samen met anderen waaronder zijn vrouw Johanna Aerts en hun twee dochters Clara en Marie-José. Enkel de 2 dochters zullen levend uit de kampen terugkeren, waarna ze in het klooster treden.

Josephus Leonardus COOL
Beroepsonderofficier van het Belgisch Leger, gehuwd, 7 kinderen
° Sint Niklaas 8.1.1893
+ Ellrich op 27.1.1945

Josephus Cool is lid van het Geheim Leger. Hij wordt aangehouden te Lier op 4.7.1944 door de sipo, samen met verschillende andere militairen. Hij verblijft te Antwerpen (gevangenenummer 2752) tot 9.8.1944, Buchenwald van 10.8.1944 (gevangenenummer 75702) tot 6.9.1944, en tenslotte in Dora en Ellrich. Daar overlijdt Josephus Cool.

     
Eugenius GEUNS
Onderpastoor van de kerk van de Heilige Familie te Lier, godsdienstleraar in een middelbare school te Lier
° Tongerloo 7.12.1908
+ Nordhausen 15.4.1945

Eugenius Geuns is lid van de Witte Brigade. Zijn belangrijkste bedrijvigheid is het aanwerven van nieuwe leden en het controleren van actieve medewerkers. Hij staat aan de wieg van de Witte Brigade te Aarschot, die zeer succesrijk is in sabotagedaden en hulp aan geallieerde vliegeniers. Hij zorgt voor de verbinding met de leiding te Lier, waar hij onder de initialen J.G.O. belast is met het verzamelen en doorgeven van inlichtingen aan de geallieerde diensten in Londen. Verder is hij actief betrokken bij de hulpverlening aan onderduikers en bij het verspreiden van sluikbladen en vlugschriften.

Hij wordt aangehouden te Lier op 10.8.1943 door de sipo, om 9 uur 's morgens in de woning van Jos Nees. Hij is een grote steun voor zijn medegevangen en liet hen in het geheim ter communie gaan, zoals René Lambrechts in zijn boek Wir Muselmannen getuigt. In Nordhausen, waarheen de meeste zieken uit Dora en Gross-Rosen gebracht worden, fungeert hij als verpleger in Blok 7. Paul Baetens uit Lier vertelt dat Eugenius Geuns tijdens het bombardement van Boelcke Kazerne zwaar gewond raakt door een vallende stalen deur die zijn borstkas indrukt. Baetens, zelf ook als verpleger van dienst, tracht hem nog te helpen. Na de komst van het Amerikaans in Nordhausen, wordt hij samen met andere zwaar zieken en gekwetsten uit de resten van Boelcke Kazerne overgebracht naar een villa in de buurt, waar Eugenius Geuns als een vrij man na een lijdensweg van meer dan 21 maanden overlijdt.

  

Zoë (Jozefa) GUWIE
Winkelierster, echtgenote van François Van Arkkels, 2 kinderen
° Lier 9.6.1911
+ Mauthausen 15.3.45

Zoë Guwie is lid van het Belgisch Legioen (nr.251216) en van de Witte Brigade. Zij heeft wapens verborgen in het werkhuis van Van Dessel, en werkt nauw samen met haar man en met Theresia Liekens, echtgenote van Van Dessel. Verder verstrekt zij inlichtingen over pro-Duits gezinden en over Duitse troepenbewegingen en helpt zij bij het opstellen en verspreiden van sluikbladen en anti-Duitse propaganda. Samen met haar echtgenoot vervalst zij identiteitspapieren en verstrekt hulp aan onderduikers (groep Draeyers). Zoë Guwie wordt enkele maanden na haar man aangehouden door de Gestapo en Feldgendarmen, in de nacht van 16 op 17.9.1943. Haar calvarietocht voert haar naar Antwerpen tot 3.11.1943, Sint-Gillis tot 5.11.1943, Essen tot 14.11.1943, Ravensbrück vanaf 4.10.1944 en Gross Strelitz (gevangenenummer 1190) vanaf 24.11.1944. Zoë Guwie zou overleden zijn te Mauthausen op 15.3.1945. Vermits haar man de kampen evenmin overleefde blijven hun beide zoontjes verweesd achter.  

  
Roger PAREZ
Meester-kleermaker, ongehuwd
° Lier 7.5.1917
+ Offenburg 12.4.1945

Roger Parez is de adjunct van Marcel Arras. Als boezemvriend van Marcel ligt hij mee aan de basis van de Belgische Brigade te Lier en is er samen met hem de drijvende kracht van. Hij wordt aangehouden te Lier op 10.5.1943 door sipo Antwerpen wegens illegaal wapenbezit en hulp aan de vijand. Zijn lijdensweg voert hem over Antwerpen tot 30.9.1943 en St. Gillis op 12.10.1943 naar Essen, en verder naar Esterwegen, Bayreuth van 24.5.1944 tot 13.3.1945 (gevangenenummer 2345), Flossenburg op 13.3.1945, Natzweiler op 22.3.1945 en Offenburg, waar Roger Parez zou zijn overleden na de bevrijding van de regio door de Fransen.  

  
Theodor PROOST
Adjunct Politiecommissaris van de stad Lier, gehuwd, 4 kinderen
° Geel 21.05.1897
+ Dachau op 10.04.1945

Theodoor Proost is lid van het Geheim Leger en hoofd van de inlichtingendienst van de sector. Hij is ook lid van de Witte Brigade. Zijn functie als politieofficier draagt bij tot de rekrutering van andere leden van het korps te Lier en ook te Duffel. Hij lijft politieagent Gustaaf Van Boeckel als adjunct in. Hij wordt driemaal aangehouden te Lier, een eerste maal van 7.09.1940 tot 27.11.1940, een tweede maal van 29.12.1942 tot 03.02.1943 en tenslotte op 13.5.1943 wegens onbevoegd wapenbezit en hulp aan de vijand. Tot 30.09.1943 is hij opgesloten te Antwerpen, tot 12.10.1943 te Essen onder het nn-regime, nadien in Esterwegen en van 22.03.1944 tot 06.12.1944 te Bayreuth. Theodor Proost komt op 7.12.1944 in Dachau aan, waar hij overlijdt.  

  
Francis Gilbert RUYTS
Beroepsmilitair
° Lier 24.9.1914
+ München 30.1.1945 (onthoofd)

Francis Ruyts is vanaf zijn 16 jaar vrijwilliger bij het Belgisch leger en wordt tijdens de bezetting ingelijfd bij de grenswacht te Luik. Hij is agent van de inlichtingendienst ZERO, afdeling Porte Mine van in 1941, met kennummer bbc 291. Hij is Lierenaar en volgt muziekstudies in Luik en wordt gerekruteerd in juni 1941 door Marguerite Verboven, chef van de sectie Jodoigne van het netwerk Porte Mine. Volgens Verboven heeft zij hem voorgesteld aan haar chef, Alexander Meus van Schaarbeek, die Ruyts beveelt om dienst te nemen in de ss-Vlaanderen, wat hem toelaat verschillende keren documenten in verband met de binnenlandse orde en documenten van militaire en industriële aard buit te maken. Die gegevens worden wekelijks door Lisette Chantraine uit Kinkenpois overgemaakt aan Marguerite Verboven en door haar naar Moyersoen in Brussel en later naar Yamaer in Schaarbeek gebracht. Naast deze informatieopdrachten pleegt hij ook sabotages. Zijn zuster Maria Ruyts en haar echtgenoot werken voor hem.

Op 9.12.1941 wordt Francis Ruyts aangehouden door de gfp in zijn woning te Bressoux, rue Lamarche 19, maar kan vluchten nadat hij de agenten in zijn kamer opsluit. De gfp vindt een code tijdens de huiszoeking na zijn eerste mislukte aanhouding, en ook op 20.12.1941 bij zijn zuster te Berlijn. Verboven, Chantraine en Guyot - alle drie leerkrachten aan de normaalschool te Jodoigne - worden op 19.12.1941 aangehouden. Ruyts zelf is intussen naar Brussel gevlucht waar Meus beslist hem via Comète naar Londen te sturen met een omvangrijke en compromitterende briefwisseling. Andrée De Jongh van Comète laat hem overbrengen door koerier 'De Smet', die hem aangeeft aan de Duitsers in Frankrijk. Hij wordt aangehouden wegens sabotage en spionage door de Sicherheitspolizei op 12.1.1942 aan de grens met Frankrijk.

Op 15.8.1942 wordt de groep naar Duitsland overgebracht nadat het dossier in juli 1942 afgesloten was. Francis Ruyts, Alexis Licour, Pierre van Elewyck, Lisette Chantraine, Marguerite Verboven en Fernande Bartholomé worden vervolgd. Op 9.6.1943 wordt de zaak voor het volksgerecht te Essen gebracht en uitgesteld door zijn toedoen, omdat hij tracht zo veel mogelijk tijd te winnen in het belang van zijn medeverdachten. Tijdens de volgende verschijning op 12.9.1944 voor de Tweede Senaat zetelend te Donauwörth, worden Ruyts en Licour ter dood veroordeeld, zonder mogelijkheid tot genade, en door de reizende guillotine onthoofd te München op 30.1.1945, om 16.O2 uur.

Verboven beschrijft Francis Ruyts als een uitzonderlijke agent, door alle medewerkers gewaardeerd, die tot tweemaal toe gelukwensen vanuit Londen mocht ontvangen. Volgens haar wordt hij verraden door een andere agent van het netwerk, die enkele dagen voordien was aangehouden.

Francis Ruyts is een tenor en zingt onder meer in Esterwegen om zijn medegevangenen op te beuren, zelfs nadat hij reeds ter dood veroordeeld is.  

  
Jozef, Jan STEUKERS
Hovenier, zaadhandelaar
° Lier 31.5.1916
+ Regensburg in April 1945

Jozef Steukers is lid van de Witte Brigade sedert mei of juni 1941 en is er sectie-overste van. Zijn belangrijkste verzetsactiviteiten zijn ledenwerving, het maken van sluikblaadjes met Marcel Arras, het maken en bezitten van een clandestiene zendpost (voor de uitzendingen van verschillende inlichtingen aan de geallieerde diensten in Londen waren zijn medewerkers Marcel De Noël en Jozef Hendrickx), het bewaren van wapens en munitie, het opmaken van zwarte lijsten en tenslotte ook het uitvoeren van sabotagedaden. Met de radiozender die hij zelf bouwde verzorgt hij in '42-'43 een vijftal anti-Duitse uitzendingen vanuit zijn woonst. Zijn medewerkers zijn Rik Vermeiren, Jos Embrechts, Jan Tielemans, Eugeen Dierckx - de latere verrader - die onderdelen levert, Louis Seymaas, Jozef Van Vlasselaer, Henri Steylaerts en Gommaar Bakhovens. Ook Louis Zimmer (nummer 2622), bekend van zijn Zimmertoren te Lier, levert onderdelen. Bij zijn aanhouding thuis door sipo en Feldgendarmen, op 31.5.1943 rond 20 uur, wordt de zender ontdekt. Hij blijft opgesloten in de gevangenis van Antwerpen van 31.5.1943 tot 30.9.1943. Op 2.6.1943 wordt hij voor 1 dag naar Breendonk voor ondervraging overgebracht, waarna hij onder het nn-decreet via Sint-Gillis naar Duitsland overgebracht wordt. Jozef Steukers overlijdt te Regensburg, vermoedelijk op 29 april 1945.  

  
Ghislain Maurice TEEUWS
Student, ongehuwd
° Antwerpen 13.6.1926
+ Bart 14.4.1945

Ghislain Teeuws is lid van de Witte Brigade met stamnummer 2609, gerekruteerd door Marcel Arras in januari 1942. Onder de schuilnaam Bob de Smedt is hij zeer bedrijvig als verbindingsagent tussen het hoofdkwartier en de verschillende sectoren. In het begin verspreidt hij vooral vlugschriften, verbergt wapens, biedt hulp aan verschillende geallieerde vliegeniers en vergaat militaire inlichtingen.

Voor de vliegeniers krijgt hij van het Belgisch Legioen burgerkledij, hij wisselt sluikblaadjes uit voor verspreiding met het Belgisch Legioen en onderhoudt nauwe betrekkingen met Marcel Louette, wiens verbindingsofficier hij is. Zijn vader is ingelijfd bij het Belgisch Legioen en houdt thuis bijeenkomsten. De hele familie, vader, moeder, zoon en dochter zit in het verzet. De familie steunt de groep Draeyers met levensmiddelen en geld. Vader wordt aangehouden te Lier, waarop Maurice Teeuws onderduikt bij Verhoeven en kan ontsnappen wanneer ook Verhoeven te Lier wordt aangehouden. Nadien duikt hij onder met Paul Franckx te 's Gravenwezel en Broechem en wordt hij ingelijfd bij een groep saboteurs. Hij wordt aangehouden door de sipo te Antwerpen op 22.7.1944 om 21.30 uur terwijl hij ondergedoken is in een jongensschool in de Van Aertstraat. Via Breendonk, CC 's Hertogenbosch op 30.8.1944, Sachsenhausen en Bergen Belsen belandt Ghislain Teeuws uiteindelijk in Bart, waar hij overlijdt.  

  
François Josse VAN ARKKELS
Fotograaf, gehuwd, 2 kinderen
° Lessen 15.10.1909
+ Muschenried, eind april 1945

François Van Arkkels is lid van het Belgisch Legioen (nr. 251217) vanaf 1941, gerekruteerd door Gustaaf Van Boeckel, en ook lid van de Witte Brigade. De hele familie Van Arkkels zit in het verzet. François is sectie-overste met 10 manschappen onder zijn gezag. Zijn verzetsactiviteiten behelzen het maken van getrukeerde foto's voor valse paspoorten, hulpverlening aan onderduikers - onder meer aan de groep Draeyers - met levensmiddelen en geld. Tot 10.5.1943 worden de leden van die groep in verschillende gezinnen ondergebracht: bij Van Arkkels, bij François' schoonbroer Emiel Guwie en bij de familie Bervoets. Andere verzetsdaden van zijn hand waren: wapensmokkel, ledenwerving, het verspreiden en medeopstellen van plaatselijke sluikbladen en anti-Duitse propaganda. Hij wordt aangehouden te Lier op 10.5.1943 en achtereenvolgens opgesloten te Antwerpen van 11.5.1943 tot 27.9.1943, te Sint-Gillis van 27.9.1943 tot 2.10.1943, te Essen van 2.10.1943 tot 12.10.1943, te Esterwegen tot 23.3.1944, te Bayreuth tot 24.3.1944 en te Flossenburg van 13.3.1945 tot 13.4.1945. Hij wordt laatst gezien door Maurice Kennis op 11.4.1945 in het Kommando van Flossenburg, waarnaar François Van Arkkels erg ziek per trein van Regensburg was gebracht.  

  

Louis VAN BOECKEL
Leraar aan het Atheneum van Antwerpen, gehuwd, 3 kinderen, woont in Lier
° Lier 25.3.1888
+ Dora 3.8.1944

Binnen de Witte Brigade heeft Louis Van Boeckel veel activiteiten: het uitgeven van clandestiene pers, vervalsen van identiteitskaarten, sabotage, propaganda en financiële steun aan onderduikers. Hij krijgt een speciale opdracht voor het uur H. Hij wordt door de sipo aangehouden op school te Antwerpen op 12.5.1944 samen met andere collega's omwille van communistische bedrijvigheid. Volgens econoom De Bruyn en secretaris Geuens van het Atheneum wordt hij aangehouden omdat hij steungeld zou hebben gestort voor het opvoedkundig tijdschrift lomo, gesticht om de noodlottige werking van het omo (Officieel Middelbaar Onderwijs) tegen te gaan. Louis Van Boeckel overlijdt in Dora op 3.10. 1944 om 6.30 ingevolge 'Kreislaufschwache bei Dunn und Dickdarmentzundung' (verzwakking van de dikke en dunnedarmfunctie).

  
Arthur VANDERPOORTEN
Handelsbestuurder, minister, gehuwd, 3 kinderen
° Puurs 17.2.1884
+ Bergen-Belsen 3.4.1945

Deze Vlaamse Liberaal, oud-voorzitter van het Liberaal Vlaams Verbond en senator, is vanaf 18.4.1939 minister van Openbare Werken in de regering Pierlot. Na een herschikking van de coalitie wordt hij vanaf januari 1940 minister van Binnenlandse Zaken. Samen met eerste minister Pierlot en de ministers Spaak en Denis gaat hij op 25 mei 1940, drie dagen voor de overgave van het Belgisch Leger, onderhandelen met Koning Leopold III in het Kasteel van Wijnendaele, om hem te overhalen het land te verlaten en met de regering naar Londen te vertrekken.

Na de capitulatie vlucht Arthur Vanderpoorten met zijn gezin naar Frankrijk waar hij verantwoordelijk wordt voor de Belgische vluchtelingen en Jaspar vervangt als minister van Volksgezondheid. Tijdens zijn verblijf in Vichy met andere Belgische regeringsleden wordt hem de terugkeer naar België ontzegd, zodat zijn gezin zonder hem terugkomt naar Lier. Vanaf 1942 is hij verplicht woonachtig in Pont-de-Claix, waar hij na de volledige bezetting van Frankrijk door het Duits leger op 4 januari 1943 wordt aangehouden.

Vanuit de gevangenis van Fresnes bij Parijs wordt hij op 1.9.1943 naar het concentratiekamp Sachsenhausen overgebracht, onder nummer 671693 nn. Op 11.2.1945 wordt Arthur Vanderpoorten naar Bergen-Belsen getransporteerd. Nadat hij verzwakt door dysenterie toch nog herstelt en een taak als portier in de ziekenboeg toebedeeld krijgt, valt hij tenslotte ten prooi aan een typhusepidemie en overlijdt op 2.4.1945. Er werd geen statutendossier teruggevonden, zodat verondersteld kan worden dat de familie zijn erkenning nooit heeft aangevraagd, alhoewel hij zeker aan alle voorwaarden voldoet om de titel van politieke gevangene te krijgen.  

