Heylen, Martin & Van Hulle, Marc
Getuigenissen uit de koncentratiekampen, Eeklo, 1992

Paula Theunis

 

"Bent u de vrouw van Gust ?"
"Neen, ik ben zijn dochter..."
( Paula Theunis)

 

GvdB 1262  Vernoemde namen  Kampen

"Niet de honger, de harde aanpak of het totale gebrek aan hygiëne waren voor mij het ergste in Ravensbrück. Neen, ik zag het meest af van de voortdurende vernederingen die wij, vrouwen, er in "L'Enfer des Femmes" moesten ondergaan. De Duitsers namen elke kans te baat om ons onze moeizaam bijeengehouden waardigheid beetje bij beetje af te nemen. Er ging haast geen dag voorbij of we moesten ons compleet naakt aan hun vernederende blikken tonen. Die kleinering gebeurde al van bij de aankomst in Ravensbrück: nadat we pas in barakken waren ondergebracht, werden we plots opgetrommeld om in een gebouw, elders in het kamp, poedelnaakt in rijen te gaan staan. Ik herinner me nog scherp de schroom die ik als 18-jarige voelde, toen we stap voor stap in een eindeloos lange gang moesten aanschuiven. Aan het eind van de gang begon een hofpaadje, en aan het eind daarvan stond een houten tafel waarachter een aantal mannelijke en vrouwelijke bewakers had plaatsgenomen. Toen ik naakt voor hen verscheen, vroegen ze mij enkel om mijn mond te openen zodat ze mijn keel eens konden onderzoeken. Dààrvoor moesten we al onze kleren afleggen, dààr beleefden ze plezier aan en die vernederingen hebben me het meest geraakt als jonge vrouw."

De reis naar de vrouwenhel begon voor Paul a Theunis in de nacht van 17 januari 1944 toen ze, in het ouderlijk huis, samen met haar moeder Louisa Vanhaeren, die er een café uitbaatte, en haar zus Margriet door de Gestapo uit bed werd gelicht. Het café van moeder Theunis was zowat het vaste adres van de witte brigade en Paul a zelf was koerierster. "Ik was me wel bewust dat die geheime activiteit gevaren inhield, maar dat ze me zo'n gruwelijke episode in mijn leven zou opleveren, dat besefte ik toen niet," zegt Pa ul a nu. Vader Gust Theunis was op het moment van de aanhouding van zijn gezin aan het werk in de mijn. De man werd later aangehouden, verhoord, maar wegens gebrek aan bewijzen weer vrijgelaten.

Paul a werd samen met haar moeder en zuster naar de Feldgendarmerie op de Hasseltse Havermarkt gebracht, waar ze onmiddellijk hardhandig werden ondervraagd over de activiteiten van het verzet. Meteen besefte ze dat het menens was en dat ze op haar tellen zou moeten passen. Paul a werd in Hasselt een achttal dagen vastgehouden, gescheiden van moeder en zuster. Nadien zagen ze mekaar terug in de Kriegswehrmachtgefangnis in de Antwerpse Begijnenstraat, waar ze tot eind mei verbleven maar waar ze niet meer aan de tand werden gevoeld.

Eind mei 1944 vertrok Paul a Theunis met honderden andere vrouwen richting Ravensbrück. Het transport gebeurde wel in reizigerstreinen, maar de situatie was daarom niet minder schrijnend en weerzinwekkend: de reis verliep traag, er was nauwelijks eten of drinken en er heerste een enorme stank in de wagons, want doorgaans moest de ontlasting gewoon ter plaatse gebeuren. Dit totale gebrek aan hygiëne zou slechts een voorsmaakje zijn van wat Paul a in Ravensbrück zelf te wachten stond.

Na een dagenlange, lastige treinreis arriveerde de groep met moeder en dochters Theunis in Ravensbrück, ook wel "L'Enfer des Femmes" genaamd. Ravensbrück, dat in 1938 werd opgericht, was het enige concentratiekamp dat uitsluitend voor vrouwen was voorzien. De gevangenen werden tot de zwaarste dwangarbeid gedwongen in Ravensbrück of in één van de bijkampen. Er werden vrouwen doodgeschoten, opgehangen of doodgeslagen. Anderen werden met gifinjecties gedood of stierven na beestachtige medische experimenten, die trouwens ook op kinderen werden uitgevoerd. Pasgeborenen werden verdronken, gewurgd of na de geboorte eenvoudigweg in een emmer gesmeten om te sterven, doorgaans in het bijzijn van de machteloze moeder. Ravensbrück bezat een crematorium en een gaskamer. In totaal werden er 132.000 gevangenen geregistreerd en zowat 92.000 daarvan zijn om het leven gekomen.

