Regine Krochmal, verpleegster, Joods verzet - overlevende XX-ste konvooi

Getuigenis overgenomen van de 
Heemkundige kring Ravensteyn
Boortmeerbeek over het XX-ste konvooi

Op een avond zijn Bob, Harry, de verzetsgezellen en ikzelf ons verzetsblaadje aan het stencilen. Midden in de nacht valt de Gestapo het gebouw binnen. Vliegensvlug worden de stencilmachine en de bladen zo goed en zo kwaad als het gaat weggeborgen. Mijn twee gezellen slagen erin te ontkomen. Om te voorkomen dat de flat wordt doorzocht, geef ik dadelijk mijn joodse afkomst toe. Samen met andere joden word ik onmiddellijk per vrachtwagen naar het nr. 453 aan de Louizalaan gebracht, naar de zetel van de Gestapo. Het is 20 januari 1943.

Regine met haar Partizanercompagnie „Osterreicher Freiheit Front“ -  september 1944

Enkele dagen later word ik naar Mechelen gebracht, naar de Dossin-kazerne. Scheldwoorden (“Schweine Juden”), stokslagen, gebrul, ... Zo worden we onthaald in Mechelen. Bij onze aankomst worden we naar een zaal gebracht waarin een rij tafels opgesteld staat. Achter iedere tafel staat een gevangene. Terwijl wij één na één langzaam voor de tafels doorlopen, worden ons systematisch alle persoonlijke voorwerpen ontnomen: identiteitspapieren, geld, foto’s, juwelen, bagage, sleutels, … Ook onze identiteit wordt ons ontnomen. Voortaan ben ik gewoonnr. 263.

Wat een beklemmende angst lag over ons die 19de april 1943. Van slapen is die nacht voor het vertrek uiteraard geen sprake. Daarvoor is de onzekerheid over wat ons te wachten staat te groot. Wat wordt het? Beter? Werk misschien? Of nog erger dan hier? De twijfel knaagt.

Vroeg in de morgen staan de beestenwagons klaar. Als verpleegster word ik aangewezen voor de ziekenwagon, samen met een jonge dokter. Nog voor ik in de wagon stap, komt Dokter Bach, een Duitse jood die verantwoordelijk is voor de gezondheid van de gevangenen in de Dossin-kazerne, naast mij lopen en stopt mij tersluiks een lang mes in de hand. Ik kan het nog net in de plooi van mijn verpleegstersmantel wegmoffelen, terwijl hij me dwingend toefluistert: “Zorg dat je hoe dan ook kan ontsnappen. Jij en al die sukkelaars zijn bestemd om vergast en verbrand te worden.”

Ik ben vaster dan ooit besloten een ontsnapping te wagen. Een SS-man stopt me een vlaggetje in de hand. Dat moet ik tussen de tralies van het raam doorsteken om ieder overlijden of iedere ontsnappingspoging te signaleren. Direct na het sluiten van de deuren spreek ik de jonge dokter aan die ook aangeduid werd voor de zieken te zorgen. Ik vertel hem dat ik van het verzet ben en dat ik mijn taak wil verder zetten en ik spoor hem aan ook de trein te ontvluchten. Hij weigert. “Als geneesheer is het mijn plicht de zieken bij te staan en niet ze te ontvluchten.” Hij redeneert zoals in vredestijd. Ik dring niet langer aan en begin de tralies voor het raam door te zagen met het gekregen mes. Gelukkig zijn die maar van dennenhout.

Régine in sept 1944

De trein vertraagt, ik spring …en de trein stopt. Geratel van handmitrailleurs … woest gebrul van Duitsers. Vermoedelijk zijn er nog andere ontsnappingspogingen. Ik druk me met alle kracht tegen -of is het in- de grond en verlies alle notie van tijd. Roerloos blijf ik liggen … durf nauwelijks te ademen. De minuten gaan voorbij alsof het uren waren. Plotseling zet de trein weer aan.

Behoedzaam kom ik overeind … het mes in de hand. Het huisje van een overwegwachter is vlakbij. In dat huisje zit een jongeman. Ik sluip tot bij hem en vertel hem dat ik joods ben, dat ik uit de trein gesprongen ben en dat ik hulp nodig heb.

Zonder ook maar iets te antwoorden legt hij zijn vinger op zijn mond om me duidelijk te maken dat ik moet zwijgen. Hij neemt me bij de arm en brengt me naar een weide achter het station waar een aantal hooimijten staan. Vliegensvlug duwt hij mij in een van die hooimijten en dekt me toe met hooi. IJlings rent hij terug naar zijn huisje.

Ik hoor de Duitsers met hun honden naderen. Mijn redder geeft hen gemoedelijk te drinken en verzekert hen dat hij niets verdachts heeft gezien. De Duitsers lijken niet gehaast: pratend, drinkend, rokend blijven zij er rondhangen tot ze er uiteindelijk vandoor gaan.

Als de kust veilig is, haalt de overwegwachter me uit mijn schuilplaats. Hij geeft mij te eten en vertelt me dat verderop, een twintigtal minuten lopen, een halte ligt van de tram die van Haacht naar Brussel rijdt. Ik loop tot de eindhalte van de tram en zo beland ik ten slotte op het Rogierplein in Brussel.

Uit: Het moet verteld worden zodat de herinnering van de moed tegenover afgrijselijkheid nooit vergeten wordt. Getuigenis betreffende de Dossin-kazerne en het XX-ste konvooi, van Regine Krochmal (Eigen uitgave 1995).

Regine in december 2001

Regine Krochmal wordt voor een tweede maal gevangengenomen. Eerst wordt ze opgesloten in het Fort van Breendonk. Drie dagen later belandt ze weer in de Dossin-kazerne. Daar wordt ze opgesloten in een van de cellen die bestemd zijn voor politieke gevangenen. Ze wordt door gevangenen bevrijd op 3 september 1944.

Regine leeft in Brussel en is 81 jaar oud (in 2001) - 3 september 2001