  

Emiel VERHOFT
Dokwerker, gehuwd, 5 kinderen
° Lier 5.2.1897
+ Bergen-Belsen op 7.1.1945

Emiel Verhoft is lid van het Onafhankelijkheidsfront/Patriottische Milities, eenheid provincie Antwerpen, samen met zijn vrouw Francisca Houtven. Hij is verbindingsagent met andere groeperingen en vergadert thuis met Proost, Chappel, Van Boeckel en leden van het Belgisch Legioen, waarmee hij samen wordt aangehouden. Hij brengt ondergedoken personen en voortvluchtigen over, verschaft hulp aan de groep Draeyers en overhandigt verscheidene malen het sluikblaadje België Vrij in een 50-tal exemplaren aan Gustaaf Van Boeckel. Verhoft lijft ondergedokenen in bij de Gewapende Partizanen. Emiel Verhoft wordt aangehouden in zijn woning op 10.5.1943 door sipo/sd wegens onbevoegd wapenbezit en hulp aan de vijand. Hij wordt gevangen gehouden te Antwerpen van 10.5.1943 tot 1.7.1943, te Leuven tot 14.11.1943, Sint-Gillis tot 16.11.1943, Essen en vanaf 7.12.1943 Esterwegen, Borgermoor, Gross-Strehlits. Op 30.10.1944 komt hij aan in Gross-Rosen. Emil Verhoft overlijdt in Bergen-Belsen op 1.7.1945.  

  
Raymond VERSTAPPE
Vakbondleider bij de Algemene Centrale voor Vakbonden, gehuwd, 2 kinderen waarvan 1 na zijn aanhouding geboren wordt
° Lier 22.11.12
+ Blechammer Heydebreck 26.1.45

Raymond Verstappe is leider van het Onafhankelijkheidsfront sector Lier, aangeworven door zijn eigen broer. Zijn functies zijn koerier Antwerpen-Lier, lid van het executief comité en lid van het coördinatiecomité. Hij verspreidt voornamelijk sluikpers, werft weerstandsleden aan en brengt wapens over. Hij wordt thuis aangehouden op 15.9.1943, om 2 uur 's nachts. Een eerdere aanhouding bracht hem al van 4.12.1942 tot 10.6.1943 in de Antwerpse gevangenis. Na zijn tweede aanhouding blijft Raymond Verstappe opgesloten in Antwerpen tot 4.11.1943 (gevangenenummer 9458), Sint-Gillis van 4.11 tot 6.11.1943 en Essen van 6.11 tot 15.11.1943, om vervolgens op 16.11.1943 naar Esterwegen te worden overgebracht. Van daar komt hij via Borgermoor en Gross-Strehlits te Blechhammer Heydebreck terecht. Daar overlijdt Raymond Verstappe op de dag dat het kamp bevrijd wordt.

  

Mechelen 

   

Wanneer België wordt binnengevallen op 10 mei 1940 plegen Oscar Vankesbeeck en een politieofficier al een eerste verzetsdaad in Mechelen. Ze vernietigen de vooroorlogse aangiften van non-ferrometalen, zodat de bezetter er in de toekomst geen gebruik van zal kunnen maken.

Gedurende de hele bezettingsperiode zijn in Mechelen verschillende verzets- en inlichtingendiensten actief: het Onafhankelijkheidsfront met het bijbehorende Jeugdfront, de Belgische Brigade/Witte Brigade, het Geheim Leger arrondissement Mechelen, de OMBR - Organisation Militaire de Résistance Belge, Groep G, de nkb, les Affranchis, les Insoumis, de Belgische Brigade en de inlichtingendiensten Clarence, Zero en Bayard.

Het onderscheid is niet altijd erg duidelijk. Zo wordt een groep van Belgische Brigade, geleid door Lecron, opgerold in 1942, maar is de Lierse afdeling ervan toegetreden tot de Witte Brigade. Een reeks kleine pesterijen van ongeregeld verzet kenmerkt 1940.

De verzetsgroepen treden pas volop in werking vanaf 1941. In mei van dat jaar worden de eerste bomaanslagen gepleegd op de huizen van collaborateurs en Duitsers, vermoedelijk het werk van jongeren die afhangen van het Onafhankelijkheidsfront/Jeugdfront. De granaataanslag op de Mechelse Kommandantur, die weliswaar geen schade toebrengt, leidt tot represaillemaatregelen waardoor tien Belgische oud-krijgsgevangenen worden opgesloten in de citadel van Luik. Ze worden op 24 mei 1941 vrijgelaten, maar vervangen door de aanhouding op 26.5.1941 van twee gemeenteraadsleden: Oscar Vankesbeeck, liberaal advocaat, en Desiderius Bouchery, oud-minister van PTT voor de BWP. Ze worden 6 weken in het Fort van Breendonk opgesloten als gijzelaars en onderworpen aan het daar heersende terreurregime. Op 8 juli 1941 worden ze vrijgelaten. Beiden zullen enkele jaren later overlijden. Omwille van twee achtereenvolgende aanslagen op het huis van een Duits majoor op 5 en 15 juni 1941, moeten de inwoners van de stad een miljoen Belgische Frank boete betalen, wordt de avondklok vervroegd en moet het huis waar de majoor woont door 2 gewapende burgers bewaakt worden. De Kommandantur moet permanent door 2 rijkswachters worden bewaakt.

Op 14 juli 1941 wordt een bomaanslag gepleegd op de Nationale Bank in Mechelen. De burgers moeten nu ook hun radio's inleveren en de avondklok wordt opnieuw vervroegd. Op 24 juli 1941 neemt de Duitse overheid de beslissing 10 inwoners van de stad, waaronder politiemensen, een gemeenteraadslid en een procureur gedurende 4 weken als gijzelaars in Breendonk op te sluiten. Na een schrijven op 5.8.1941 van Kardinaal Van Roey aan de Kreiskommandant van Mechelen Von Marcker laat die hen overplaatsen naar de citadel van Huy. Op 20.8.1941 worden ze vrijgelaten, behalve Frans Theys, een nkb-lid.

Op 27 augustus 1941 worden een grote groep nkb-jongeren en ook leden van het Onafhankelijkheidsfront aangehouden: de eerste massale aanhoudingen in Mechelen. De leden van het Onafhankelijkheidsfront worden opgesloten in het Fort van Breendonk, de leden van de nkb in de gevangenis in de Begijnenstraat te Antwerpen, waarna ze naar Duitsland overgebracht worden om er voor een Sondergericht te verschijnen.

Tussen 14 en 16 mei 1942 volgt een nieuwe aanhoudingsgolf waarvan de nkb opnieuw het slachtoffer is.

Het jaar 1943 wordt gekenmerkt door een reeks bomaanslagen en sabotagedaden door gewapende partizanengroepen die van buiten Mechelen komen, zoals bijvoorbeeld een aanslag met explosieven tegen de Werbestellen (de dienst die werkers ronselt of verplicht opeist om in Duitsland te gaan werken) op de Schuttersvest te Mechelen op 17 november 1943, of een gewapende overval en bomaanslag op het seinhuis in het vormingsstation te Muizen, die het treinverkeer in de war stuurt op 23.11.1943.

Eind februari 1944 wordt Scheppers de Bergstein, commandant van het Geheim Leger, verklikt en gearresteerd. In de nacht van 7 op 8.3.1944 worden 11 leden van Bayard/lijn K aangehouden. Andere leden worden op 31.3.1944 opgepakt. Binnen het politiekorps van Mechelen leidt een officier het verzet. Er wordt met het ombr en het gl gewerkt, sluikschriften en vertalingen van het bbc nieuws worden verspreid, bij aanwerving van nieuwe politieleden worden de Duitsgezinden geweerd, zwarte lijsten worden opgesteld en de dienstverlening aan collaborateurs gesaboteerd. In maart 1944 sluit de groep aan bij het OMBR, naar aanleiding van de bevrijdingsstrijd ook bij les Affranchis.

Een meubelfabrikant, die op café vertelt hoe hij Amerikaanse piloten verbergt, wordt verklikt en de sipo komt tussen 21 juni en 14 juli 1944 21 mensen aanhouden, waarvan 16 naar Duitsland worden weggevoerd. 7 overleven niet. Op 14 en 15.8.1944 worden razzia's gehouden. Door die golf van aanhoudingen worden de Mechelse communistische partij en het Onafhankelijkheidsfront grotendeels opgerold.

In de nacht van 1 op 2 september 1944 worden nog enkele leden van het politiekorps aangehouden.

Het Onafhankelijkheidsfront

Het front wordt in Mechelen opgericht in mei 1941 tijdens een stichtingsvergadering bij Cesar Steyaert, in aanwezigheid van Frans Collaer, Frans Frison, G. Krols, C.H. De Rakker, J. Peeraer en de nationale instructeur van het Onafhankelijkheidsfront, Cattrisse. Het Onafhankelijkheidsfront en het Jeugdfront tellen tijdens de oorlog 120 tot 130 leden en zijn vooral actief in het opstellen en verspreiden van clandestiene pers en geschriften zoals 'Richting', 'Eendracht', 'De Vrije Jeugd' en 'De Vrije Syndicalist'.

Vanaf mei 1941 laat het Jeugdfront zich in met het plegen van aanslagen. Op 14.3.1942 wordt Emile De Neef, een jonge bediende, op heterdaad betrapt bij de brandstichting in cinema Luxor. Een jaar later, amper 21 jaar oud, wordt hij op 28.4.1943 te Keulen onthoofd na een ter dood veroordeling door het Sondergericht te Essen. Op 27.8.1941 worden de eerste aanhoudingen verricht, en de gevangenen in Fort Breendonk opgesloten. 14 vertrekken er op 22.9.1941 met het eerste transport naar Neuengamme, waarvan er zeker 2 sterven op het einde van de oorlog in de scheepsramp te Lübeck. Armand Bus, Albert Cabuy, Frans en Lodewijk Haesendonckx, André Indegracht, Henri Michiels, Leo Pensaert, Theodoor Renders, Alfred en Gustaaf Rombouts, Mathieu Sacreas, Marcel Simon en Frans Smets zijn allen omgekomen. Enkel Jozef Vastavel komt op 27.5.1945 naar België terug.

Op 5 en 6.1.1944 worden 4 leden van het Onafhankelijkheidsfront opgepakt die in het Arsenaal werken, de centrale constructiewerkplaats van de Belgische Spoorwegen. Drie van de vier komen vrij te Huy in september 1944. Op 14 en 15.8.1944 worden na verklikking razzia's gehouden waarbij 25 mensen worden aangehouden. 18 van hen worden naar de Duitse kampen verwezen, 5 zijn er overleden: Luc Bulens, Maria Indegracht, Herman Moens, Frans Van den Biglaer en Joseph Piscaer.

De partizanen

De gewapende arm van het Onafhankelijkheidsfront voert in Mechelen vanaf eind 1942, begin 1943 bomaanslagen en sabotages uit. Voorjaar 1943 wordt gekenmerkt door een reeks bomaanslagen en sabotagedaden door gewapende partizanengroepen waarvan ook Mechelaars deel uitmaken (zie Rupelstreek en Boortmeerbeek): eind januari een aanslag op een Duitsgezind café, in februari een bomaanslag tegen een lid van de Waffen-ss en het Vlaams Huis op de Veemarkt, op 22 maart dynamitering van de spoorlijn Leuven-Mechelen, op 10 mei een aanslag op het lokaal van de D-Vlag in de O.L.V.straat - waardoor het gebouw tot puin herleid wordt en de stad de schade moet dragen, op 16 juni een gewapende overval op een stadswagen met als buit 32.000 zegelbladen en 5.000 melkzegelbladen; er wordt 100.000 frank uitgeloofd voor een tip die tot de arrestatie van de daders kan leiden. Zeven daders en vijf helers worden ingevolge verraad opgepakt.

Uit de statutendossiers van de partizanen van de Rupelstreek blijkt dat er in Mechelen ook een kleine kern bestaan heeft onder leiding van commandant Jan-Baptist De Voster. Deze groep hing af van het korps 033 van Antwerpen. Jozef Van Essche, Corneel Rombouts en Pieter Thonet uit het Mechelse vormen uiteindelijk een groep met de partizanen van de Rupelstreek. Zij worden met de anderen ter dood veroordeeld en terechtgesteld op 27.9.1943 te Maria ter Heide.

In de streek waren buiten de partizanen van Heist en de Rupelstreek ook de partizanen van Boortmeerbeek bijzonder actief, naast groepen uit Brussel, Leuven en Antwerpen. Vermits talrijke leden van de groep van Boortmeerbeek geboren of woonachtig waren in het Mechelse, lichten we ze toe.

Groep Bayard/ Lijn K

Deze inlichtingendienst ontstaat in 1942 en hangt af van de Belgische Staatsveiligheid. Er wordt een netwerk van agenten opgericht dat militaire informatie overmaakt aan London. Per regio wordt een leider aangesteld die geïdentificeerd wordt door de letter K met een cijfer erbij. Vandaar ook de benaming lijn K. Per gebied zijn verschillende Secties aktief.

In de nacht van 7 op 8.3.1944 worden 11 leden van de groep Bayard/lijn K uit aangehouden als gevolg van verraad. Allen zijn ze beroepsmilitairen of reservisten. 5 onder hen worden naar Duitsland overgebracht waar er 3 zijn overleden: Claes, Landtsheer en Leonard.

Op 31.3.1944 worden nog meer leden van de groep aangehouden. De dossiers vermelden de namen van een aantal onder hen. Leopold Hammel, Elisabeth Desoleil en John Gijsemans vormen een sectie onder leiding van Madeleine Mies. Andere leden zijn Fernand Leonard, August Van der Auwera, Martha Somers en fotograaf Constant Droesbeke uit Merchtem. De sectie van Mies houdt zich bezig met het inzamelen van inlichtingen. Hammel bijvoorbeeld maakt plannen van kazernes, vliegvelden en verzamelplaatsen bezet door de Wehrmacht. Zijn vriendin Elisabeth Desoleil typt de ontvangen inlichtingen uit en wint zelf informatie in. De gegevens worden door Hammel nauwkeurig gecontroleerd vooraleer ze worden doorgestuurd. De arrestanten komen voor de Krijgsraad ten Velde FK 520 te Antwerpen.

Op 4.7.1944 wordt beslist dat de 17 beschuldigden van de strafzaak StLV 204/44 onder het nn-decreet naar Duitsland zullen worden weggevoerd. Van de hoger vermelde weggevoerde personen overleven enkel Mies en Droesbeke de oorlog.

De Nationale Koninklijke Beweging, afdeling Mechelen-Muizen

De nkb ontstaat te Mechelen in februari 1941. Ze bestaat uit 2 formaties: de Troupes Royalistes-Koninklijke Troepen met leden van 18 tot 35 jaar die zich op actie toespitsen, en de Garde Royale-Koninklijke Wacht die vooral uit jongeren bestaat. Zij houden militaire oefeningen ter voorbereiding van latere actie. Minstens 10 leden zijn leerlingen van het Koninklijk Atheneum van Mechelen, 'Pitzemburg'. Leiders van de groep zijn Jules Theys, Albert Brion en Corneel Pateet. De beweging verspreidt ook vlugschriften en sluikbladen zoals La Libre Belgique en La Belgique Indépendante.

De groep die in het openbaar actie voert wordt door de militaire overheid buiten de wet gesteld in het voorjaar van 1941, maar zal actief blijven. Op 27.8.1941 volgt een reeks aanhoudingen. Een grote groep nkb-leden, vooral jongeren, wordt aangehouden omdat de bezetter de hand heeft kunnen leggen op de ledenlijsten nadat een vroegere arrestant gesproken heeft.

Op 20.11.1941 worden in het dossier 211/41 voor FK 520 te Antwerpen 30 personen gedaagd: Jules Theys, Lucien Meyer, Jan Bal, Albert Brion, Paul Ceyssens, Alfons Van den Eynde, Lodewijk Goovaerts, Jan Iwens, Louis Van Lens, Corneel Pateet, Lucien Snaps, Marcel van Velthoven, André De Winné, Edmond Nauwelaerts, Leon Ackerman, Frans Brees, Camiel Cooremans, Robert De Prins, Viktor Nauwelaers, Maurice Somers, Raymond Ackerman, Desiré Beeck, Henri Corbeel, Maurice Lefevre, Lodewijk Goossens, Pieter Hendrickx, Guillaume Hendrickx, Felix Nelissen, George Potums en Guillaume Sel.

Twee gevangenen van deze groep ontsnappen uit de gevangenis van Antwerpen en worden nooit meer gevat. Na tussenkomst van de Oberreichskriegsanwalt uit Berlijn-Charlottenburg in de zaak I 499/41, waarbij hij hun overbrenging vordert naar de strafgevangenis van Lübeck-Lauerhof, worden ze na toestemming van de militaire gouverneur Von Falkenhausen (d.d. 1.12.1941) op 6.1.1942 naar Lübeck overgebracht. Die beslissing kondigt het nn-decreet aan, dat even later wordt uitgevaardigd. Vanuit Lübeck wordt het grootste aantal onder hen op 2.4.1942 in 'Untersuchungshaft' naar Essen getransporteerd om wegens spionage voor het Sondergericht te verschijnen in Maart 1944. Op 1 April worden ze veroordeeld en komen op 6.4.1944 aan te Esterwegen. Zij hebben reeds 6 groepsleden verloren (Raymond Ackerman, Camiel Cooremans, Antoon De Winné, Lodewijk Goovaerts, Felix Nelissen en Louis Van Lens) alsook de nationale stichter van de nkb, Lucien Meyer: zij kwamen om op 26.3.1944 ingevolge het bombardement op de gevangenis van Essen. Van de 28 aangehoudenen uit de eerste groep zullen er slechts 9 de oorlog overleven.

Op 15/16.5.1942 en 17.6.1942 volgt een tweede aanhoudingsgolf van nkb-ers nadat opnieuw een lijst van 22 leden gevonden wordt. De aangehoudenen worden opgesplitst in 2 aparte strafzaken:

1. Gericht FK 520 St LV 252/42: 23 verdachten waaronder Schmitt en Suetens. De beslissing valt op 8.7.1942, de gevangenen moeten naar Duitsland worden overgebracht onder het nn-decreet om daar veroordeeld te worden.

2. Wegens lidmaatschap van een verboden vereniging komen Frans Piscaer, Leonie van Kerkhoven, Amoury Lasseront, Raymond La Grange, Lydia Smets, René Homblé, Emile Reniers en Armand van Hutterbeeck op 8.7.1942 voor het Gericht der FK 520 ST LV 276/42. Op 11.7.1942 verklaart de Militaire Gouverneur zich akkoord met hun overbrenging naar Duitsland onder het nn-decreet om daar door een Sondergericht te worden beoordeeld. Drie personen overleven hun gevangenschap niet: Lasseront, Piscaer en Reniers.