"We hadden er hoegenaamd niet het minste benul van wat ons daar zou overkomen," vertelt Paul a. "We vermoedden wél dat we naar een allerminst prettige plaats vervoerd werden en tijdens het treintransport hadden we gretig gebruik gemaakt van het voedselpakket dat we bij ons vertrek uit Antwerpen van thuis hadden toegestuurd gekregen. Ik herinner me dat ik met mijn tanden een doosje sardienen heb opengebeten om dat voedsel nog gauw te kunnen opeten."

Toen de gevangenen af de trein en in het kamp werden gejaagd door dreigende SS'ers en bijtgrage honden, moesten ze onmiddellijk al hun bezittingen afgeven. Ze werden tevens bevolen om, voor het eerst maar lang niet voor het laatst, hun kleren uit te trekken. Na de industrieel aangepakte was- en scheerbeurt en de luizencontrole kreeg de groep vrouwen hun gestreepte kampkledij toegeworpen.

De pas aangekomenen van Ravensbrück werden ook onderworpen aan een gynaecologisch onderzoek, door allen als een erg gênante ervaring omschreven. "Maandstonden kregen we al een poos niet meer, daarvoor waren we te ferm verzwakt. Ik denk ook dat ze wat in ons drinken mengden om de bloedingen te stoppen. Ikzelf was niet het slachtoffer van medische experimenten, maar mijn zuster kreeg er wel enkele inspuitingen in haar dijen. Toen wisten we niet waartoe die dienden, maar geruime tijd na haar thuiskomst werd het duidelijk. Ze kon plots niet meer zitten zonder pijn te hebben en toen ze hiermee bij haar huisdokter ging klagen, ontdekte hij dat in haar beide billen een soort zakjes met hard geworden product waren ingespoten..."

Al bij al hadden de Beverlose vrouwen bij dat intieme onderzoek nog geluk, want de kamparts van Ravensbrück had er een praktische en snelle sterilisatiemethode ontwikkeld. Volgens de nazi-ideologie telden bepaalde vrouwen niet mee in de maatschappij: zigeunerinnen, Duitse vrouwen die met joden sliepen, jodinnen en politieke gevangenen. Die moesten allen belet worden zich nog voort te planten en dienden dus gesteriliseerd te worden.

Paul a Theunis gruwelt ook wanneer ze terugdenkt aan het totale gebrek aan hygiëne in het vrouwenkamp. Een vrouw is daar gevoeliger voor dan een man: in de barakken zonder vensters hing een ondraaglijke stank; het pad naar het toilet was één bloedspoor omdat de bloedafgang, een gevreesde kampziekte, meedogenloos toesloeg; de toiletten zelf waren één kille drekpoel. "We konden er ons slechts wassen als er water voorhanden was, en dat was zeldzaam. En als we eens onze kleren een wasbeurt konden geven, moesten we er blijven bijstaan tot ze droog waren, anders werden ze gestolen..."


“In de barakken en wasplaatsen was een totaal gebrek aan hygiëne.”
Op de foto een beeld uit de vrouwenbarakken van Birkenau.

Eind juni 1944, na een verblijf van ruim 4 weken, mochten Paul a en haar moeder en zus het vreselijke Ravensbrück verlaten en de vrouwenhel de rug toekeren, een lot dat tienduizenden vrouwen nooit werd toebedeeld. De Theunissen werden naar het bijkamp in Neubrandenburg overgebracht, waar het regime wat draaglijker was. "Maar werken moest je overal en honger had je ook overal," zegt Paul a over die periode. "In Ravensbrück kregen we per dag 125 gr brood en één pot zogenaamde soep, in Neubrandenburg hadden we slechts de helft om mee rond te komen..."