Het parcours langsheen de gevangenissen en kampen van een van hen, Emile Reniers, geldt als voorbeeld voor de lange lijdensweg die ze moesten afleggen: gevangenis van Antwerpen tot 30.7.42, Aken, Bochum 7.8.1942 tot 28.5.1943, Esterwegen VII (Papenburg) tot 12.5.1944, Lingen tot 17.8.1944, Natzweiler 25.8.1944 tot 3.9.1944, Dachau 4.9.1944 tot 14.9.1944, Mauthausen, 14.11.1944 in het kommando Melk.

De lange jaren van vrijheidsberoving en ontberingen hebben een hoge tol geëist onder de studenten en de andere leden. De jongste aangehoudene, Philippe Schmitt, was nog geen 16 jaar oud en overleed nog voor zijn 18e verjaardag te Lingen-Ems.

Het Geheim leger Mechelen

Afdeling Mechelen wordt opgericht en geleid door Jozef Scheppers de Bergstein (nr 208732). Zijn medewerkers zijn van Gustaaf Poppel, advocaat Jozef Smedts die de documenten overmaakt tussen de leider en Dessain, en Raymond Elleboudt. De activiteiten van de groep bestaan vooral uit het maken van plannen voor de bevrijdingsstrijd en het aanleggen van een wapendepot om de manschappen te bewapenen op het uur H. Scheppers de Bergstein staat in verbinding met Kolonel Housmans en Eric Dessain, zoon van de Mechelse burgemeester. Zij zijn de opeenvolgende Commandanten van de Provincie Antwerpen. De Mechelaar Dessain zal in 1943, nadat een aanhoudingsgolf het GL heeft geteisterd, de verschillende sectoren reorganiseren. Dessain wordt op 12.2.1944 aangehouden en sterft te Buchenwald op 18.10.1944. Scheppers de Bergstein wordt door de sipo IVa aangehouden te Mechelen op 29.2.1944 en sterft in het kommando Ellrich 12.10.1944

Groep G

Van Groep G werden twee wapenfeiten in de literatuur teruggevonden: een overval met 4 man in augustus 1943 op een postbediende aan de buurttram Mechelen-Bonheiden, wat 100.000 BF oplevert, en een overval op 2.12.1943 op een klerk belast met het uitbetalen van de lonen, wat 235.000 BF opbrengt.

De Belgische Brigade Mechelen

Deze groepering wordt opgericht door de messenfabrikant Georges Lecron nadat hij op 19.3.1941 wordt vrijgelaten uit de gevangenis van Sint-Gillis, waar hij de cel deelde met Walter Ganshof van der Meersch die hem aanzette tot georganiseerd verzet. De inlichtingen die hij verzamelt te Mechelen en de inlichtingen die hem vanuit Lier worden bezorgd door koeriers geeft hij door aan Ganshof van der Meersch en Arthur Degreve, leraar aan een Atheneum. De groep staat in verbinding met Antwerpen en Lier. Zijn adjunct is Frans Van den Eynde. Andere medewerkers zijn Edmond Van den Eynde, Eugène Bossiroy en Edmond Nauwelaers, die ook lid is van de nkb.

Lecron ligt aan de basis van de Belgische Brigade te Lier. Nadat hij op 24.6.1942 wordt aangehouden valt het netwerk uiteen en treedt zijn medewerker uit Lier, Marcel Arras, toe tot de Witte Brigade. Lecron zelf verschijnt op 20.8.1942 voor OFK 520 en wordt met 10 medebeschuldigden naar Duitsland overgebracht onder het nn-decreet. Hij sterft in januari 1945 in het Oostenrijkse Graz. Bronchopneumonie en hartverzwakking worden als zijn doodsoorzaak opgegeven.

 

Een selectie

  

Leo ACKERMAN
° Mechelen 5.2.1922 en
Raymond ACKERMAN
° Mechelen 17.3.1923

Deze leerling-goudsmeden zijn allebei lid van de nkb en worden op 27.8.1941 te Mechelen thuis aangehouden. Beiden worden door een beslissing die vooruitliep op het latere nn-decreet naar Lübeck Lauerhof getransporteerd in 'Untersuchungshaft' op vordering van de Oberreichskriegsanwalt uit Charlottenburg/Berlijn in het dossier I 499/41. Vervolgens komen ze in de gevangenis van Essen terecht waar Raymond op 26.3.1944 omkomt in het bombardement op die stad. Zijn lichaam wordt door Leo geïdentificeerd. Op 1 april 1944 wordt Leo Ackerman door het Sondergericht van Essen veroordeeld tot 1 jaar celstraf. Hij komt echter niet vrij alhoewel hij reeds meer dan twee jaar gevangen zit. Leo Ackerman is wellicht eind april, begin mei 1945 omgekomen, zoals zijn broer, tijdens het bombardement van het station van Lüneburg, op een ziekentransport naar Bergen-Belsen. 

  
Eugène BOSSIROY
Jurist bij de Societé du Borinage, ongehuwd
° Temse 17.11.1910
+ Grodits op 17.3.1945

Eugène Bossiroy is lid van de Belgische Brigade. Nadat de leider van de BB te Mechelen is aangehouden, tracht hij Engeland te vervoegen om daar dienst te nemen in het Belgisch Leger. Hij is luitenant-vliegenier en kan dus nog een belangrijke bijdrage leveren aan de bevrijdingsstrijd.

Hij wordt aangehouden te Parijs op 26.6.1942. Het gerecht FK 520 in de strafzaak V.531.42 beslist op 11.1.1943 dat hij onder het nn-decreet moet worden overgebracht naar Duitsland voor verder onderzoek wegens 'Feindbegunstigung'. Zijn parcours brengt hem in de volgende gevangenissen en concentratiekampen: Parijs, Loos, Lille, St. Gillis, Antwerpen, St. Gillis, Bochum, Esterwegen, Graz, Dachau, Dora Nordhausen, Natzweiler en uiteindelijk Grödits, op 10 à 12 km waarvandaan Eugène Bossiroy volgens twee ooggetuigen wordt geëxecuteerd.

 
Desiderius BOUCHERY
Oud-minister en Mechels gemeenteraadslid voor de BWP
° Gent 18.11.1888
+ Mechelen op 6.11.1944

In 1909 werkt Desiderius Bouchery als redacteur bij de krant Vooruit. In 1911 is hij aangesteld als lesgever bij de socialistische Centrale voor Arbeidersopvoeding waar hij de partijmilitanten - de latere kaderleden van de partij - opleidt. Hij wordt in 1919 Socialistisch volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Mechelen, een functie die hij blijft waarnemen tot 1944. Hij is minister van PTT van juni 1936 tot mei 1938, vanaf 1939 ook ondervoorzitter van de Kamer voor Volksvertegenwoordigers. Vanaf 1921 is hij socialistische gemeenteraadslid in Mechelen, waar hij van 1921 tot 1923 schepen van onderwijs is. Als prominente inwoner van Mechelen wordt hij samen met Oscar Vankesbeeck als gijzelaar opgepakt naar aanleiding van een bomaanslag te Mechelen op 26.5.1941 en blijft tot 6.7.1941 in het Fort van Breendonk opgesloten. Hij komt vrij op 8.7.1941. Gemerkt door zijn gevangenschap overlijdt Desiderius Bouchery kort na de bevrijding van België.

  
Armand BUS
Beeldhouwer, weduwnaar
° Mechelen op 5.3.1891
Aangehouden op 27.8.1941
+ Bergen-Belsen tussen maart en 1 juni 1945

Armand Bus is communist en lid van het Onafhankelijkheidsfront. Hij houdt zich vooral bezig met sluikpers. Hij wordt aangehouden samen met Vastavel, Cabuy en anderen. Volgens Vastavel, de enige overlevende van deze groep, gebeurt de aanhouding als gijzelaar wegens een bomaanslag. Hij wordt in Mechelen en in Breendonk opgesloten. Op 22.9.1941 wordt hij met het eerste konvooi vanuit België naar de Duitse concentratiekampen weggevoerd, naar Neuengamme. Op 16.9.1942 werd hij getransporteerd naar Dachau (gevangenenummer 36528), op 5.4.1943 naar Oranienburg, en uiteindelijk komt hij op 16.2.1945 in Bergen-Belsen terecht. Armand Bus wordt voor het laatst gezien op 18.3.1945, reeds zwaar ziek. Volgens Vastavel ging hij aan boord van een schip te Lübeck, maar wordt er geen spoor van zijn overlijden teruggevonden. Zoals vele anderen verdween Armand Bus spoorloos.

  
Elisabeth DESOLEIL
Bediende in een meubelfabriek, ongehuwd, lid van de groep Bayard
° Mechelen 19.5.1923
Aangehouden te Mechelen op 31.3.1944 door gfp 712, verdacht van spionage
+ Amstetten 20.3.1945

Elisabeth Desoleil typt de informatie van anderen en zichzelf uit om te kunnen overmaken aan de Belgische Staatsveiligheid. Ze verblijft in Antwerpen Begijnenstraat tot 19.7.1944, Sint-Gillis tot 19.8.1944, Gommern tot 30.12.1944, Ravensbrück tot 2.3.1945. Op 7.3.1945 in Mauthausen/Kommando Amstetten waar ze het gebombardeerde station moest herstellen, en waar ze zelf met Martha Somers in een volgend bombardement omkomt. Elisabeth is de vriendin van Leopold Hammel, die drie dagen eerder sterft.

 
Hendrik FRIEDMANN
Gehuwd, 2 kinderen
° Brugge 6.4.1916
+ Auschwitz

Hendrik Friedmann is lid van de 5e Kompagnie Flämische Wachtbrigade en wordt aangehouden op 20.3.1944 ingevolge de algemene verordeningen betreffende de Israëlieten. We weten dat hij op 29.2.1944 nog deel uitmaakt van de Vlaamse Wacht want hij ontvangt op die datum nog een zeeprantsoen. Hij blijft opgesloten te St. Gillis tot 1.4.1944, waarna hij overgebracht wordt naar de Dossinkazerne in afwachting van zijn wegvoering op 4.4.1944 naar Auschwitz met konvooi XXIV onder nr 509. Hij wordt na de oorlog niet erkend als politiek gevangene maar wel als begunstigde van het statuut: alhoewel hij het uniform van de vijand had gedragen was hij was tenslotte toch ook ten prooi gevallen aan het nazi-vervolgingsbeleid.

  
Leopold HAMMEL
Bediende, ongehuwd, studeert voor adjudant bij het Belgisch leger aan de Militaire School van Lier.
° Mechelen 21.8.1919
Aangehouden door gfp 712 aangehouden op 29.3.1944, verdacht van spionage
+ Ganacker 17.3.1945

Leopold Hammel werkt in de cel van Magdalena Mies van de groep Bayard. Zijn militaire opleiding laat hem toe op een georganiseerde manier aan spionage te doen: hij tekent plannen van kazernes, vliegvelden en verzamelplaatsen van de Wehrmacht en controleert de informatie van andere agenten op hun juistheid. Hij wordt opgesloten in Sint-Gillis tot 31.3.1944, Antwerpen tot 17.7.1944 (gevangenenummer 1687) waarna hij onder het nn-decreet naar Duitse gevangenissen wordt weggevoerd. Zijn parcours brengt hem naar Dachau en Wolfenbüttel onder het nn-nummer 356/44. Op 6.2.1945 wordt hij overgedragen aan de Gestapo van Nürnberg die hem onder het concentrationair regime opsluit in het concentratiekamp Flossenburg. Leopold Hammel overlijdt in het Kommando Ganacker.

  

Maria INDEGRACHT
Huishoudster, gehuwd, 1 kind
° Mechelen 16.11.1904
+ Ravensbrück einde 1944

Maria Indegracht wordt op 15.8.1944 door sipo IV1a aangehouden wegens Communistische bedrijvigheid. Tot 30.8.1944 wordt ze opgesloten te Antwerpen (nr. 3531). Tijdens haar verblijf daar wordt ze aan een afzonderingsregime onderworpen en mag brieven noch bezoek ontvangen. In de nacht van 30 op 31.8.1944 wordt ze in de Antwerpse Ooststatie op transport gezet en via Roosendaal en opvangkamp Nieder Schöneweide naar Ravensbrück vervoerd, waar ze op 27.9.1944 aankomt (Ravensbrück nr. 62593). Zij maakt deel uit van een Sondertransport uit België met 236 vrouwen, waarvan 227 de Belgische nationaliteit hebben. Maria Indegracht krijgt longontsteking in Ravensbrück en overlijdt er.

 
Amaury LASSERONT
Student St. Jan Berchmans te Brussel, ongehuwd, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen.
° Aken 30.1.1926
Aangehouden thuis te Mechelen, door de Gestapo op 17.6.1942.
+ Lingen op 20.6.1944

 

  
Jozef SCHEPPERS de BERGSTEIN
Ondernemingshoofd, gehuwd, 5 kinderen
° Mechelen op 3.4.1894
Aangehouden door de sipo IVa te Mechelen op 29.2.1944.
+ Ellrich 12.10.1944

Jozef Scheppers is de leider van het Geheim Leger, Afdeling Mechelen. Net als in de andere sectoren van het GL houdt de Mechelse afdeling zich vooral onledig met de voorbereiding van de geallieerde landing en de daaropvolgende bevrijdingsstrijd in nauwe samenwerking met de opeenvolgende commandanten van de provincie Antwerpen. Hij komt uiteindelijk in Buchenwald terecht (gevangenenummer 48989) en vervolgens in het kommando Ellrich van Dora, waar Jozef Scheppers volgens Duitse documenten overlijdt aan de gevolgen van een darmontsteking. 

  
Philippe SCHMITT
Student, ongehuwd, lid van de nkb - Afdeling Mechelen-Muizen
° Namen 1.8.1926
+ Lingen-Ems op 16.6.1944

Philippe Schmidt wordt aangehouden thuis te Mechelen om 5 uur 's morgens op 16.5.1942. Hij is dan 15 jaar oud. Vermits hij op de hoogte is van de aanhouding van andere nkb-ers, wacht hij gelaten op zijn aanhouding, uit vrees voor represailles tegen zijn ouders. In een brief aan zijn moeder schrijft hij over zijn gevangenschap in de gevangenis te Antwerpen als volgt: 'Ik ben nu vel over been en mijn huid en mijn nagels zijn violetkleurig. Wanneer ik rechtsta moet ik mij vasthouden want alles draait rond mij en ik zie alles in het rood, ik heb erg veel honger.'

Ingevolge de beslissing van FK 520 in het dossier St LV 252/42 van 8.7.1942 worden hij en 22 medeverdachten onder het nn-decreet naar het Sondergericht te Essen verwezen om aldaar te worden berecht, waar de zaak op 21.3.1943 aanhangig wordt gemaakt. Zijn gevangenschap brengt hem van Mechelen (tot 18.5.1942), over Antwerpen, Aken, Bochum (van 7.8.1942 tot 24.3.1943 onder stamnummer 922/42), naar Wupperthal. Op 15.5.1944 komt Philippe Schmidt via Esterwegen aan te Lingen, waar hij aan buiktyphys of aan een darmontsteking overlijdt op 16.6.1944 om 12.30 u, nog geen 18 jaar oud.

  
Martha SOMERS
Onderwijzeres, ongehuwd
° Mechelen 23.9.1923
+ Amstetten 20.3.1945 (na bombardement van de spoorweg waar zij tewerk was gesteld om puin te ruimen van vorige bombardementen)

Martha Somers is lid van de groep Bayard en wordt aangehouden te Mechelen op 31.3.1944 door gfp 712 hoofdens spionage. Haar parcours is hetzelfde als dat van Elisabeth Desoleil, wiens uiteindelijk lot zij deelt.

  
Julia STEVENS
Zaakvoerster van een sportwinkel
° Mechelen 24.2.1905
+ Mauthausen 17.3.1945 (Blok 16, om 6.45 uur)

Julia Stevens is gehuwd met Edouard Torfs die eveneens als politieke gevangene wordt gedeporteerd. Zij is medegevangene van Mies Magdalena, Aerts Josepha en Desoleil Elisabeth, en volgde hetzelfde parcours. Ook haar man overlijdt in de kampen.

  
August VAN DER AUWERA
Vrachtwagenchauffeur, automechanicien, gehuwd, 2 kinderen
° Mechelen 11.10.1901
Aangehouden op 7.4.1944 te Mechelen door gfp 712 op grond van hulp bij sabotage
+ Bückeburg op 18.4.1945

August Van der Auwera wordt op 11.5.1944 veroordeeld door OFK 520 tot 5 jaar in de strafzaak V99/44 wegens het verstoren van de binnenlandse vrede. Zijn straf begint op 19.5.1944 en zou eindigen op 10.4.1949 om 24.00 uur. Vanuit Antwerpen wordt hij op 1.5.1944 overgeplaatst naar Leopoldsburg en blijft er tot 1.6.1944, waarna hij via Sint Gillis op 2.6.1944 in Bochum terechtkomt van 31.6.1944 tot 1.3.1945, en uiteindelijk op 22.3.1945 vanuit Hameln, waar hij op 16.3.1945 aankomt, naar het reservelazaret van Bückeburg, waar hij overlijdt.

  
Oscar VANKESBEECK
Advocaat, oud-stafhouder van de balie van Mechelen, gehuwd, 1 kind
° Mechelen 17.8.1886
+ Mechelen 27.2.1943

Als oud-volksvertegenwoordiger en schepen van onderwijs van de Stad Mechelen wordt hij bij brief dd.1.3.1941 door de interim gouverneur van de provincie Antwerpen, J. Grauls, afgezet omwille van zijn openlijke anti-Duitse houding. Hij verleent ook medewerking aan het sluikblad 'Het Ratje van het Stadhuis'. Zoals Bouchery wordt hij door de Feldgendarmen op 26.5.1941 als gijzelaar opgepakt en opgesloten te Breendonk tot 8.7.1941. Hij komt in erbarmelijke toestand terug uit Breendonk maar blijft actief in de sluikpers. De leverziekte die hij ingevolge de mishandelingen in Breendonk heeft opgelopen bleek ongeneeslijk en hij overlijdt uiteindelijk aan de gevolgen ervan.

    
  

De partizanen van Boortmeerbeek 

  

De 4e Compagnie 'Leon Schreurs', die de partizanen van Boortmeerbeek en de omliggende gemeenten verenigt, vat haar activiteiten aan in januari 1943. Ze bestaat uit 4 afdelingen: Boortmeerbeek, Kampenhout, Muizen en Putte en was een van de vier PA compagnies die behoorden tot het Korps 034 van Leuven. De compagnie staat onder leiding van bataljonscommandant Georges Mertens uit Boortmeerbeek, die Frans Torfs en zijn zoon Désiré Mertens als adjuncten heeft. Ze zal in het jaar 1943 en 1944 regelmatig van plaats veranderen binnen het organigram van de Leuvense partizanen, zoals bijvoorbeeld in de zomer van 1943 toen ze het derde bataljon Mechelen werd, en haar acties toespitsten op de regio Aarschot-Mechelen.

De groep pleegt sabotage, voornamelijk aanslagen op de spoorwegen, gewapende overvallen om geld en zegels buit te maken, aanslagen tegen collaborateurs en helpt OOK 23 geallieerde piloten door het opzetten van een ontsnappingslijn. Hij staat in verbinding met het Leuvense Korps via Louis Van Brussel en Germain De Becker, waarmee ze ook gezamenlijke acties ondernemen en van wie de instructies van het Nationaal Commando via het Leuvense Korps tot bij de leiding van de Compagnie komen. Hun rapporten en inlichtingen volgen de omgekeerde weg. Ook wapens, dynamiet etc. volgen dezelfde route.

In februari 1944 krijgt de groep bijstand van de geparachuteerde saboteur Leon Engelen, die voor groep G werkt. Dat is wellicht het logisch gevolg van het feit dat ook Georges Mertens inmiddels toegetreden was tot Groep G. Die technische bijstand leidt tot grote successen, zowel wat de sabotage van het spoor- en watervervoer betreft als wat de vernieling aangaat van de Duitse oorlogsproductie.

Het detachement te Putte, geleid door Alfons Camps, werkt in het arrondissement Mechelen. De groep slaagt erin op 10.9.1943 's nachts de 2 klokken uit de kerktoren van Putte te halen en te verstoppen, om zo te voorkomen dat die zouden worden omgesmolten tot Duits wapentuig. De groep van Putte is het laatste detachement dat na de ontmanteling van de andere groepen tot in mei 1944 actief blijft. De aanhoudingsgolf vanaf 23.5.1944 betekent het definitief einde van de partizanengroep van Boortmeerbeek. Op 23.5.1944 worden tijdens de kermiskoers te Putte de meeste partizanen aangehouden. Een van de manschappen wordt op straat doodgeschoten; op 25 en 27 mei 1944 volgt nog en reeks aanhoudingen waardoor de PA ontmanteld wordt. Hun leider, Georges Mertens, was reeds op 23.3.1944 gearresteerd, 5 dagen na Leon Engelen.

De familie Mertens, afkomstig uit Putte, betaalt een zeer zware prijs voor haar inzet in de strijd tegen de bezetter: moeder Maria Van Craen wordt aangehouden in plaats van haar echtgenoot en zoon en sterft, vermoedelijk door vergassing, in Ravensbrück. Zoon Désiré wordt ter dood veroordeeld en gefusilleerd. De leider zelf en zijn dochter overleven hun gevangenschap.

Van de 79 leden en helpers van de Compagnie Schreurs worden er 37 aangehouden, waarvan er 7 gefusilleerd worden en 8 hun gevangenschap niet overleven. 22 onder hen keren terug naar België. Twee leden worden op straat doodgeschoten.

In het Mechelse is de Compagnie verantwoordelijk voor de volgende acties:

22.2.1943 mislukte overval op zegeltransport te Boortmeerbeek

23.4.1943 overval op veldwachter te Hever: 2000 bladen zegels worden buitgemaakt

27.4.1943 in de mouterij van Boortmeerbeek wordt 800 ton haver door brand vernietigd

17.5.1943 granaataanslag tegen een celleider van de D-Vlag te Hever

31.5.1943 aanslag met mitraillette op het huis van een economisch collaborateur te Boortmeerbeek

9.6.1943 aanslag te Mechelen op het huis van een fotograaf op de IJzerenleen waar een bijeenkomst van Oostfronters was gepland met een emmer TNT en vitriool; een zwaar gekwetste en zware beschadigingen aan het huis

12.6.1943 bomemmer tegen de woonst van het hoofd van het Arbeitsambt in Mechelen

30.6.1943 overval op het gemeentehuis te Hofstade: 250 zegelbladen en zeepkaarten worden buitgemaakt

21.6.1943 nachtelijke sabotage te Muizen van een trein door het doorsnijden van de remmen van de treinwagons

25.7.1943 overval op de posttrein te Muizen door een 10-tal PA leden, om zegels te bemachtigen: alleen Duitse post wordt aangetroffen, geen rantsoeneringszegels

26.7.1943 inbraak in het gemeentehuis van Boortmeerbeek: zegels, blanco passen en stempels worden buitgemaakt

7.8.1943 treinontsporing te Hever

Begin september 1943: overval door het detachement van Putte op het gemeentehuis van Putte waarbij blanco identiteitsbewijzen, een schrijfmachine, een telmachine en zegels worden buitgemaakt

10.9.1943 klokken van Putte (zie hoger)

16/17.10.1943 te Hever wordt een spoor losgevezen op de lijn Mechelen-Leuven waardoor het treinverkeer in de war geraakt

22.10.1943 medewerking aan de overval op het dynamiettransport (zie Heist-op-den-Berg)

20.11.1943 dynamitering van een seinhuis in het vormingsstation te Muizen: het spoorverkeer is wekenlang zwaar ontregeld doordat er de eerste dagen na de aanslag slechts 7 i.p.v. 85 treinen konden rijden

2.12.1943 overval te Muizen op een geldtransport: 200.000 BF buit

6.12.1943 overval op de brouwerij te Boortmeerbeek: 15.000 BF buit

15.1.1944 deelname aan de 'grande coupure' die door de Groep G over het hele land wordt doorgevoerd: twee hoogspanningspylonen worden gedynamiteerd, een valt om en de andere is zwaar beschadigd

31.1.1944 in Hever worden de signalen en kabels van het spoor doorgesneden

2.2.1944 aanslag met 25 kg dynamiet op de pompinstallatie van het station te Mechelen waardoor de locomotieven niet meer van water konden worden voorzien

3.2.1944 opnieuw kabels en signalisatie van de spoorweg te Muizen doorgeknipt

22.2.1944 aanslag op een schip met 200.000 liter brandstof op het kanaal Mechelen-Leuven door middel van 2 tassen vol dynamiet, onder leiding van de Groep G (Leon Engelen); diezelfde dag vernielt dezelfde groep de sluisdeuren te Boortmeerbeek

1.3.1944 dynamitering van een elektriciteitscabine in St Katelijne-Waver

5.3.1944 overval op het gemeentehuis van Putte door de PA van Putte: passen, stempels, briefpapier en een schrijfmachine worden buitgemaakt

13.3.1944 de PA van Putte vijst in Hallaar een spoor los, waardoor een trein ontspoort en gedurende een dag geen spoorverkeer meer mogelijk is

14.3.1944 dynamitering in de werkhuizen Ratau in Muizen waadoor de stoomcentrale en 12 afgewerkte duikbootturbines vernield worden (door 13 PA onder leiding van Engelen)

28.3.1944 de PA haalt 's nachts een spoor uit de lijn Lier-Heist. Op 29.3 ontspoort een trein waardoor 3 Duitsers en 7 zwarten om het leven komen.

8 en 18.4.1944 moordaanslag op 2 collaborateurs, door de PA te St Katelijne Waver en te Putte

5.5.1944 bomaanslag op een Duitse opslagplaats te Muizen

   

Een selectie

  
Alfons Hubertus CAMPS
Detachementshoofd van het Onafhankelijkheidsfront Putte
° Putte 2.11.1921
+ Maria ter Heide 14.8.1944 (gefusilleerd)

Alfons Camps wordt een eerste maal aangehouden te Putte op 24.12.1942 en tot 25.12.1942 opgesloten in de gevangenis van Mechelen, een tweede maal op 23.5.1944 door gfp 712 als terrorist.

  
Alfons DOCKX
Gemeentesecretaris van Putte, gehuwd
° O.L.V. Waver 29.9.1911
+ Dora 17.2.45 (om 11.30 uur in het Revier)

Alfons Dockx is lid van het Onafhankelijkheidsfront, gerekruteerd door Richard Bastijns van het of van Heist-op-den-Berg. Zijn naaste medewerkers zijn Edouard Vermeulen, de gebroeders Van De Casteele, de gebroeders Op De Beeck en Alfons Camps. Zijn voornaamste activiteiten zijn het opstellen en verspreiden van vlugschriften, het verstrekken van eenzelvigheidskaarten aan ondergedokenen, weerstanders en werkweigeraars, het aanwerven van verzetslieden, het wegnemen van de kerkklokken van Putte, waarbij hij gewond wordt aan de neus.

Hij wordt in Antwerpen ontboden en aangehouden op 11.11.1943 door de sipo op verdenking lid te zijn van een geheime organisatie, meer bepaald wegens het wegnemen van de klokken van Putte. Het Krijgsgerecht FK 520 te Antwerpen beslist dat, vermits het dossier St LV 31144 onvoldoende was om hem in België te veroordelen, hij onder het nn-decreet naar Duitsland moest worden gedeporteerd. Een nieuwe rechtszaak wordt op 9.5.1944 ingeleid voor het Sondergericht te Oppeln onder Nr.32 JS 66/44, met als medeverdachten Jules Fromont, Jules F. Van de Casteele en Fernand Gustaaf Van de Casteele. Alfons Dockx verblijft achtereenvolgens in de gevangenissen van Antwerpen tot 17.2.1944, Sint-Gillis tot 19.2.1944, Essen tot 25.2.1944, Esterwegen tot 15.3.1944, Gross Strelitz tot 30.10.1944, en nadien in de concentratiekampen Gross-Rosen (gevangenenummer 81888) en Dora vanaf 11.2.1945.

  
Désiré MERTENS
Student Marineofficier, ongehuwd, adjunct-Compagniecommandant van de groep Schreurs
° Mechelen 4.7.1921
+ Maria ter Heide 14.8.1944 (gefusilleerd)

Désiré Mertens wordt aangehouden op 23.5.1944 samen met o.m. Alfons Camps en Henricus Van der Elst op de koers te Putte omwille van verboden wapenbezit, sabotage, moord, enz. Hij wordt samen met Camps en Van der Elst ter dood veroordeeld op 21.6.1944 door FK 520 in de strafzaak St I VI 166/44. Op 29.6.1944 wordt de doodstraf bevestigd.

 

'Gevaarlijke drijverijen' in de Rupelstreek 

   

In de regio Willebroek groeit naast De Zwarte Hand vanaf 15 juni 1940 een verzetsbeweging rond Adolf Van den Heuvel. Bij het ontstaan van het Onafhankelijkheidsfront treden hij en zijn groep toe. Zomer 1940 rekruteert Van den Heuvel Frans Peeters en Jan Neutjens, allebei van communistische signatuur. Hij is ook stichter en hoofdopsteller van het plaatselijk sluikblad 'De Waarheid', dat samen met andere vlugschriften door de groep wordt verdeeld.

Na de aanhouding van Adolf Van den Heuvel op 26.6.1941 nemen Jan Neutjens en Frans Peeters op aanzetten van Hendrik Selleslaghs contact op met de communistische verzetsgroep uit Antwerpen, die later in 1942 Partizanenkorps PA 033 worden zal. Neutjens krijgt in november 1942 Lenie toegewezen door De Bruyne, verantwoordelijke van PA Antwerpen, met als opdracht een afdeling PA Willebroek op te richten waarvan hij de korpscommandant wordt. Ondertussen wordt in Mechelen, onder leiding van Jan-Baptist De Vorser, ook een PA groep opgericht met als leden onder meer Thonet, Van Essche, Roosen en Beterams. Uiteindelijk zullen die groepen samensmelten onder leiding van Neutjens en gezamenlijk actie voeren. Deze wordt uitgevoerd volgens de onderrichtingen van het hoger commando van het Partizanenleger en van het Geheim Leger.

Neutjens wordt op 28.5.1943 aangehouden na verraad, en Albert Lenie neemt de leiding van de groep over tot ook hij aangehouden wordt.

Zeven leden van de groep worden voor de Krijgsraad in Antwerpen gedaagd. Minstens 10 van hun acties zijn gedocumenteerd. Uit de aanklachtenbundel van het proces van 8.9.1943 STLV 255/43 blijkt het volgende:

10.11.1942 Jan Neutjens werpt een handgranaat in het vnv-lokaal te Willebroek; Lenie staat op de uitkijk; weinig schade

23.1.1943 bompakket aan de ingang van het vnv-lokaal De Groene Lantaarn te Mechelen door Neutjens, met Thonet en Rombouts op de uitkijk; weinig schade

24.1.1943 te Heindonk wordt bij een boer een stromijt van 20 ton in brand gestoken door Neutjens en Thonet

6.2.1943 bomaanslag te Mechelen op het magazijn van een kleermaker door Neutjens, met Rombouts op de uitkijk; weinig schade

29.2.1943 bomaanslag op het vnv-lokaal te Mechelen; lichte schade

8.3.1943 mislukte bomaanslag op de ammoniakfabriek te Willebroek door Neutjens en Beterans; Lenie, Van Essche en Thonet staan op de uitkijk

22.3.1943 op 200 meter van het station Nekkerspoel in Mechelen blokkeren Thonet, Rombouts en Van Essche de sporen; er komt geen ongeval van

23.4.1943 Neutjens plaatst een springbus in het huis van de oorlogburgemeester van Willebroek met lichte stoffelijke schade tot gevolg, Thonet en Van Essche staan op de uitkijk

10.5.1943 Rombouts, vergezeld door Neutjens, Thonet en Roosen, werpt een bom in een boekhandel van de D-Vlag te Mechelen; veel schade

14.5.1943 Roosen gooit een handgranaat door het venster van een woning aan de Astridlaan, 44, Mechelen, die door een ss-er bewoond wordt; Neutjens, Thonet, Van Essche en een onbekende stonden op de uitkijk.

De vordering stelt dat de bommen en hun handleiding geleverd werden door De Bruyne, partizaan uit Antwerpen. Zeven verdachten worden vervolgd en veroordeeld door de Krijgsraad, samengesteld uit rechter en voorzitter Dr. Schmiegelow, met als bijzitters de officieren Roga en Rubanka, op vordering van Reichsanwalt Baudisch, hoofdens mededaderschap aan inbreuken op:

- verordening van 25.8.1941 inzake de bescherming tegen bolsjewistische drijverijen;

- verordening van 20.9.1941 betreffende de handhaving van de binnenlandse rust in de bezette gebieden;

- verordening van 27.12.1941 betreffende de aflevering van wapens.

In toepassing van §74 van het Duits strafwetboek rstgb wordt er gesteld dat er geen mildheid kan worden opgebracht voor de verdachten, zelfs niet nadat ze hebben bekend, en evenmin omwille van hun blanco strafblad, 'gezien de gevaarlijkheid van hun drijverijen en het bezit van wapens, die ze onbetwijfelbaar gebruiken zouden tegen de bezettingsmacht en ter storing van de binnenlandse rust... Het is blijkbaar maar aan een gelukkig toeval te wijten dat geen mensen om het leven gekomen zijn.'

Van de zeven beschuldigden Jan Neutjens, Albert Lenie, Jozef Van Essche, Corneel Rombouts, Frans Beterams, Pieter Thonet en Albert Roosen worden de zes eerstgenoemden veroordeeld tot de dood met de kogel. Gelet op zijn jeugdige leeftijd wordt Roosen veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf en op bevel van Generaal Majoor Schmitt naar Duitsland overgebracht om daar zijn straf uit te zitten.

Op 17.9.1943 bevestigt Generaal von Falkenhausen, de militaire gouverneur van België en Noord Frankrijk de doodstraffen, die voltrokken worden op 27.9.1943 op de schietbaan van Maria ter Heide.

    

Een selectie

  
Albert LENIE
Chauffeur, gehuwd, 3 kinderen
° Willebroek op 3.8.1918
+ Maria ter Heide 27.9.1943 (gefusilleerd)

Albert is lid van de Kommunistische Partij en partizaan. Hij wordt een eerste keer gevangen gezet van 23.4.43 tot 3.6.43, wegens diefstal van een draaibank op de Erla, ten nadele van de Wehrmacht en een tweede maal aangehouden te Willebroek op 19.6.41, waarna hij vanaf 28.6.43 tot 14.8.43 in Breendonk zit en van 14.8.43 tot 27.9.43 in de Begijnenstraat. Albert Lenie wordt samen met Neutjens, Thonet, Van Esche en Beterams ter dood veroordeeld wegens 'onbevoegd wapenbezit, voortdurende bolsjewistische drijverijen en voortdurende storing van de binnenlandse rust in de bezette gebieden'.

  
Jan NEUTJENS
Monteur, ongehuwd
° Blaasveld 15.8.1907
+ Maria ter Heide 27.9.1943 (gefusilleerd)

Jan Neutjens is commandant van de partizanen van de Rupelstreek en lid van de Kommunistische Partij. Bij de laatste vooroorlogse verkiezingen komt hij op als kandidaat-gemeenteraadslid. Van 1.1.1942 tot 28.5.1943 verspreidt hij De Partizaan, De Rode Vaan, België Vrij en vlugschriften.

Hij wordt thuis te Blaasveld aangehouden, samen met zijn broer Guillaume, op 28.5.1943 om 5u30, na verraad. De inval gebeurde door leden van de sd onder leiding van Max Gunter, die met zijn pistool een stuk van Jans oor slaagt. Zij worden samen naar Breendonk overgebracht, waar Jan Neutjens een cel wordt ondergebracht en mishandeld. Hij wordt samen met Lenie, Thonet, Van Esche en Beterams ter dood veroordeeld wegens 'onbevoegd wapenbezit, voortdurende bolsjewistische drijverijen en voortdurende storing van de binnenlandse rust in de bezette gebieden', bij vonnis in de strafzaak II 255/43 d.d. 8.9.1943 van de rechtbank van de Feldkommandatuur 520 te Antwerpen, bevestigd door Von Falkenhausen.