Paul a werkte in Neubrandenburg in een Siemens-fabriek waar onderdelen voor de V1 werden vervaardigd. Dat was bandwerk en als goede weerstanders zorgden Paul a en haar makkers geregeld voor sabotage. "Toen bleek dat er altijd montagefouten aan onze band gebeurden, werden we van plaats verwisseld, maar dat belette ons niet om verder te saboteren." Ze heeft nog duidelijk binnenpretjes als ze eraan terugdenkt.

In feite hadden we het in die fabriek, alle omstandigheden in acht genomen, nog niet zo slecht. Maar heel lang heeft dit min of meer te dragen leven niet geduurd, want op zekere dag viel de fabriek zonder materiaal. En toen werden we ingezet bij de bouw van een muur rond Neubrandenburg, een erg zwaar werk, zeker voor ondervoede vrouwen. Ik moest zakken cement van 50 kg aansleuren naar de mortelplaats, terwijl ik zelf nog slechts 28 kg woog. Die zakken wogen dus het dubbele van mezelf..."

Later werd Paul a opgedragen om een weide om te spitten, maar ook dat was arbeid die haar povere krachten te boven ging. "Ik kan niet spitten," zei ik, "ik heb tot juni '43 op de schoolbanken gezeten. Op die momenten heb ik het echt kwaad gehad, en dan denk je maar aan één zaak meer: in leven blijven en thuis geraken. Ondertussen had ik wel mijn moeder en mijn zuster naar het Revier zien verdwijnen: Margriet was in coma geraakt, uitgeput door het wateroedeem dat haar dikke armen en benen bezorgd had. Het heeft haar zeer veel wilskracht gevergd om er weer bovenop te geraken: "Mijn vet en vlees mogen de Duitsers hebben, maar mijn vel en benen neem ik weer mee naar huis," zei ze..."

Paul a's moeder was totaal uitgeput en leeggewerkt in het Revier terecht gekomen. "Ik heb haar op een bepaald moment dood gezien," herinnert Paul a zich nog scherp. "Maar ook zij heeft zich er doorheen gesparteld en is teruggekeerd." Paul a's moeder en zuster werden na de bevrijding uit het lazaret gehaald door het Rode Kruis dat hen via Zweden repatrieerde. Ze kwamen in juli 1945 terug in Beverlo aan. Paul a's moeder vertelde nadien steeds dat ze in Zweden de mooiste dag van haar leven kende, toen ze na een grondige wasbeurt met warm water en goed ruikende zeep in een zacht bed met propere witte lakens werd gestopt. Eindelijk weer eens netjes...

"Op 27 april l945 moesten we plots verzamelen om in kolonne het werkkamp te verlaten. De bevrijdende troepen naderden hoorbaar en toen we omstreeks 18 u het kamp buitenstapten, was dat om uit Russische handen te blijven. Ik heb nog geprobeerd om aan die mars te ontsnappen door me te verbergen bij mijn zus in het lazaret, maar die poging mislukte. We hebben die eerste avond en nacht ruim 8 uur gewandeld, gestrompeld eigenlijk. Pas omstreeks 2 u mochten we aan een bos halthouden en een paar uur uitrusten. Om 7 u werden we wakkergeschreeuwd en nu duurde onze mars tot 's avonds vooraleer er een rustpunt kwam. We hadden gemerkt dat tijdens het stappen al enkele vrouwen ontsnapt waren. De Duitse bewakers werden immers wat zenuwachtiger, want ook zij hoorden de Russische kanonnen bulderen. "Iwan is da !" hoorde ik hen zeggen. Om hun angst wat te verbergen, liquideerden ze enkele gevallen vrouwen uit onze groep. Het waren niet de eerste, maar ook niet de laatste slachtoffers van die mars uit Neubrandenburg. Omdat die moordende willekeur toenam en omdat we eigenlijk toch niks te verliezen hadden, zijn we bij valavond met een groepje van zeven vrouwen in een sloot langs de kant van de weg gesprongen. We sleurden wat takken over ons heen en lieten, met het hart bonkend in de keel, de kolonne passeren. En de trieste stoet trok voorbij..."

Paul a Theunis en de vrouwen die met haar waren ontsnapt, zetten het daarna op een lopen. Toen ze zich na een poos uitgeput aan een boom lieten neervallen, sliepen ze allen haast onmiddellijk in. "We werden 's ochtends gewekt door een landbouwer," weet Paul a nog. "We hadden allemaal zo diep geslapen dat niemand van ons had gevoeld dat het die nacht een hele tijd geregend had en nochtans sliepen we onder de blote hemel..."