  
Hendrik SELLESLAGHS
Gehuwd, woont te Boom
° Willebroek 20.9.1913
+ Beverloo 24.9.1942 (terechtgesteld)

Hendrik Selleslaghs is lid en voorman van de communistische groep van Willebroek en geeft Jan Neutjens de opdracht zich aan te sluiten bij het Onafhankelijkheidsfront Willebroek. Hij wordt aangehouden en zit gevangen van 14.7.1942 tot 24.9.1942. Hendrik Selleslaghs wordt ter dood veroordeeld wegens communistische bedrijvigheid op 19.9.42 (St L V 428/42) en 5 dagen later terechtgesteld.

   
Adolf VAN DEN HEUVEL
Tekenaar, ongehuwd
° Willebroek 13.10.1913
+ Neuengamme 18.6.1942

Adolf Van den Heuvel is stichter van het Onafhankelijkheidsfront Willebroek en stichter en hoofdopsteller van het sluikblad De Waarheid. Volgens een verklaring van Frans Peeters, communist en lid van het of (die als enige de concentratiekampen overleefde) - in een PV bestemd voor de erkenningscommissie - 'rekruteerde hij Frans Peeters op 15.6.1940 en organiseerde hij groepen van 3. Hij werd verraden en opgesloten in het Fort Van Breendonk waar hij gefolterd werd maar zweeg. Al de andere medewerkers van hem zijn overleden'. Adolf Van den Heuvel wordt opgepakt te Willlebroek op 26.6.1941 en naar Breendonk gebracht, waar hij van het dak springt tijdens de zogenaamde turnoefeningen, om zich van het leven te beroven. Hij overleeft en breekt een arm. Na zijn overlijden in Neuengamme wordt zijn familie door de plaatselijke politie verwittigd. Die had een telegram van de Feldkommandantur van Antwerpen ontvangen. Adolf Van den Heuvel wordt verast op 21.6.1942.

  
  

Besluit

   

De eerste concentratiekampen van het Derde Rijk waren bedoeld om de binnenlandse politieke tegenstand, vooral van de communistische partij, uit te schakelen. Ook de wetgeving en het gerechtelijk systeem werden aangepast door de fascistische dictatuur. Later, vanaf het midden van de jaren '30, dienden de kampen om volksvreemde en zogenaamd minderwaardige elementen op te sluiten: andersdenkenden (vrijmetselaars, getuigen van Jehova enz.), marginalen, asocialen, gewoontemisdadigers, en na de Kristallnacht ook joden.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog stroomden ook politieke en andere gevangenen toe uit de bezette gebieden. Na de inval in Rusland op 22 juni 1941 begon de uitroeiing van de joden, na de Wannsee Conferentie van januari 1942 werd die systematisch gepland en uitgevoerd in speciaal aangelegde kampen. Auschwitz-Birkenau werd het symbool.

Vanaf 30 april 1942 werden de gevangenen van de concentratiekampen in de oorlogsindustrie ingeschakeld. Onmenselijke arbeids- en levensomstandigheden, terreur en geweld eisten een bijzonder hoge tol. Bovendien werden sommigen als menselijke proefdieren voor medische experimenten gebruikt. De meeste grote bedrijven die de gevangenen toen misbruikten als goedkope arbeidskracht, bestaan vandaag nog steeds als multinationals.

Duizenden gevangenen stierven als gevolg van ziekte, epidemieën, uitputting en verhongering. Velen werden vergast, doodgespoten of doodgeschoten. Men schat dat er tot het einde van 1944 800.000 gevangenen het leven lieten. Velen overleefden de ontruimingen van de kampen in het voorjaar van 1945 niet en nog eens 300.000 stierven tijdens de laatste oorlogsmaanden.

Geschat wordt dat zo'n 1.650.000 mensen in de concentratiekampen werden opgesloten. Slechts 100.000 werden vrijgelaten. Nog zo'n 550.000 gevangenen waren in leven toen de Duitsers capituleerden op 8 mei 1945. Het sterftecijfer in de kampen liep dus op tot 66%, laat men de joodse slachtoffers buiten beschouwing dan bedraagt het sterftecijfer 35 à 40%. Ook stierven er nog vele gevangenen na hun terugkeer, of vroegtijdig aan de gevolgen van de gevangenschap.

In totaal werden meer dan 49.628 personen uit België naar de Duitse gevangenissen en concentratiekampen weggevoerd (joden en zigeuners niet inbegrepen).

Vanuit de ss Sammellager Mechelen in de Dossin Kazerne vertrokken 28 konvooien met 25.257 joden naar Auschwitz. Slechts 1.207 onder hen keerden terug.

Tijdens de laatste oorlogsdagen vielen er nog vele slachtoffers:

3 en 4 april 1945: Boelcke Kazerne werd twee maal gebombardeerd: 1.278 doden.

13 april 1945: een schuur te Gardelegen werd in brand gestoken door de ss: 1.016 gevangenen die daar de nacht doorbrachten, te voet op weg, overleefden het niet.

3 mei 1945: de raf bombardeerde twee evacuatieschepen in de baai van Lübeck aan de Baltische zee met aan boord politieke gevangenen afkomstig uit Neuengamme, Stutthof en Dora-Mittelbau. Op de Cap Arcona stierven 4.150 van de 4.500 gevangenen en op de Thielbeck 1.948 van de 1.998. In totaal 7.500 mensen verloren daar het leven. Toch leeft deze scheepsramp niet voort in onze herinnering, die van de Titanic wel.

Ik hoop met dit werk een bijdrage te kunnen leveren aan de bewaring van de herinnering van de slachtoffers van het nazi-regime. De 6.000.000 mensen die stierven als gevolg van de rassenpolitiek, maar ook de 1.100.000 concentratiekampgevangenen waaronder vele politieke gevangenen, mogen niet vergeten worden.

De overlevenden en de familieleden van alle politieke gevangenen en raciaal gedeporteerden zijn blijvend getekend en verdienen waardering en respect.

  
     

De overleden politieke gevangenen uit het arrondissement Mechelen

 

De overleden leden van De Zwarte Hand

 

AERTS Joannes, Dagloner, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Ruisbroek 23.6.1915    Vermoedelijk op 8.5.1945

AERTS Frans, fabrieksarbeider, gehuwd
° Ruisbroek 30.05.1913    Flossenburg 24.03.1945

ANDRIES Frans, bakker, fabriekwerker , aangehouden op 27.10.1941
° Hingene 10.11.1921    Dachau 11.2.1945 (tyfus)

BAECKELMANS Gustaaf Jozef, biersteker, aangehouden te Mechelen op 24.10.1941
° Tisselt 21.3.1904    Theresienstadt op 11.5.1945

BASTAENS Paul, militair, gehuwd, 1 kind, aangehouden op 27.10.1941
° Montpellier 2.5.1915    Sonnenburg tussen 11.1944 en 1.6.1945

CALLAERTS Jan, zelfstandig drukker, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden op 19.10.1941
° Liezele 24.6.1903    Sachsenhausen 11.2.1945

CAREMANS Bernard, student, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Boom 15.2.1924    Esterwegen op 24.12.1943 om 20 uur

DAELEMANS Jan, fabriekwerker, aangehouden op 27.10.1941
° Hingene 22.2.1914    Theresienstadt op 15 April 1945

DAES Achielpantoffelbewerker, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Terhagen, 16.7.1923   Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

DE BONDT Albert, beroepsmilitair, ongehuwd, aangehouden te Mechelen op 12.10.1941
° Puurs op 11.3.1922   Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

DECAT Emile, gemeenteontvanger te Puurs, Kleermaker, gehuwd, kinderen, aangehouden op 27.10.1941
° Puurs op 9.4.1895   Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

DE CLERQ Kamiel, caféhouder Café Tony te Liezele, gescheiden, 2 zonen, aangehouden op 27.10.1941
° Ouwegem 01.03.1909   Flossenburg 3.3.1945

DE DONCKER Jan, metser, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden op 27.10.1941
° Ruisbroek op 16.4.1902   onbekend

DE GEYTER Etienne, student, ongehuwd, aangehouden te Boom op 27.10.1941
° Puurs 23.09.1924  Bergen-Belsen 24.03.1945

DE LEEUW Arthur Alfons, mandenmaker, ongehuwd, 1ste keer aangehouden op 27.10.1941, 2de keer aangehouden op 9.7.1942
° St Amands op 31.1.1907    Gross-Rosen op 27.11.1944

DE MAEYER Joannes, fabrikant van franjes, handelsreiziger, gehuwd, 1 kind, aangehouden op 27.10.1941 door de Feldgendarmen
° St Amands op 30.10.1908    Gross-Rosen op 27.11.1944

DE MOL Marcel, koster van Tisselt, goudsmid-juwelier, gehuwd, 1 kind, aangehouden op 17.10.1941
° Gent op 5.5.1908    Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

DE MOL Remy Leon, stationsbediende, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden op 17.10.1941
° Nazareth op 18.10.1899   Lingen-Ems op 7.8.1943 (gefusilleerd)

DE VEIRMAN Josephus, beenhouwersgast, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden op 27.10.1941
° Bornem op 29.4.1911   in Silezië (Duitsland) tussen eind 1944 en Juni 1945

DE VIERMAN Alexander, hovenier, aangehouden op 17.10.1941
° Puurs 14.8.1909   onbekende plaats, tussen 1.8.1944 en 1.6.1945

DE WIT Petrus Isidor, autovoerder, ongehuwd, aangehouden te Malderen op 27.10.1941
° Oppuurs 22.11.1910    Dora 8.3.1945

DIELIS Clement, aangehouden op 17.10.1941
° Bressoux 5.10.1919    Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

ELSEN August, student, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Boom 8.7.1923   Nordhausen April 1945

EYCKMANS Lodewijk, student, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Boom 7.5.1924   Nordhausen 2.3.1945

HERMANS Josef, beroepsmilitair, ongehuwd, aangehouden op 17.10.1941
° Puurs 16.11.1914    Theresienstadt 5.5.1945

HERMANS Pauwel, student, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Niel 29.10.1925   Nordhausen 4.4.1945

HOFMANS Lodewijk Albertus, melkhandelaar, landbouwer, ongehuwd, aangehouden op 15.10.1941
° Puurs 29.1.1920   Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

HUYSMANS Adolf, fabriekwerker, ongehuwd, aangehouden te Boom op 27.10.1941
° Tisselt 24.7.1919   02.1945

KERREMANS Frans, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden te Capelle op den Bosch op 27.10.1941
° Tisselt op 2.03.1908    Gross-Rosen op 24.12.1944

KOEK Ludovicus, mandenmaker, ongehuwd, aangehouden te St Amands op 27.10.1941
° St Amands 11.05.1903     Nordhausen 3.4.1945

MAES Edmond, student, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Boom 14.5.22   Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

MARIS Jan, gepensioneerd Adjunct-brigadecommandant bij de Rijkswacht, gehuwd, 1 kind, aangehouden 18.10.1941
° Stokrooie 1.9.1880   Sonnenburg 31.1.1944

MEEUS Lodewijk, student, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Londerzeel 22.01.1923    Sonneburg in mei 1944

MERTENS Urbain, student, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Boom 5.10.1925    Gross-Rosen in Februari 1945

MOEYERSOENS Alfons, metser, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Londerzeel 16.4.1922   na 7.3.1945

MOORTGAT Alfons, ziftenmaker, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° St Amands 20.1.1910   Gross-Rosen op 8.2.1945

PAUWELS Hendrik, handelsreiziger, aangehouden op 15.10.1941
° Puurs 14.08.1920   Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

PEETERS Albert, timmerman, aangehouden op 27.10.1941
° Londerzeel 02.07.1919   Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

PEETERS Herman, brouwersgast, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Boom 24.4.1912   Wolfenbüttel 9.9.1944

PEETERS Jozef-Albertus, landbouwer-helper, ongehuwd, aangehouden te Lippelo op 27.10.1941
° Lippelo op 12.4.1910   Wupperthal 11.3.1943 (tuberculose)

PELGRIMS Lodewijk, fabriekwerker, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Puurs 20.10.1923   Gross-Srehlitz, op 25 of 26.8.1944

PIESSENS Firmin, student Normaalschool te Mechelen, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Elsene 19.12.1912   Gross-Rosen, tussen 25.2.1945 en 15.5.1945, vermoedelijk 8.5.1945

POLFLIET Louis, timmerman, tekenaar, gehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Bornem 1.3.1915   Dora op 3.3.1945

SARENS Petrus Philemon, wagenmaker, ongehuwd, een derde keer aangehouden op 9.7.1942
° St Amands 12.6.1915   Dachau 13.3.1945

SCHARLAEKEN Pieter Lodewijk, bediende, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Tisselt op 30.12.1923   Nordhausen op 27.3.1945

SCHELKENS Leopold, leraar, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Londerzeel 15.07.1921   (verdwenen)

SCHOOF Leo, beroepsmilitair, gehuwd, 3 kinderen,  aangehouden op 17.9.1941
° St Gilles (Dendermonde) 23.12.1908   Bergen-Belsen 2.3.1945

SPIESSENS Hendrik Jaak, landbouwer, hovenier voor eigen rekening, gehuwd, aangehouden op 17.10.1941
° Hingene 17.9.1902   Magdeburg 5.5.1945

SPRIMONT Carolus Josephus Robertus, bediende, gehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Tisselt 3.4.1894   Gross-Rosen 17.12.1944

THYS Joseph, metserdiender, ongehuwd, aangehouden op 20.9.1941 te Ruisbroek
° Puurs 14.12.1916   Buchenwald 23.3.1945

VAN BENEDEN Frans, elektricien, gehuwd, 3 kinderen, aangehouden op 18.10.1941 te Puurs
° Ruisbroek 7.7.1913   Wolfenbuttel 18.11.1944

VAN BENEDEN Jozef Hendrik, fabriekswerker (scheepswerf), aangehouden te Boom op 27.10.1941
° Ruisbroek Puurs 23.4.1921   Sonneburg rond 15.8.1943

VAN DE ZANDE Leon, elektricien, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Willebroek 4.5.1925   Sandbostel Bremen 22.4.1945

VAN DER KINDEREN Franciscus, tekenaar, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Hingene 4.2.1915   Nordhausen 1.4.1945

VAN GELDER Emiel Frans, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Willebroek 11.4.1922   Gross-Rosen 27.11.1944

VAN GUCHT Carolus Ludovicus, werkman, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Hingene 6.2.1919   Gross-Rosen 2.1.1945

VAN HOEYMISSEN Leopold, handelaar, ongehuwd, Aangehouden op 27.10.1941
° Malderen 3.11.1919   Gross-Strehlitz 30.11.1944

VAN HOOF Laurent, bediende, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Schelle 12.3.23   Nordhausen op 3 of 4 April 1945 (bombardement)

VAN HOOF Willem, student, ongehuwd, aangehouden te Boom op 27.10.1941
° Niel 18.5.1924   Esterwegen op 14.1.1944

VAN HUMBEECK Jan,
°                             februari 1945

VAN MUYLDER Frans, handelaar in kolen, gehuwd, 1 kind, aangehouden op 27.10.1941 te Mechelen
° Londerzeel 7.10.1902   na repatriëring, Antwerpen Sint-Elisabethziekenhuis 22.7.1945 (tuberculose)

VAN OBBERGEN Pieter-Jan, rijtuigmaker, ongehuwd, aangehouden op 18.10.1941
° Londerzeel 16.1.1907   Sachsenhausen-Oranienburg 13.12.1944

VAN OOST Albert, ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
°
Hingene 29.3.1916   ergens in Duitsland, februari 1945

VAN ZAELEN Petrus, koperslager, ongehuwd, aangehouden te Boom op 27.10.1941
° Tisselt 20.12.1919    Dora 10.3.1945

VAN ZAELEN Willem, werkman, ongehuwd, aangehouden te Boom op 27.10.1941
° Tisselt 20.12.1919   Flossenburg 8.3.1945  

VERBELEN André, gaswerker, gehuwd, aangehouden op 27.10.1941 te Niel
° Londerzeel 4.9.1906    Gross-Rosen 2.12.1944

VERBELEN Jozef Frans, Fabriekwerker, ongehuwd, aangehouden te Londerzeel op 28.10.1941
° Malderen 17.3.1923    Bergen-Belsen op 8.3.1945

VERHAVERT Josephus, Metaalbewerker, ongehuwd
° Puurs op 18.4.1918    Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

VERHOLEN Georges, Ongehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° Tisselt op 11.1.1915    Theresienstadt op 1.5.1945

VERMAESEN Jozef, aangehouden te Malderen
° Malderen 16.7.22    Sonnenburg in mei 1944

VINCENT Jean, Grondwerker, ongehuwd, aangehouden te Puurs op 8.10.1941
° Schaarbeek 13.8.1920     Lingen-Ems 7.8.1943 (gefusilleerd)

VINCKE Josephus, Aannemer, gehuwd, 3 kinderen, aangehouden op 27.10.1941
° Sint Niklaas 12.3.1905   Buchenwald in April 1945

WINDEY Prosper Benedictus, mandenmaker, gehuwd, aangehouden op 27.10.1941
° St Amands 12.10.1903    Dachau 6.2.1945

  
Duffelaars die in de concentratiekampen overleden zijn
  

DE SWERT Pieter Jozef, Beenhouwer, lid Geheim Leger,
° Duffel 15.5.1898    Schönberg 2.4.1945

GULDENTOPS Jaak, Elektrisch Lasser, ongehuwd,
° Rijmenam 14.6.1923    Bremen-Farge 7.11.1944

KERCKHOFS Jozef Lodewijk, Seingever bij de nmbs, geen lid van een verzetsgroepering,
° 28.10.1884    Gross-Rosen 28.11.1944

MARIEN Frans,
° Warzee 24.2.1898    Hamburg 28.11.1944 (Neuengamme)

PIETERS Maurice,
° Houdeng-Aimeries 30.3.1909    Mauthausen 12.3.1945
(Geen erkenning)

SELS Jos, Advocaat en plaatsvervangend Vrederechter van het kanton Duffel, ongehuwd,
° Duffel 8.8.1906    Gross-Rosen 1.12.1944

VAN HOOF Albert, Schrijnwerker en uitbater van het Socialistisch Volkshuis, gemeenteraadslid 1932-1938, gehuwd, drie kinderen,
° Duffel 9.9.1898    Dachau 26.12.1944

    
Overleden politieke gevangen uit Heist en omstreken
  

BASTIJNS Richard, bediende bij de Belastingen, leider en stichter van het of Heist, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden op 2.11.1943 door gfp 712
° Heist-op-den-Berg 31.12.1896    Gross-Rosen rond 8.2.1945