De groep trok nadien in een lege Duitse boerderij in, wachtend op de Russische bevrijders. Later ontmoetten ze een aantal Belgische krijgsgevangen soldaten met wie ze de terugkeer naar België inzetten. Op 10 dagen tijd marcheerden ze zo'n 300 km, wat gezien de zwakke toestand van de vrouwen een enorme prestatie mag genoemd worden. De groep voedde zich met wat ze op de boerderijen aan eetbaars terugvonden en toen ze in Lüneburg arriveerden, werden ze op een trein naar België gezet. Op 23 mei l945 keerde Paul a Theunis terug naar huis en van dat moment herinnert ze zich nog een schrijnende anekdote die heel goed haar fysieke toestand van dat ogenblik weergeeft. "Ik reed naar Beverlo terug met de mijnwerkerstrein, een trein die mijn vader ook dagelijks nam. Toen ik in Beverlo uitstapte kwam één van de mijnwerkers op me toegestapt en hij vroeg: "Bent u soms de vrouw van Gust ?" Ik keek hem aan en antwoordde: "Neen, ik ben zijn dochter..." !" Paul a Theunis was toen l9.

Het terugzien van vader was heel aandoenlijk, temeer omdat men nog niks afwist van Paul a's moeder en zuster. Zij zouden pas in juli via Zweden naar huis komen. "Bij mijn thuiskomst nam ik eerst en vooral een lang bad: warm water en zeep, dat kende ik haast niet meer. Daarna nam vader me onmiddellijk mee naar de huisdokter die me van top tot teen onderzocht. Die zei dat ik eerst moest proberen mijn maandstonden terug te krijgen en die kwamen er na een paar weken terug door: ik herinner me dat ik dat moment heel gespannen was, maar dat die zenuwachtigheid van me afviel toen ik mijn eerste bloeding kreeg. Het was alsof ze een kraan openzetten. De dokter had me ook opgelegd om niet veel, maar vaak te eten. Zo peuzelde ik acht maal daags kleine stukjes, en omdat ik van alles weer eens wilde proeven, ben ik rap gerecupereerd."

"Ja ik ben sindsdien al naar Ravensbrück en Neubrandenburg teruggekeerd en de eerste maal heeft me dat geweldig aangegrepen. Het ergste vond ik de vaststelling dat van ons werkkamp in Neubrandenburg niks meer is overgebleven. Enkel een gedenksteen herinnert nog vaag aan het leed dat daar is geleden. Ik heb er een tuil bloemen neergelegd, maar ben sindsdien niet meer teruggeweest."

Paul a Theunis verwerkte haar kampervaringen grotendeels door de hechte vriendschapsbanden die onder de politieke gevangenen bestaan. Ook haar echtgenoot zaliger moedigde Paul a aan om naar bijeenkomsten en plechtigheden te gaan: "Op de duur leer je erover praten, maar het blijft een hele opdracht."  

"De vrouwelijke bewakers waren beestachtiger dan hun mannelijke collega's !"

Het merendeel van de bewakers en officieren in het vrouwenkamp Ravensbrück was vrouwelijk, maar dat garandeerde allerminst een zachtere behandeling. De meesten die in Ravensbrück passeerden, zijn het erover eens: de vrouwelijke bewakers waren beestachtiger en sadistischer dan hun mannelijke collega's. "De mannelijke kampbewakers waren meestal oudere frontsoldaten, omdat de SS'ers ten strijde waren geroepen. Maar het SS-regime werd door de vrouwen-in-uniform gehandhaafd. Zo heb ik een bewaakster een Frans meisje verrot zien slaan omdat het met haar lepel het onderste diksel uit de Kübel (eetpotten) had proberen scheppen. Ikzelf kreeg van zo’n helleveeg een schop in de rug bij het verlaten van onze barak. Ik viel van de trap en mijn elleboog werd erdoor ontwricht."                                                                   :

Vernoemde namen

Louisa Vanhaeren
Theunis Gust
Theunis Matrgriet

Kampen en Gevangenissen

Hasselt
Antwerpen
Ravensbrück
Neubrandenburg