CALUWAERT Georges, notaris, ongehuwd, aangehouden te Itegem op 9.9.1943 door de gfp
 Heist-op-den-Berg 27.03.1904
   Esterwegen VII op 17.03.1944

DE HAES Paul Arthur, bediende bij het ministerie van Financiën, Lid PA Heist-op-den-Berg, later leider van het of te Visé, ongehuwd, aangehouden 9.6.1944 te Visé
° Heist-op-den-Berg 25.4.1923    Luik 2.9.1944 (terechtgesteld)

DE MEYER Constantinus, aangehouden op 02.11.1943
° 12.2.1900

DE WEYER Georges, beroepsmilitair, ongehuwd, aangehouden te Hallaar op 2.11.1943 door gfp 712
° Heist-op-den-Berg 20.10.1913    Gross-Rosen in februari 1945

DOCKX Albert
°
Rijmenam 10.7.1920    10.3.1944 (neergeschoten)

DOCKX Karel, aangehouden op 23.9.1942
° Heist-op-den-Berg 6.11.1903    Sachsenhausen

IMBRECHTS Bert, kleermaker, ongehuwd, PA-soldaat, aangehouden op 2.11.1943
° Ruibon 10.9.1918    Nordhausen 4.4.1945

JANSSENS Josephus

LIEKENS Frits

MARIS Georges, PA Soldaat 'Miel', gevangenis Antwerpen 22.10.1943
° Gondover 4.2.1916    Maria ter Heide 19.11.1943 (gefusilleerd)

ROOTHOOFT Jules, diamantbewerker, gehuwd, aangehouden te Heist-op-den-Berg op 23.10.1943
° Heist-op-den-Berg 08.12.1917    Maria ter Heide 19.11.1943 (gefusilleerd)

THIJS Jozef, beroepsmilitair, ongehuwd, aangehouden te Pulderbos op 31.10.1943
° Heist-op-den-Berg 23.1.1918    Bergen-Belsen 21.2.1945

TIELEMANS Albert, lid van Le Maquis de Senzeilles (Groep G),  aangehouden op 16.2.1944 door de Gestapo van Dinant
° Heist-op-den-Berg 12.8.1918    Fort Van Breendonk 25.2.1944 (opgehangen)

VAN BOECKEL Karel, diamantbewerker, in 1940 gedemobiliseerd, fabriekswerker in vellenfabriek Beerzel, gehuwd, 2 kinderen aangehouden te Hallaar op 2.11.1943 door gfp 712,
° Heist-op-den-Berg 1.2.1921    Gross-Rozen 11.2.1945

VAN DEN BRANDE Joannes Florentinus, werkman, diamantslijper, ongehuwd, PA-detachementscommandant 'Bert', aangehouden te Herselt op 22.10.1943
° Berlaar 13.8.1918    19.11.1943 Maria ter Heide (gefusilleerd)

VAN OVERSTRAETEN Frans Leonard, fabriekwerker in een meubelmakerij, ongehuwd, detachementscommandant PA, aangehouden 22.10.1943 te Blauwberg Averbode door de gfp
° Heist-op-den-Berg 19.12.1924    Bergen-Belsen op 21.3.1945

VERBEECK Joannes, landbouwer, gehuwd, 6 kinderen, aangehouden te Heist-op-den-Berg op 16.11.1943 door gfp 712
° Baal 8.2.1895    Dora half maart 1945

VERHAEGEN Georges, Emiel, beroepsmilitair, gehuwd, 1 kind, aangehouden te Heist-op-den-Berg op 23.10.1943 door gfp
° Heist-op-den-Berg 14.8.1914    Maria ter Heide 19.11.1943 (gefusilleerd)

VERHOEVEN Josephus, spoorwegarbeider, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden op 2.11.1943 te Heist-op-den-Berg door gfp 712
° Tongerlo 9.5.1890    Dora rond 22.2.1945

VERMEYLEN Gustaaf Lodewijk, landbouwer, handelaar in kleine varkens, gehuwd, 6 kinderen, aangehouden te Schriek op 12.11.1943 door de gfp 712
° Schriek 11.1.1904    Flossenburg op 27.3.1945 (om 3 uur in het Kommando Obertraublung)

VERSCHAEREN Marcel, landarbeider, ongehuwd, aangehouden op 16.2.1944 door de Gestapo Van Dinant
° Heist-op-den-Berg 31.10.1925    Fort Van Breendonk 25.2.1944 (opgehangen)

VERSCHUEREN Jan, mechanicien, ongehuwd, PA-soldaat, aangehouden te Herselt op 22.10.1943
° Itegem 10.5.1924    19.11.1943 Maria ter Heide (gefusilleerd)

VERSLUYS Henri, student, ongehuwd, compagniecommandant van De Zwaan te Heist-op-den-Berg, aangehouden op school te Aarschot op 23.10.1943
° Heist-op-den-Berg 23.4.1923     Maria ter Heide 19.11.1943 (gefusilleerd)

VONCKX Julius,
° 6.3.1910 Booischoot

WAUTERS Jules, elektricien, gehuwd,
° Antwerpen 07.06.1912    Maria ter Heide 19.11.1943 (gefusilleerd)

 
Overleden politieke gevangenen uit Lier
 

AERTS Joanna Maria, geen beroep, gehuwd, 2 dochters, weduwe Ludovicus Bervoets, lid van het Geheim Legeraangehouden te Lier op 10.5.1943
° Lier 23.10.1888    Bergen Belsen 13.5.1945

BERVOETS Ludovicus, lid van het Geheim Leger, aangehouden op 10.5.1943
° Lier 20.9.1891     Dachau 2.2.1945

BEL Alfons, 1ste wachtmeester in het Belgisch leger, gehuwd, 3 kinderen, lid van het Geheim Leger, aangehouden te Lier op 4.7.1944
° Retie 1.11.1902    Dora 25.1.1945

BUYSSCHAERT Emile, meester-kleermaker, gehuwd, 1 dochter, lid van het Geheim Leger, aangehouden te Lier op 10.8.1943
° Brugge 29.3.1890    Flossenburg op 5/6.5.1945

CALLAERTS Frans Adriaan, adjudant in het Belgisch leger, gehuwd, 1 kind, lid van het Geheim Leger/Witte Brigade, aangehouden te Lier op 4.7.1944
° Lier 21.10.1893    Dora 27.11.1944

CALLAERTS Willem, kapper, gehuwd, lid van het Geheim Leger, aangehouden te Lier 15.10.1943
° Lier 12.1.1897    Nordhausen 29.3.1945

CHAPPEL Raoul, technieker, bediende-chauffeur bij Brouwerij Cuyckens, ongehuwd, lid Geheim Leger, aangehouden in de nacht van 10 op 11.5.1943
° Rotterdam 25.4.1913    Duitsland, in 1945

COENE Constant, Maria, Jozef, adjudant bij het Belgisch Leger, gehuwd, 2 kinderen, lid Geheim Leger, aangehouden op 4.7.1944 te Lier
° Lier 18.10.1901    Nordhausen, wellicht in de maand maart 1945

COOL Josephus Leonardus, wachtmeester Belgisch leger, gehuwd, 7 kinderen, lid van het Geheim Leger, aangehouden te Lier op 4.7.1944
° Sint Niklaas 8.1.1893    Ellrich 27.1.1945

DE NOEL Edgardus, beroepsmilitair, gehuwd, 2 kinderen, lid Witte Brigade,aangehouden te Lier op 15.10.1943
° Antwerpen 13.5.1895    Gross-Rosen januari 1945

DE VRIENDT Theophilus, Polydorus, onderofficier in het Belgisch leger, gehuwd, lid Geheim Leger, aangehouden te Lier op 26.5.1943
° Gent 11.8.1899    Gross-Rosen op 24.11.1944

GEUNS Eugenius, onderpastoor Heilige Familie Lier, godsdienstleraar middelbare school, lid Witte Brigade, aangehouden te Lier op 10.8.1943
° Tongerloo 7.12.1908    Nordhausen 15.4.1945

GUWIE Zoë (Jozefa), winkelierster, echtgenote van fotograaf Josse Van Arkkels, 2 kinderen, lid Geheim Leger en Witte Brigade, aangehouden in de nacht van 16 op 17.9.1943
° Lier 9.6.1911    Mauthausen 15 of 17.3.1945

HANSSEN Pierre, onderofficier in het Belgisch leger, gehuwd, lid Geheim Leger, aangehouden te Lier op 4.7.1944
° Eelen 4.4.1900    Sarau 20.4.1945

HERMANS René Gommaar, bakkersgast, ongehuwd,
° Lier 25.4.1923    Duitsland tussen april 1945 en 1 juni 1945

KEMPENAERS Corneel, Jules, Leonard, gehuwd, 2 kinderen, lid Geheim Leger en Witte Brigade, aangehouden te Lier op 10.5.1943
° Lier 5.2.1905     Dachau 30.3.1945

LEBEBVRE Cleophase, 1ste Sergant Belgisch Leger, gehuwd, sectiehoofd Geheim Leger, aangehouden te Lier op 13.3.1943
° Meesen 16.3.1894    Esterwegen 26.1.1944

MARCHAL Joseph, bediende, gehuwd, 1 kind, lid geheim Leger, aangehouden op 4.7.1944
° Aarlen 8.2.1897    Dora Nordhausen 23.10.1944

MATHIEU Maurice-Louis, beroepsmilitair, gehuwd, 1 kind, lid Geheim Leger, aangehouden te Lier op 4.7.1944
° Sint-Jans Molenbeek 2.5.190    Ellrich 31.1.1945

PAREZ Roger, meester-kleermaker, ongehuwd, lid Witte Brigade, aangehouden te Lier op 10.5.1943
° Lier 7.5.1917    Offenburg 12.4.1945

PELTZER Frederic, aangehouden op 27.5.1943 (wegens verboden wapendracht)
° Terhagen 17.11.1889    9.9.1943 (gefusilleerd)

PROOST Theodoor, adjunct-commissaris bij de politie, gehuwd, 4 kinderen, lid Geheim Leger en Witte Brigade, derde keer aangehouden 13.05.1943
° Geel 21.05.1897    Dachau 10.04.1945

RUYTS Frans Hubert, beroepsmilitair, student muziek, ongehuwd, aangehouden aan de Franse grens op 6.2.1942
° Lier 24.9.1914    München 30.1.1945 (onthoofd)

STEUKERS Jozef, Jan, hovenier, zaadhandelaar, gehuwd, 2 kinderen, lid Witte Brigade, aangehouden te Lier op 31.5.1943
° Lier 31.5.1916    Regensburg in april 1945

TEEUWS Ghislain Maurice, student, ongehuwd, lid Witte Brigade,  aangehouden te Antwerpen op 22.7.1944
° Antwerpen 13.6.1926    Bart 14.4.1945

VAN ARKKELS Francois, Josse, fotograaf in familiezaak, echtgenoot van Zoë Guwie, 2 kinderen, lid Geheim Leger, aangehouden te Lier 10.5.1943  
° Lessen 15.4.1909    Muschenried einde april 1945

VAN BOECKEL Lodewijk Frans Jozef, leraar Atheneum Antwerpen, gehuwd, 3 kinderen, Lid van Lomo en van de Witte Brigade, aangehouden in het Atheneum te Antwerpen op 12.5.1944 
° Lier 25.3.1888    Buchenwald 3.8.1944

VANDERPOORTEN Arthur, handelsbestuurder, minister van Binnenlandse zaken, Senator, (Geen erkenningsdossier)  
° Puurs 17.2.84    Bergen-Belsen 3.4.1945

VAN DESSEL Jozef, leerkracht industriële jongensschool Lier, gehuwd, 4 kinderen, lid Witte Brigade, aangehouden te Grobbendonk op 4.8.1943  
° Lier 23.1.1898    Regensburg 7.4.1945

VAN GILS Jean, kleermaker maar werkte als lasser, gehuwd, 1 kind, lid Witte Brigade, aangehouden 25.11.1943  
° Lier 1.5.1914    Nordhausen begin maart 1945

VAN HERCK Jan, Baptist Frans, autoschilder, gehuwd, lid van het Geheim Leger, aangehouden te Lier op 10.7.1943
° Lier 18.12.1885    Dachau 2.12.1944

VAN LOEY Sylvain, dienstoverste Deproissel-controle, gehuwd, 2 kinderen, lid Geheim Leger, aangehouden op 27.5.1943 te Lier  
° Lier 13.02.02    Plauen 11.6.1945, om 17.35 in het ziekenhuis (longtuberculose)

VERHOFT Emiel, dokwerker, gehuwd, 5 kinderen, lid Onafhankelijkheidsfront, aangehouden te Lier op 10.5.1943
° Lier 5.2.1897    Bergen-Belsen op 7.1.1945

VERSTAPPE Raymond, bediende, vakbondsleider Algemene Centrale voor Vakbonden, gehuwd, 2 kinderen, leider,  Onafhankelijkheidsfront Lier
° Lier 22.11.1912    Heydebreck 26.1.1945

VERVLOET Gommaar Lodewijk, fabriekswerker, gehuwd, 1 zoon, lid Witte Brigade, aangehouden te Lier op 24 of 25.11.1943
° Lier 20.1.1894    Duitsland begin 1945

  
Overleden politieke gevangenen uit het Mechelse 
   

ACKERMAN Leo, leerling goudsmid, ongehuwd, lid nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden te Mechelen op 27.8.1941
° Mechelen 5.2.1922    eind april/begin mei 1945 (waarschijnlijk tijdens een transport van zieken naar Bergen-Belsen, wanneer het station van Lüneburg werd gebombardeerd)

ACKERMAN Raymond, goudsmid, ongehuwd, werkte als 'casseur' (sloper), lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941
° Mechelen 17.3.1923    Essen 26.3.1944, na een bombardement

AERTS Josepha, weduwe, aangehouden op te Mechelen op 23.4.1944 door de gfp
° Koningshooikt 23.4.1902    Ravensbrück rond 1.2.1945

BAL Jan, student aan de vakschool, ongehuwd, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941 te Mechelen door de Feldgendarmerie
° Mechelen 21.4.1922    Essen Rüttenscheid op 14.1.1944 (tuberculose)

BAL Maria, aangehouden op 31.3.1944
St Gallen 25.4.1945, na de bevrijding van Mauthausen

BLAIRON Eugène,
Esterwegen, mei 1944

BOSSIROY Eugène, jurist bij de Societé du Borinage, Ongehuwd, lid Belgische Brigade, Aangehouden te Parijs op 26.6.1942
° Temse 17.11.1910    Grodits op 17.3.1945

BOUCHERY Desiderius, oud-minister van ptt, lid van de Belgische Werklieden Partij, gehuwd, kinderen, aangehouden op 26.5.1941, opgesloten tot 6.7.1941 in het Fort van Breendonk
° Gent 18.2.1888    Mechelen 6.2.1944

BUDTS Jozef, aangehouden 3.8.1943
Buchenwald 1.3.1944

BUS Armand, beeldhouwer, weduwnaar, lid of,
° Mechelen op 5.3.1891    Bergen-Belsen tussen maart en 1 juni 1945

CABUY Albert, lid of, aangehouden op 27.8.1941 
° Mechelen 21.08.1894    Neustadt in Holstein 21.5.1945

CHABOT Joseph, paswerker, drukker, gehuwd, 1 kind, strijdnaam 'Neel', aangehouden op 27.7.1944 door de Geheime Feldpolizei 712
° Mechelen 2.10.1909    Sachsenhausen tussen april en 2 juni 1945

CHRISTIAENS Guy, ingenieur en radiotechnieker, officier van het Belgisch leger, parachutist, aangehouden op 10.1.1944
° Mechelen (?) 24.8.1920    Ukkel 1.7.1945

CLAES Frederik, aangehouden 8.3.1944
Harzungen 29.12.1944

COOREMANS Camiel, bediende, ongehuwd, lld van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941 
° Mechelen 30.12.1920    Essen 26.3.1944

DE GREEF Jules, aangehouden op 10.12.1943
Gross-Rosen 29.11.1944

DE NEEFF Emile, bediende, ongehuwd, lid van de Revolutionaire Volksjeugd rvj te Mechelen, aangehouden op 14.3.1942
° Mechelen 31.3.1922    Keulen 28.4.1943 (onthoofd)

DE PRINS Robert, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941 en 7.12.41
(vermist)

DESSAIN Eric, drukker, gehuwd, 3 kinderen, lid Geheim Leger, aangehouden te Antwerpen, 10.2.1943 door sipo IV I A
° Mechelen, 14.4.1895    Harzungen (Aussenkommando van Dora) 16.10.1944 om 14.30 uur (dubbele longontsteking)

DESOLEIL Elisabeth, bediende in een meubelfabriek, ongehuwd, lid Groep Bayard, aangehouden te Mechelen op 31.3.1944 door gfp 712
° Mechelen 19.5.1923    Amstetten 20.3.1945, na een bombardement

DE SWERT Pieter, aangehouden op 15.10.1943 
Schönberg 2.4.1945

DE WINNE Antoon,  bediende, ongehuwd, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941, opgesloten in de gevangenis van de Begijnenstraat te Antwerpen, 6.1.1942 Lübeck, 2.4.1942 Essen
° Mechelen 16.7.1920    Essen 26.3.1944 (bombardement)

DUBIN Petrus, aangehouden 4.6.1942
Mauthausen 27.3.1945

FOSTE Antoon, aangehouden 27.7.1944
Neuengamme 29.11.1944

FRIEDMANN Hendrik, gehuwd, 2 kinderen, was ook lid van de Vlaamse Wacht, aangehouden om raciale redenen op 20.3.1944
° Brugge 6.4.1916    (Auschwitz?)

GOOSSENS Lodewijk, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941
Mauthausen Ebensee eind april 1945

GOOVAERTS Lodewijk, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941
Essen 26.3.1944 (bombardement)

GYSEMANS Jan Baptist, aangehouden 31.3.1944
Flossenburg 6.3.1945

HAESENDONCKX Frans, handwerker, gehuwd, 1 kind, aangehouden te Mechelen op 27.8.1941
° Mechelen 15.02.1901    in de baai van Lübeck op 3.5.1945

HAESENDONCKX Lodewijk, lid of, aangehouden 27.8.1941
Stutthoff 7.12.1942

HAMMEL Leopold, bediende, ongehuwd, lid Groep Bayard, aangehouden 29.3.1944
° Mechelen 21.8.1919    Ganacker 17.3.1945

HENDERICKX Christian, staatsbeambte, gehuwd, Op 1.4.1944 veroordeling tot 6 maand Merksplas wegens bezit revolver, aangehouden op 21.4.1944 door gfp 712
° Mechelen 11.2.1909    Flossenburg (Kommando Ring) 25.2.1945  

HENDERICKX Pieter, scheepslosser, ongehuwd, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941
° Mechelen (?) 13.12.1911    Buchenwald op 27.3.1945

INDEGRACHT Andre'estampeur' (afstempelaar), gehuwd, 1 kind, lid of, aangehouden op 27.8.1941
° Mechelen 22.10.1903    bij Lübeck, op zee 1.5.1945

INDEGRACHT Maria, huishoudster, gehuwd, 1 kind, aangehouden op 15.8.1944 door sipo IV1a
° Mechelen 16.11.1904   Ravensbrück, einde 1944

IWENS Jan, politieagent, gehuwd, 1 kind, lid nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941
° Sint Katelijne Waver 9.10.1908    Hussum Engelsburg 25.10.1944

JANSSENS Augustinus, aangehouden 26.11.1943
Sandbostel, eind april 1945

KERCKHOFS Joseph, aangehouden 10.12.1943
Gross-Rosen 28.11.1944

LANDTSHEER Dominicus, beroepsmilitair, gehuwd, aangehouden op 9.3.1944 door sipo-Sd abt. IVa Brussel
° Hamme 16.7.1904    Regensburg, april 1945

LASSERONT Amaury, student Instituut St. Jan Berchmans te Brussel, ongehuwd, lid nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden te Mechelen op 17.6.1942 door de Gestapo
° Aken 30.1.1926    Lingen 20.6.1944

LAUWERS Frans, aangehouden 23.4.1944
Ganacker (?)

LECRON Georges, industrieel (messen en ijzerwaren), gehuwd, leider van de Belgische Brigade, tweede keer aangehouden op 24.6.42
° Merbes Le Chateau 15.12.1913    Graz 14.1.1945 of 23.1.1945

LEFEVRE Marcel, ongehuwd, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden 27.8.41
° Mechelen 2.2.1922    Essen 24.3.1944

LEONARD Fernand, adjudant in het Belgisch leger, weduwnaar, 1 meerderjarig kind, aangehouden te Mechelen op 8.3.1944 door sipo IV6 Frankenstein
° Mechelen 28.5.1897    Flossenburg 6.3.1945

LORET Willem,
Dachau 1.2.1945

MEYS Armand, Carolus, aangehouden op 7.10.1943
Bergen-Belsen, eind maart 1945

MEYSMANS Jean Edouardaangehouden op 12.4.1944
Ganacker(?)

MICHIELS Hendrik, handwerker, ongehuwd, aangehouden op 27.8.1941
° Mechelen 8.3.1896    Neuengamme 26.11.1941

MOENS Herman, aangehouden op 15.8.1944
Sandbostel 23.5.45 (na de bevrijding)

NELISSEN Felix, lid nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941
Essen 26.3.1944 (tijdens een bombardement)

NIEUWELING Victor, aangehouden op 6.4.1943
Ellrich 25.2.1945

PATEET Corneel, lid nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941

PENSAERT Leo, gehuwd, 3 kinderen, lid of, aangehouden op 27.8.1941
° Mechelen 8.9.1894    Dachau 1.8.1942

PISCAER Frans, bediende, ongehuwd, lid nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden te Mechelen op 17.6.1942
° Mechelen 6.10.1923    Mauthausen 27.5.1945 (tuberculose, in Amerikaans evacuatieziekenhuis nr.130)

PISCAER Jozefkunsttapijtwever, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden op 15.8.1944 door sipo IV1a
° Mechelen (?) 25.8.1898    onbekend

POCHET Etienne, beroepsonderofficier in het Belgisch Leger, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden op 4.1.1944 te Hastières door de Gestapo van Dinant
° Belgrado 30.5.1916    Ellrich op 22.3.1945

POTUMS Georgeslid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.1941
Neuengamme Hamburg 01.12.1944

RENDERS Theodoorvrachtvervoerder bij Parmentier, gehuwd, 1 kind, aangehouden te Mechelen op 27.8.1941
° Mechelen 4.1.1906    Dachau 13.3.1945

RENIERS Emile, student verzekeringsagent, ongehuwd, lid nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden te Mechelen op 17.6.1942 
° Mechelen 28.11.1923    Mauthausen 28.3.1945

ROMBOUTS August, weduwnaar, aangehouden op 27.7.1944 door gfp 712
° Mechelen 8.6.1888     Roten-Wolfsburg, mei 1945

ROMBOUTS Jan Alfred, lid of,  aangehouden op 27.8.1941
° Mechelen 29.4.1901    Auschwitz 27.11.1942

ROMBOUTS Gustaaflid of, aangehouden op 27.8.1941
° 12.12.1905 Mechelen    Neuengamme 27.1.1943

SACREAS Matheus Franspaswerker, ongehuwd, aangehouden op 27.8.1941 
° Mechelen 12.5.1907    Neuengamme 1.7.1942, om 16.10 uur

SCHEPPERS de BERGSTEIN Jozef, ondernemingshoofd, gehuwd, 5 kinderen , aangehouden te Mechelen op 29.2.1944
° Mechelen 3.4.1894    Ellrich 12.10.1944

SCHMITT Philippe, student, ongehuwd, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden thuis te Mechelen op 16.5.1942
° Namen 1.8.1926    Lingen-Ems 16.6.1944

SIMON Marcel, vakbondsleider, gehuwd, aangehouden te Lommel op 22.6.1941
° Mechelen 5.4.1901    Neuengamme 1.7.1942

SMETS Frans, aangehouden 27.08.1941
° Mechelen 4.4.1905    Lübeck 03.05.1945

SOMERS Martha, onderwijzeres, ongehuwd, lid groep Bayard, aangehouden te Mechelen op 31.3.1944 door gfp 712
° Mechelen 23.9.1923    Amstetten 20.3.1945 (bombardement van de spoorweg)

STEVENS Julia, zaakvoerster van een sportwinkel, gehuwd, echtgenote TORFS, 
° Mechelen 24.2.1905    Mauthausen 27.3.45 (Block 16 om 6.45 uur)

SUETENS Henri, student, ongehuwd, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 16.5.42 te Mechelen
° Mechelen 7.12.1925    Neuengamme 31.1.1945

THEYS Frans, chauffeur, gehuwd, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 23.7.1941
° Langdorp 22.11.1914
Bautzen rond 1.3.1945

TORFS Edouard, mechanicien, gehuwd
° Mechelen 25.2.01    Verdwenen

VAN BOXMEER René,advocaat, ongehuwd, aangehouden 16.8.1942
° Mechelen 15.2.1906    Gross-Rosen 30.11.1944  

VAN DEN BIGLAER Frans Corneel, gehuwd, 2 kinderen, tweemaal aangehouden (26.9.1941 en opgesloten in de gevangenis van Mechelen tot 17.10.1941, en opnieuw op 15.8.1944 te Mechelen)
° Mechelen 30.4.1898    Neuengamme 2.12.44 om 10.30 uur  

VAN DER AUWERA August, vrachtwagenchauffeur, automechanicien, aangehouden op 7.4.1944 te Mechelen door gfp 712
° Mechelen 11.10.1901    Bückeburg 18.4.1945

VAN DER AUWERA Georges, rekenplichtige in een messenfabriek, ongehuwd, aangehouden op 2.4.1944 door gfp 
° Bristol 20.1.1917    Flossenburg Ganacker 16.3.1945

VAN DER HEYDEN Alexander, beeldhouwer, aangehouden te Mechelen op 27.7.1944
° Mechelen 19.10.1897    Neuengamme ('paralysie cerebrale' - hersenverlamming)

VAN HORENBEEK Jan, aangehouden op 24.11.1943
° Mechelen 3.10.1894    Overijse 7.2.1945

VANKESBEECK Oscar,
° Mechelen 17.8.1886    Mechelen 27.2.1943

VAN LENS Lodewijk, handelaar, lid van de nkb afdeling Mechelen-Muizen, aangehouden op 27.8.41,
° Mechelen (?) 24.1.20   Essen 22.2.43

VAN LOOY Jules, aangehouden op 30.06.43
Luisenheim Dachau 17.09.1945

VERSTRAETEN Pieter, aangehouden op 27.05.1944
° Kampenhout 27.7.1895    Antwerpen 20.07.1944 (gefusilleerd wegens sabotage)

VERTOMMEN Ludovicus, aangehouden 03.03.1944
Ellrich 13.10.1944

WYBOU Marcel,
Lingen 18.06.1944

  

Overleden politieke gevangenen van de partizanengroep Boortmeerbeek 

  

CAMPS Alfons Hubertus, Detachementshoofd Onafhankelijkheidsfront Putte, aangehouden op 23.5.1944
° Putte 2.11.1921    Maria ter Heide 14.8.1944 (gefusilleerd)

CORNIL Jules, geneesheer
Putte 3.5.1944 (op straat doodgeschoten door leden van Verbelens veiligheidskorps)

DOCKX Alfons,gemeentesecretaris van Putte, gehuwd, aangehouden op 11.11.1943 door sipo
° OLV Waver 29.9.1911    Dora 17.2.1945 om 11.30 in het Revier

FRANS Cornelius, landbouwer, aangehouden op 27.5.1944
° 7.2.1902 Putte    Flossenburg

MERTENS Désiré, student marineofficier, ongehuwd, aangehouden op 23.5.1944
° Mechelen 4.7.21    Maria ter Heide 14.8.1944 (gefusilleerd)

MERTENS-VAN CRAEN Maria, gehuwd met Georges Mertens, moeder van Désiré Mertens,
° Putte 17.6.1895    Ravensbrück 28.2.1945

OP DE BEECK Joannes-Josephus,
° Putte 18.11.21    Putte 23.5.1944 (op straat doodgeschoten)

VAN ASBROECK Emile, landbouwer, aangehouden op 27.5.1944
° 22.12.1898 Peulis    (vermist)

VAN DER ELST Franciscus, schilder bij de nmbs, aangehouden op 25.4.194
° Leest 4.10.1895    Flossenburg 12.3.1945

VAN DER ELST Hendrik, bediende gemeentehuis van Hofstade, gehuwd, 1 dochter, detachementshoofd PA Hofstade, aangehouden te Hofstade op het gemeentehuis op 7.2.1944
° Mechelen 4.9.1913    Maria ter Heide 2.5.1944 (gefusilleerd)

VAN DER ELST Henricus, schilder, weduwnaar, 1 zoon, aangehouden op 23.5.1944
° Hofstade 11.11.1920    Maria ter Heide 14.8.1944 (gefusilleerd)

VERBEECK Alfons, beenhouwer, aangehouden te Battel op 6.3.1944
° Wakkerzeel 18.9.1907    18.5.1944 (gefusilleerd)

   

Overleden politieke gevangenen van de partizanengroep Rupelstreek 

   

BETERAMS Frans, Meubelpolijster, gehuwd, aangehouden op 17.7.1943 te Hannover
° Mechelen 21.3.1920    Maria ter Heide 27.9.1943 (gefusilleerd)

LENIE Albert, Chauffeur, gehuwd, 3 kinderen, aangehouden te Willebroek op 19.6.1941
° Willebroek op 3.8.1918    Maria ter Heide 27.9.1943 (gefusilleerd)

NEUTJENS Jan, monteur, ongehuwd, aangehouden thuis te Blaasveld met zijn broer op 28.5.1943
° Blaasveld 15.8.1907    Maria ter Heide 27.9.1943 (gefusilleerd)

ROMBOUTS Corneel, meubelmaker, stichter van de partizanen van Mechelen, aangehouden te Mechelen op 2.8.1943 door gfp
° Mechelen 23.8.1919    Maria ter Heide 27.9.1943 (gefusilleerd)

SELLESLAGHS Hendrik, woonachtig te Boom, aangehouden op 14.7.1942
° Willebroek 20.9.1913    Beverloo 24.9.1942 (gefusilleerd)

THONET Pieter, ijzerdraaier, werkzaam bij de spoorwegen, ongehuwd, aangehouden op 17.6.1943
° Mechelen 27.9.1923    Maria ter Heide 27.9.1943 (gefusilleerd)

VAN DEN HEUVEL Adolf, tekenaar, ongehuwd, aangehouden te Willebroek op 26.6.1941
° Willebroek 13.10.1913    Neuengamme 18.6.1942

VAN ESSCHE Josephus, beeldhouwer, metselaar, aangehouden te Bonheiden op 18.6.1943
° Bonheiden 9.3.1911    Maria ter Heide 27.9.1943 (gefusilleerd)

VAN ZAELEN Corneel, elektricien, gehuwd, 2 kinderen, aangehouden op 26.5.1943 te Brussel
° Willebroek 20.1.1922    Vucht 28.9.1943 (opgehangen)

  

Bijlagen

  

Bijlage I - Executie van gijzelaars door de bezetter 

   

Na onopgehelderde aanslagen tegen Duitse militairen, ss'ers of collaborerende Belgen kiest Generaal Von Falkenhausen, hoofd van het Militaire Bestuur van bezet België (de Militär Verwaltung), gijzelaars uit de in hechtenis genomen verzetslui. Von Falkenhausen maakte daarbij een onderscheid tussen Wahlgeiseln (notabelen) en Häftgeiseln (in hechtenis genomen personen). Hij zal enkel uit de Häftgeiseln kiezen om te executeren.

Het decreet van het Oberkommando van de Wehrmacht dat dateert van 16.9.1941, preciseert hoe men gijzelaars moet selecteren in de bezette gebieden. Men moet een communistische oorsprong vermoeden bij elke aanslag op een Duitse soldaat, en bijgevolg 50 tot 100 communistische gijzelaars executeren. De aanpassing van 8.10.1941 behandelt de keuze van de gijzelaars die men zou arresteren en fusilleren: niet enkel meer communisten; de commandanten van de Wehrmacht moeten in de bezette gebieden beschikken over een reserve van gijzelaars van de verschillende politieke tendensen: van nationalistische strekking, van burgerlijke democratische strekking en van communistische strekking. Bij de keuze van de gijzelaars moet rekening gehouden worden met de groep waartoe de daders van de aanslagen behoren.

Van 27.11.1942 tot 10.8.1944 worden in België op die manier in totaal 240 gijzelaars als represaille voor moordaanslagen gefusilleerd (18 executies).

Niet alle gijzelaars worden zonder proces terechtgesteld, er worden ook personen gekozen die reeds gerechtelijk ter dood veroordeeld waren. De partizanen hebben het grootste aantal gijzelaars geleverd. Alleen al de leden van het Leuvense korps vertegenwoordigen 23 van de 164 gijzelaars die in Breendonk werden geëxecuteerd. Dat hoeft geen verwondering te wekken: de partizanen hadden het grootste aandeel in de gewapende strijd tegen de bezetter.

Von Falkenhausen zal na de oorlog tot 12 jaar dwangarbeid worden veroordeeld wegens zijn bevel tot executie van gijzelaars.

Ten titel van voorbeeld verwijs ik naar de volgende personen die door de Wehrmacht werden aangewezen als gijzelaar en gefusilleerd:

  

Alfonse MEURIS, woont in Koersel
° Itegem 15.5.1912    Breendonk 11.4.1944 (gefusilleerd)

Alfonse Meuris wordt aangehouden te Beersel op 14.1.1944 en ter dood veroordeeld met 23 medestanders bij vonnis van 24.3.44 door de rechtbank van de FK Hasselt (FK 681 ST L I 193/44) wegens hulp aan de vijand en het bezit van wapens en springstoffen. Op 7.4.44 bevestigt Von Falkenhausen zijn doodstraf.

Alfonse Meuris wordt als gijzelaar, samen met zijn metgezellen, gefusilleerd op 11.4.1943 te Breendonk.  

  
Edmond VAN DEN HEUVEL
° Sint Pieters Jette 6.10.1916   Breendonk 6.1.1943 (gefusilleerd)

Edmond Van den Heuvel is lid van de Kommunistische Partij en behoort tot de algemene leiding van het Belgisch Partizanenleger. Hij wordt aangehouden te Brussel op 9.10.1942, na een aanslag op drie Duitse militairen te Brussel. Hij krijgt ingangsnummer 668 in Breendonk. Hij wordt opgenomen in de lijst van gijzelaars die op 3.1.1943 door de sd wordt opgesteld. De sd verantwoordt die keuze door het feit dat Edmond Van den Heuvel vanaf juni 1942 communistische pamfletten vertaalt en in de provincie Brabant (Leuven) in juli 1942 sabotagegroepen vormt, die hij van wapens voorziet.  

  

Bijlage II - Groep Draeyers

 

Ik vond het noodzakelijk om in bijlage het verhaal te brengen van Jules Draeyers die we zijdelings vermelden in het hoofdstuk over het Liers verzet.

Deze verzetsman, een ongehuwde meubelmaker die geboren werd te Schoten op 21.9.1916, werd reeds in het eerste oorlogsjaar lid van Groep G sector 35, alsook van het Geheim Leger Zuidersector Antwerpen. In deze sector die uit de afdelingen Kiel, Hoboken, Wilrijk en Aartselaar bestond werd hij gerecruteerd door dokter Raymond Casman de sectorleider. Jules werd opgenomen in de wilrijkse afdeling waar hij de medewerker was van de leider Michel Gysemans, een stadsbediende te Antwerpen. Deze laatste werd samen met de kopstukken van het antwerpse Geheim Leger op 17.9.1943 ter dood veroordeeld. Hij werd op 6.10.1943 samen met Kolonel Housman terechtgesteld. Dokter Casman, kapitein Lemeire en Kolonel Brosius werden naar Duitsland overgebracht. Enkel Casman zag België levend terug.

De Groep Draeyers wachtte niet tot de bevrijding om tot de actie over te gaan; zo pleegden ze sabotages op de spoorlijn te Kapellen-op-den-Bos en Kalmthout, ze stalen wapens en munitie ten nadele van de Duitsers uit het fort van Wilrijk. Hun grootste verzetsdaad was echter de overval op de politieschool aan de Jan van Rijswijcklaan te Antwerpen, waarbij veel wapens werden buitgemaakt. Albert Geudens, de broers Hendrik en Guillaume De Wachter en de politieofficier Emile Bethuyne voerden deze actie onder zijn leiding uit. Zijn naaste medewerkers waren verder nog Michel Gysemans, Albert Thierry en Jacques Belva. Met uitzondering van laatstgenoemde werden zij allen ter dood veroordeeld en terechtgesteld.

Draeyers zelf werd vier maal aangehouden, en kon drie maal ontsnappen. De eerste maal ontvluchtte hij al schietend zijn woning te Wilrijk op 12.8.1942. Bij een tweede aanhouding, na verraad, op 29.12.1942 wist hij tijdens zijn overbrenging naar de gevangenis uit de rijdende wagen te springen. Met een zware hoofdwonde en een kogelwonde in de bil werden hij en zijn groep door het Geheim Leger te Lier verborgen. Het verraad van Eugeen Dirckx te Lier leidde tot de derde aanhouding. Op 26 of 27 mei 1943 werd hij door Dirckx in Antwerpen in de val gelokt en vervolgens tot 15.6.1943 in het fort van Breendonk opgesloten en gefolterd. Die dag bracht men hem over naar de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen. Op 4.9.1943 werd hij ter dood veroordeeld door FK 520 wegens ongeoorloofd wapenbezit, moord en begunstiging van de vijand.

Wanneer hij op 17.9.1943, vastgeboeid aan Kolonel Housman van het Geheim Leger de rechtzaal zetelend in de gebouwen van de Compagnie Maritime Belge aan de Meir, 1, verliet, nadat zij in de zaak tegen Dr. Casman en kolonel Brosius en Michel Gysemans als getuigen waren opgeroepen, wist hij zich van zijn boeien te ontdoen en ontsnapte ter hoogte van de Huidevettersstraat.

Hij dook met zijn groep onder in een villa aan de Holleweg te Hoogboom, maar werd op 29.10.1943 na een belegering van de villa door de Gestapo aanghouden. Er ontstond een vuurgevecht waarbij verschillende Duitsers neergeschoten werden, maar ook twee strijdmakkers Cautereel en Van Ostayen.

Vermits hij een kogel in de linkerschouder had werd hij naar het militair hospitaal te Antwerpen overgebracht. De volgende dag, 30.10.1943 werd hij om 6 uur ’s morgens gefusilleerd op de schietbaan van het Kiel te Antwerpen. Maurice Serlet en Albert Dierkschen werden drie kwartier later op de zelfde plaats terechtgesteld.

   

Bijlage III

  
Natzweiler-Struthof, gelegen in de Vogezen in Frankrijk, op 31 km ten zui­den van Straatsburg, was vanaf mei 1941 opgericht nabij de DEST-steen-groeven. De 'bewoners' waren hoofdzakelijk NN-gevangenen uit Frank­rijk, België en Nederland. Naast het zware werk waren de medische expe­rimenten in verband met mosterdgas en ziekten als tyfus en geelzucht afschrikwekkend. Op 40.000 gevangenen vielen er 10 a 12.000 doden, geëvacueerd op 2.9.1944, op 23.11.1944 bevrijd.
  

  

Beknopte bibliografie

   

Deel I

BERNARD Henri, Histoire de la résistance européenne, Marabout Université, Verviers, 1968, 283 p.

BERNARD Henri, l'Armée Secrète 1940-1944, Duculot, Parijs-Gembloux, 1986, 318 p.

BOURGUET Jean, Histoire de la 31e Cie de l'armée belge des Partisans, PL édition, Tilff, 1983, 223 p.

BUTLER Rupert, Gestapo - the truth behind an evil legend, Hamlyn Paperbacks, Londen, 1981, 319 p.

CHARLES Jean-Léon en DASNOY Philippe, Les Dossiers secrets de la police allemande en Belgique, 1940-1942, Ed. Lucien de Meyer, Brussel, 1972, 217 p.

CHARLES Jean-Léon en DASNOY Philippe, Les Dossiers secrets de la police allemande en Belgique, 1942-1944, Ed. Lucien de Meyer, Brussel, 1972, 224 p.

De LAUNAY Jacques, La Belgique à l'heure allemande. La guerre et l'occupation 1940-1945, Paul Legrain, Brussel, 1977, 362 p.

DENUIT Désiré, Fernand Demany, Mousquetaire de la Résistance, Le Renaissance du Livre, Brussel, 1982, 191 p.

De LAUNAY Jacques en OFFERGELD Jacques, La vie quotidienne des Belges sous l'occcupation 1940-1945, Paul Legrain, Brussel, 1982, 286 p.

D'HAINAULT Brigitte en SOMERHAUSEN Christine, Dora 1943-1945, EPO, Berchem, 1992, 231 p.

GALLE Hubert en THANASSEKOS Yannis, La Résistance en Belgique, J.M.Collet, Brussel, 1979, 125 p.

GERARD Hervé, La Résistance belge face au Nazisme 1940-1945, J.M. Collet, Brussel, 1995, 127 p.

GERARD Jo, GERARD Hervé en RENS Gustave, Se battre pour la Belgique 1940-1945, Ed. J.M. Collet, Brussel, 1984, 440 p.

GERARD-LIBOIS J. en GOTOVITCH José, L'An 40: La Belgique occupée, CRISP, Brussel, 1971, 517 p.

HAFFNER Sebastian, Duitsland 1939: Jekyll & Hyde, uitgeverij Jan Mets, Amsterdam, 1999, 231 p.

LOUYET Paul, België in de Tweede Wereldoorlog, 4: het verzet, De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen/Amsterdam, 1984, 93 p.

NOAKES Jeremy en PRIDHAM G, (red.), Nazism 1919-1945, vol.2: State, Economy and Society 1933-1939, University of Exeter Press, Exeter, 2000, 433 p.

REES Laurence, The Nazis - a warning from history, bbc books, Londen, 1997, 256 p.

ROCHETTE Daniel en VANHAMME Jean-Marcel, Les Belges à Buchenwald, Pierre De Meyere, Brussel, 1976, 417 p.

RÜRUP Reinhard (red.), Topography of terror - Gestapo, ss and Reichssicherheitshauptamt on the 'Prinz-Albrecht-Terrain' - a documentation, Verlag Willmuth Arenhövel, Berlijn, 1989, 237 p.

SHIRER William L., The rise and fall of the Third Reich, Crest Books, New York, 1962, 1599 p.

STRUBBE Fernand, Geheime Oorlog, Lannoo, Tielt, 1992, 558 p.

TANHAM George K., Contribution à l'histoire de la résistance belge 1940-1944, Presses Universitaires, Brussel, 1971, 205 p.

TAYLOR James en SHAW Warren, Dictionary of the Third Reich, Penguin Books, Hammondsworth, 1997, 341 p.

UGEUX William, Histoires de Résistants, uitgeverij Duculot, Parijs-Gembloux, 1979, 201 p.

VAN DEN BERGHE Gie, Met de dood voor ogen, EPO, Berchem, 1987, 535 p.

VAN DE VIJVER Herman, VAN DOORSLAER Rudi en VERHOEYEN, Etienne, België in de Tweede Wereldoorlog, 6: het verzet, uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 1988, 111 p.

Van NUFFEL Herman, Belgisch Nürnberg 1945-1952 De vervolging van Duitse oorlogsmisdadigers in België, uitgeverij De Krijger, Erpe, 1997, 64 p.

VERHOEYEN Etienne, La Belgique Occupée de l'an à la Libération, De Boeck Université, Brussel, 1994, 611 p.

VERHOEYEN Etienne, VAN MEERBEECK Philippe, VAN DE VIJVER Herman en VAN DOORSLAER Rudi, De tijd der vergelding en het verzet - Lexicon, Instructieve Omroep, Brussel, 1988, 95 p.

WELSH Marc, België door de ogen van de nazi's. De bezetting gezien door de Propaganda-Abteilung, Roularta Books, 1999, 127 p.

WILLEQUET Jacques, La Belgique sous la botte - Résistances et collaborations 1940-1945, Editions Universitaires, Parijs, 1986, 383 p.

 

Deel II

 

8 MEI COMITE Mechelen, Herdenking 25.5.2002, programmaboekje.

ADRIAENS W. en PUTTEMANS J., Partizanenkorps 037, 1984, 166 p.

ADRIAENS Ward, Kroniek van de Witte Brigade-Fidelio, sector 26, Lier, 1983, 28 p.

ADRIAENS Ward, Partizaan Frans Storms, Nioba uitgevers, Antwerpen, 1988, 214 p.

BAEYENS Victor, In de Schaduw van de Galg, s.d., 109 p.

BAEYENS Victor, De Lijdensweg in Breendonk, s.d., 102 p.

BEECK Désiré, De weg naar de vrijheid duurde 1353 dagen, s.d., 67 p.

BUELENS R., De Concentratiekampen en de Gedetineerden, NCPGR Mechelen, 1970, 79 p.

DEBOOSERE Sabine, Mechelen in de Tweede Wereldoorlog, Lannoo, Tielt, 199O.

COMMISSIE VOOR DE HISTORIEK VAN DE WEERSTAND, Guldenboek van de Belgische Weerstand, Uitgave Leclercq, Brussel, s.d., 430 p.

DE SEYN Eug., Geschied- en Aardrijkskundig woordenboek der Belgische gemeenten, Delen I en II, A. Bieleveld, Brussel, s.d., 1573 p.

DE ZAEGER Piet, Lier bezet en bevrijd, Acco, 1995.

DE WAEL Patrick, De Laatste Getuigen, Bulletin Trimestriel de la Fondation Auschwitz : Dossiers: Pardon et Réconciliation? Un musée de l'holocauste en Flandre, nr.76-77, jullie-december 2002, pp.77-81.

DROESBEKE C.J., La Valse dans l'Ombre, s.d., 38 p.

d'UDEKEM d'ACOZ, Voor Koning en Vaderland, Lannoo, Tielt, 2003, 488 p.

GYSEMANS Caroline, Politieke gevangenen in Mechelen tijdens de Tweede Wereldoorlog, licentiaatsverhandeling 1998-1999, K.U.L., 173 p.

JONCA Karol en KONIECZNY Alfred, Nuit et Brouillard NN, Souvenir de la Déportation NN, Draguignan, 1981, 581 p.

DE BROCK Walter, Désiré Bouchery, 20 eeuwen Vlaanderen, deel 14, Heideland-Orbis NV, Hasselt, 1976, pp.267-270.

LAMBRECHTS René, Wir Muselmanner, 2de uitgave, s.d., 253 p.(1e ed. 1946).

LEVY Paul M.G., et al., Helden en Martelaren 1940-1945 De gefusilleerden, J. Rozez NV, Brussel, s.d., 543 p.

MAMPAEY Tjen, De Zwarte Hand, EPO, Berchem, 1993, 108 p.

MICHOTTE Georges, A l'ombre de la guillotine 1940-1945, Michotte, Brussel.

VAN BRUSSEL Louis, Partizanen in Vlaanderen, Acco, Leuven, 4de herdruk 1977, 285 p.

VAN ENGELAND Dirk, Duffel tijdens de Tweede Wereldoorlog, Duffelse Heemkring, Duffel, 2001, 232 p.

VIVIJS Staf, Onder Duitse knoet, De Cuyper, Dendermonde, 1985, 263 p.

 

  

Namenlijst

Donkerblauw: met biografie, lichtblauw: opname in lijst
  
ACKERMAN Leo
ACKERMAN Raymond
AERTS Joanna Maria
AERTS Joannes
AERTS Josepha
AERTS Frans
ANDRIES Frans
BAECKELMANS Gust. Joz.
BAL Jan
BAL Maria
BASTAENS Paul 
BASTIJNS Richard
BEL Alfons
BERVOETS Ludovicus
BETERAMS Frans
BLAIRON Eugène
BOSSIROY Eugène
BOUCHERY Desiderius
BUDTS Jozef
BUS Armand
BUYSSCHAERT Emile
CABUY Albert
CALLAERTS Frans Adriaan
CALLAERTS Jan
CALLAERTS Willem
CALUWAERT Georges
CAMPS Alfons Hubertus
CAREMANS Bernard

CHABOT Joseph
CHAPPEL Raoul
CHRISTIAENS Guy
CLAES Frederik
COENE Constant
COOL Josephus Leonardus
COOREMANS Camiel
CORNIL Jules
DAELEMANS Jan
DAES Achiel

DE BONDT Albert
DECAT Emile
DE CLERQ Kamiel
DE DONCKER Jan
DE GEYTER Etienne
DE GREEF Jules
DE HAES Paul Arthur
DE LEEUW Arthur Alfons
DE MAEYER Joannes
DE MEYER Constantinus
DE MOL Marcel
DE MOL Remy Leon
DE NEEFF Emile
DE NOEL Edgardus
DE PRINS Robert
DESSAIN Eric
DESOLEIL Elisabeth
DE SWERT Pieter
DE VEIRMAN Josephus
DE VIERMAN Alexander
DE VRIENDT Th., Polydorus
DE WEYER Georges
DE WINNE Antoon
DE WIT Petrus Isidor
DIELIS Clement
DOCKX Albert
DOCKX Alfons  
DOCKX Karel
DUBIN Petrus
DRAEYERS Jules
ELSEN August

EYCKMANS Lodewijk
FOSTE Antoon
FRANS Cornelius
FRIEDMANN Hendrik  
GEUNS Eugenius
GOOSSENS Lodewijk
GOOVAERTS Lodewijk
GULDENTOPS Jaak
GUWIE Zoë (Jozefa)
GYSEMANS Jan Baptist
HAESENDONCKX Frans
HAESENDONCKX Lodewijk
HAMMEL Leopold
HANSSEN Pierre
HENDERICKX Christian
HENDERICKX Pieter
HERMANS Josef

HERMANS Pauwel
HERMANS René Gommaar
HOFMANS Lodewijk Albert.
HUYSMANS Adolf
IMBRECHTS Bert
INDEGRACHT Andre
INDEGRACHT Maria
IWENS Jan
JANSSENS Augustinus
JANSSENS Josephus  
KEMPENAERS Corn. J., L.
KERCKHOFS Joseph
KERREMANS Frans

KOEK Ludovicus
LANDTSHEER Dominicus
LASSERONT Amaury
LAUWERS Frans
LEBEBVRE Cleophase
LECRON Georges
LEFEVRE Marcel
LENIE Albert
LEONARD Fernand
LIEKENS Frits  
LORET Willem
MAES Edmond
MARCHAL Joseph
MARIEN Frans
MARIS Georges
MARIS Jan
MATHIEU Maurice-Louis
MEEUS Lodewijk
MERTENS Désiré
MERTENS Urbain
MERTENS-VAN CRAEN M.

MEURIS Alfonse
MEYS Armand, Carolus
MEYSMANS Jean Edouard
MICHIELS Hendrik
MOENS Herman
MOEYERSOENS Alfons
MOORTGAT Alfons
NELISSEN Felix
NEUTJENS Jan
NIEUWELING Victor
OP DE BEECK Joan.-Josep.
PAREZ Roger
PATEET Corneel
PAUWELS Hendrik
PEETERS Albert
PEETERS Herman
PEETERS Jozef-Albertus
PELGRIMS Lodewijk
PELTZER Frederic
PENSAERT Leo
PIESSENS Firmin
PIETERS Maurice
PISCAER Frans
PISCAER Jozef
POCHET Etienne
POLFLIET Louis
POTUMS Georges
PROOST Theodoor
RENDERS Theodoor
RENIERS Emile
ROMBOUTS August
ROMBOUTS Corneel
ROMBOUTS Jan Alfred
ROMBOUTS Gustaaf
ROOTHOOFT Jules
RUYTS Frans Hubert
SACREAS Matheus Frans
SARENS Petrus Philemon
SCHARLAEKEN Pieter Lod.
SCHELKENS Leopold
SCHEPPERS de BERGST
SCHOOF Leo
SCHMITT Philippe
SELLESLAGHS Hendrik
SELS Jos Augustijn
SIMON Marcel
SMETS Frans
SOMERS Martha
SPIESSENS Hendrik Jaak
SPRIMONT Car. Jos. Rob.
STEUKERS Jozef, Jan
STEVENS Julia
SUETENS Henri
TEEUWS Ghislain Maurice  
TIELEMANS Albert
THEYS Frans
THIJS Jozef
THONET Pieter
THYS Joseph
TORFS Edouard
VAN ARKKELS Fr., Josse
VAN ASBROECK Emile
VAN BENEDEN Frans

VAN BENEDEN Jozef Hend.
VAN BOECKEL Karel
VAN BOECKEL Louis (LFJ)
VAN BOXMEER René
VAN DEN BRANDE Jo. Flor.
VAN DEN BIGLAER Fr. Cor.
VAN DEN HEUVEL Adolf
VAN DEN HEUVEL Edmond
VAN DESSEL Jozef
VAN DE ZANDE Leon
VAN DER AUWERA August
VAN DER AUWERA Georg.
VAN DER ELST Franciscus
VAN DER ELST Hendrik
VAN DER ELST Henricus
VAN DER HEYDEN Alex.
VAN DER KINDEREN Franc.
VANDERPOORTEN Arthur
VAN ESSCHE Josephus
VANDESSEL Jozef
VAN GELDER Emiel Frans
VAN GILS Jean
VAN GUCHT Carolus Lud.
VAN HERCK Jan, Bap. Fr.
VAN HOEYMISSEN Leopold
VAN HORENBEEK Jan
VAN HOOF Albert
VAN HOOF Laurent
VAN HOOF Willem
VAN HUMBEECK Jan
VANKESBEECK Oscar
VAN LENS Lodewijk
VAN LOEY Sylvain
VAN LOOY Jules
VAN MUYLDER Frans
VAN OBBERGEN Pieter-Jan
VAN OOST Albert
VAN OVERSTRAETEN Fr. L.
VAN ZAELEN Corneel
VAN ZAELEN Petrus
VAN ZAELEN Willem
VERBEECK Alfons
VERBEECK Joannes
VERBELEN André

VERBELEN Jozef Frans
VERHAEGEN Georges
VERHAVERT Josephus
VERHOEVEN Josephus
VERHOFT Emiel
VERHOLEN Georges
VERMAESEN Jozef
VERMEYLEN Gustaaf Lod.
VERSCHAEREN Marcel
VERSCHUEREN Jan
VERSLUYS Henri
VERSTAPPE Raymond
VERSTRAETEN Pieter
VERTOMMEN Ludovicus
VERVLOET Gommaar Lod.
VINCENT Jean
VINCKE Josephus
VONCKX Julius
WAUTERS Jules
WINDEY Prosper Bened.
WYBOU Marcel